Overslaan en naar de inhoud gaan


Artikel 68: Mandaat: benoemingen, verantwoordelykheden

Artikel 68

De Departementale Bestuuren hebbende aanstelling der Leden van derzelver Gerechtshoven, en voorts van alle Amptenaren en Bedienden tot de huishoudelyke Administratie der Departementen benodigd; zij hebben mede het toezigt over het behoorlijk onderhoud van alle Dyken, Waterwerken, Wegen, Bruggen en dergelyken, welke door onderscheidene gemeenten, Collegiën of Particulieren onderhouden of bekostigd moeten worden.

Ontwikkeling artikel

1798

Het Uitvoerend Bewind bedient zig, ter volbrenging zijner verschillende werkzaamheden, van de volgende agt Agenten, als:

Eén van Buitenlandsche Betrekkingen;

Eén van Marine;

Eén van Oorlog;

Eén van Financie;

Eén van Justitie;

Eén van inwendige Policie en toezigt op den staat, van Dijken, Wegen en Wateren;

Eén van Nationaale Opvoeding, waaronder begrepen is de Geneeskundige Staatsregeling, de vorming der Nationaale Zeden, en de bevordering van het openbaar Onderwijs, en van Konsten en Wetenschappen;

Eén van Nationaale Oeconomie, zig uitstrekkende tot Koophandel, Zeevaart, Visscherijen, Fabrieken, Trafieken, Landbouw, en alle andere middelen van bestaan.

1801

De Departementale Bestuuren hebbende aanstelling der Leden van derzelver Gerechtshoven, en voorts van alle Amptenaren en Bedienden tot de huishoudelyke Administratie der Departementen benodigd; zij hebben mede het toezigt over het behoorlijk onderhoud van alle Dyken, Waterwerken, Wegen, Bruggen en dergelyken, welke door onderscheidene gemeenten, Collegiën of Particulieren onderhouden of bekostigd moeten worden.

1806

De Departementale Besturen zijn belast met het doen uitoefenen der Wetten en bevelen, welke aan hun van wegens het Gouvernement worden gegeven.

1814

Het gezag en toezigt der Staten betreffende den Waterstaat hunner Provinciën of Landschappen, wordt bij het zevende hoofdstuk bepaald.

1814

De leden en ministers van den Hoogen Raad en provinciale Geregtshoven, benevens de Procureurs Generaal bij dezelve, worden voor hun leven aangesteld. De tijd der bediening van alle andere regters wordt bij de wet bepaald.

Geen regter mag gedurende den tijd zijner bediening van zijnen post worden ontslagen, dan op eigen verzoek of bij regterlijk vonnis.

1814

De werkzaamheden der Staten worden, behoudens de voorschriften daaromtrent bij deze grondwet vastgesteld, geregeld door zodanige bepalingen, als zij noodig oordeelen, en door den Souvereinen Vorst, in geval van goedkeuring, bekrachtigd worden. Zij maken hun eerste werk van het ontwerpen dezer reglementen.

1814

Dezelve Staten worden belast met de uitvoering der wetten en bevelen omtrent de bevordering van godsdienst, openbaar onderwijs en armbestuur, de aanmoediging van den landbouw, den koophandel, de fabrieken en trafieken, en voorts omtrent alle andere zaken tot de algemeene belangen betrekkelijk, welke aan hen, te dien einde, door den Souvereinen Vorst worden toegezonden.

1815

De provinciale Staten hebben het toezigt over alle andere in het vorig artikel niet bedoeld waterwerken, mitsgaders de kanalen, vaarten, meeren, plassen, wegen en bruggen, binnen hunne Provincie, welke worden beheerd en bekostigd door kollegiën, gemeenten of particulieren. Zij zorgen, dat die werken behoorlijk worden gemaakt en onderhouden.

1815

De leden en ministers van den Hoogen Raad de provinciale Geregtshoven, en criminele Regtbanken, benevens de Procureurs-Generaal en Hoofd-officieren bij dezelven, worden voor hun leven aangesteld. De wet regelt den tijd der bediening van andere regters en regterlijke ambtenaren.

Geen regter mag gedurende den bepaalden tijd zijner bediening, van zijnen post worden ontslagen, dan op eigen verzoek of bij regterlijk vonnis.

1815: art 145, 1840: art 219, 1840: art 184, 1840: art 143
1848

De Provinciale Staten hebben binnen hunne provinciën het toezigt op alle wateren, bruggen, wegen, waterwerken en waterschappen; zij zijn bevoegd, onder goedkeuring des Konings, in de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, behoudens de bepalingen der twee voorgaande artikelen, veranderingen te maken en nieuwe vast te stellen. De besturen dezer waterschappen kunnen aan de Staten daartoe voordragten doen.

1848

De leden en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad, de leden van de geregtshoven, zoo die er zijn, en van de regtbanken van eersten aanleg worden voor hun leven aangesteld.

Al dezen en de zoodanigen, die voor een bepaalden tijd zijn aangesteld, kunnen worden afgezet of ontslagen door regterlijke uitspraak, in de gevallen in de wet te bepalen. Zij kunnen op eigen verzoek, door den Koning worden ontslagen.

1848

De Staten worden belast met de uitvoering der wetten en koninklijke bevelen, betrekkelijk tot die takken van algemeen binnenlandsch bestuur, welke de wet zal aanwijzen, en zoodanige andere bovendien, welke de Koning goedvindt hun op te dragen.

1887

De Staten der provinciën hebben het toezigt op alle waterstaatswerken, waterschappen, veenschappen en veenpolders. Nogtans kan de wet het toezigt over bepaalde werken aan anderen opdragen.

De Staten zijn bevoegd, met goedkeuring des Konings, in de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, veenschappen en veenpolders veranderingen te maken, waterschappen, veenschappen en veenpolders op te heffen, nieuwe op te rigten en nieuwe reglementen voor zoodanige instellingen vast te stellen.

Tot verandering van de inrigtingen of reglementen kunnen de besturen van die instellingen voorstellen aan de Staten der provincie doen.

1887

De leden van de regterlijke magt worden door den Koning aangesteld.

De leden van de regterlijke magt, met regtspraak belast, en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad worden voor hun leven aangesteld.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.

Op eigen verzoek kunnen zij door den Koning worden ontslagen.

Indien een college belast wordt met administrative regtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.

Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met regtspraak over personen, hoorende tot de zee- of landmagt of tot eenige andere gewapende magt, of met de beslissing van disciplinaire zaken.

1887

Wanneer de wetten of de algemeene maatregelen van bestuur het vorderen, verleenen de Staten hunne medewerking tot uitvoering daarvan.

1917: art 190, 1917: art 166, 1917: art 135, 1922: art 192
1922

De leden van de rechterlijke macht worden door den Koning aangesteld.

De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad worden voor hun leven aangesteld.

De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalden leeftijd ontslag wordt verleend.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.

Op eigen verzoek kunnen zij door den Koning worden ontslagen.

Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.

Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, hoorende tot de zee- of landmacht of tot eenige andere gewapende macht, of met de beslissing van disciplinaire zaken.

1922: art 135, 1938: art 198, 1938: art 173, 1938: art 137, 1948: art 199, 1948: art 173, 1948: art 137, 1953: art 206, 1953: art 180, 1953: art 144, 1956: art 206
1956

De leden van de rechterlijke macht worden door de Koning aangesteld.

De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden voor hun leven aangesteld.

De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalde leeftijd ontslag wordt verleend.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van de Hoge Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.

Op eigen verzoek kunnen zij door de Koning worden ontslagen.

Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.

Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.

Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, behorende tot de krijgsmacht of met de beslissing van disciplinaire zaken.

1956: art 144, 1963: art 206, 1963: art 180, 1963: art 144, 1972: art 206, 1972: art 180, 1972: art 144
1983
  1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
  1. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
  1. In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen.
  1. De wet regelt overigens hun rechtspositie.
1987: art 117, 1995: art 117, 1999: art 117, 2000: art 117, 2002: art 117, 2005: art 117, 2006: art 117, 2008: art 117, 2017: art 117, 2018: art 117, 2022: art 117