Overslaan en naar de inhoud gaan


Artikel 53: Beëdigingsceremonie; Eed

Artikel 53

In deze vergadering wordt door den Koning de volgende eed of belofte op de Grondwet afgelegd:

"Ik zweer (beloof) aan het Nederlandsche volk dat Ik de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven."

"Ik zweer (beloof), dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van den Staat, met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat Ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle Mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten te mijner beschikking stellen, zooals een goed Koning schuldig is te doen."

Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat beloof Ik!)"

Ontwikkeling artikel

1798

Niemand kan, als Lid van het Vertegenwoordigend Lichaam, zitting nemen, dan na, alvoorens, in handen van den Voorzitter der algemeene Vergadering, of, deze reeds uitééngegaan zijnde, in handen van den Voorzitter dier Kamer, van welke hij als Lid door de algemeene Vergadering verkozen is, te hebben afgelegd de volgende verklaaring:

"Ik beloof op mijne Burger-trouw, dat ik, als Lid van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, de Staatsregeling met all' mijn vermogen zal handhaven, en nimmer, op eenigerlei wijze, medewerken, of zal helpen besluiten tot eenig ontwerp, strekkende tot wederïnvoering van het Stadhouderlijk of Foederatief Bestuur, of ter begunstiging van Aristocratie of Regeeringloosheid, maar, met alle mijne magt, dit alles zal tegenwerken."

"Dit verklaar Ik."

1801

"Ik belove plechtiglyk, dat ik als Lid van het Staats-Bewind, achtervolgens de Staatsregeling, en de macht my by dezelve opgedragen,

  • de belangen des Bataafschen Volks met al myn vermogen zal helpen bevorderen:
  • deszelfs Regten, Hoogheid en Waardigheid zal helpen voorstaan:
  • de Onafhangelykheid van het Gemeenebest, en de Vrijheid der Ingezetenen, door alle gepaste middelen en wegen, zal helpen bevestigen, handhaven en verzekeren:
  • dat ik my oprechtelyk en naarstiglyk zal kwijten van alle de plichten, my in myne betrekking opgelegd, zonder my daarvan immer te laten wederhouden, om lief of leed, gunst of ongunst, beloften of geschenken, noch door eenige andere zaken;
  • en dat ik, op geenerlei wyze, zal helpen beramen of besluiten, noch gedogen, dat beraamd of besloten worde eenig ontwerp, afwykende van de Staatsregeling, of strekkende ter invoering van Erflyke Waardigheden, of strydende met eene Volksregeering by Vertegenwoordiging: maar integendeel, dat ik, wanneer eenige dergelyke onderneming ter myner kennis mogt komen, dezelve, met alle de macht, welke mij is aanvertrouwd, zal tegengaan en trachten te verhinderen."
1805
1806

De Eed des Konings luidt aldus:

1814

De Souvereine Vorst legt, bij het aannemen der regering, in de vergadering der Staten Generaal, den volgenden eed af:

"Ik zweer, dat Ik eerst en bovenal de Grondwet van de Vereenigde Nederlanden zal onderhouden en handhaven, en dat Ik wijders de onafhankelijkheid van den Staat, de vrijheid en welvaart van deszelfs ingezetenen, met alle mijne krachten bevorderen zal.

1815

In deze openbare vergadering wordt aan den Koning de geheele Grondwet voorgelezen, en daarna door Denzelven de volgende eed afgelegd:

"Ik zweer aan het Nederlandsche Volk, dat ik de Grondwet des Rijks, steeds zal onderhouden en handhaven, en dat ik daarvan bij geene gelegenheid en onder geen voorwendsel hoegenaamd, zal afwijken of gedoogen dat daarvan afgeweken worde.

Ik zweer wijders, dat ik de onafhankelijkheid van het Rijk en de geheele uitgestrektheid van deszelfs grondgebied met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de regten van alle mijne onderdanen en van ieder derzelven zal beschermen en beveiligen, en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart, alle middelen zal aanwenden,welke de wetten ter mijner beschikking stellen, zoo als een goed Koning schuldig is en behoort te doen.

1840: art 52
1848

In deze vergadering wordt door den Koning de volgende eed of belofte op de Grondwet afgelegd:

"Ik zweer (beloof) aan het Nederlandsche volk dat ik de Grondwet van het Rijk steeds zal onderhouden en handhaven."

"Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de regten van al mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten ter mijner beschikking stellen, zooals een goed Koning schuldig is te doen."

1887: art 51, 1917: art 51, 1922: art 51, 1938: art 53, 1948: art 53, 1953: art 53, 1956: art 53, 1963: art 53, 1972: art 53