Verordening 1994/3298 - Gedetailleerde maatregelen betreffende de procedures inzake het ecopuntensysteem, de verdeling van de ecopunten en de toepassing van artikel 11 van Protocol nr. 9 bij de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31994R3298

Verordening (EG) nr. 3298/94 van de Commissie van 21 december 1994 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen betreffende de procedures inzake het ecopuntensysteem, de verdeling van de ecopunten en de toepassing van artikel 11 van Protocol nr. 9 bij de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden

Publicatieblad Nr. L 341 van 30/12/1994 blz. 0020 - 0036

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 5 blz. 0189

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 5 blz. 0189

VERORDENING (EG) Nr. 3298/94 VAN DE COMMISSIE van 21 december 1994 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen betreffende de procedures inzake het ecopuntensysteem, de verdeling van de ecopunten en de toepassing van artikel 11 van Protocol nr. 9 bij de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden, en met name op artikel 11, lid 6, en bijlage 4 van Protocol nr. 9,

Overwegende dat genoemd Protocol een bijzondere regeling bevat voor transitovervoer over Oostenrijks grondgebied door vrachtwagens op basis van een systeem van transitorechten (ecopunten); dat deze regeling vanaf de datum van toetreding het systeem voor de verdeling van ecopunten, zoals vastgesteld door Verordening (EEG) nr. 3637/92 van de Raad (1), zal vervangen;

Overwegende dat de Commissie gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen moet nemen met betrekking tot de procedures inzake het ecopuntensysteem en de verdeling van de ecopunten;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 11, lid 6, tweede alinea van Protocol nr. 9 die maatregelen ervoor moeten zorgen dat de feitelijke situatie die voor de huidige Lid-Staten voortvloeit uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3637/92 en van de op 23 december 1992 ondertekende Administratieve Regeling (2) inzake de vaststelling van het tijdstip en de modaliteiten van de invoering van het in de Transito-overeenkomst voorziene ecopuntensysteem, gehandhaafd blijft;

Overwegende dat de Commissie gedetailleerde maatregelen moet nemen met betrekking tot de resterende technische vraagstukken inzake het ecopuntensysteem als bedoeld in gemeenschappelijke verklaring in punt 18;

Overwegende dat bijlage 4 van Protocol nr. 9 moet worden aangepast om rekening te houden met de transitoritten van in Finland en Zweden geregistreerde vrachtwagens, zulks aan de hand van indicatieve waarden voor de respectieve landen die zijn berekend op basis van het aantal transitoritten in 1991 en een standaardniveau van NOx-emissie van 15,8 gram NOx/kWh;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het bij artikel 16 van Protocol nr. 9 ingestelde Comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

  • I. 
    Administratieve bepalingen

Artikel 1

  • 1. 
    De bestuurder van een vrachtwagen moet voor elke transitorit een volledig ingevuld uniform formulier of een Oostenrijks bewijs ( "Bestaetigung") van de betaling van de ecopunten voor de betrokken rit overeenkomstig bijlage A ( "OEkokarte" of "ecokaart" genoemd) aan boord hebben, dat hij te allen tijde op verzoek van de controle-instanties moet overleggen.

De in bijlage A weergegeven ecokaart wordt door de bevoegde Oostenrijkse instanties verstrekt tegen betaling van de aan de vervaardiging en verzending verbonden kosten, met inbegrip van die voor de ecopunten.

  • 2. 
    De bestuurder van een na 1 oktober 1990 ingeschreven vrachtwagen moet bovendien een uniform COP-document overeenkomstig bijlage B aan boord hebben, waaruit de NOx-emissie van de vrachtwagen blijkt en dat hij op verzoek moet overleggen. Voor vrachtwagens die vóór oktober 1990 voor de eerste maal zijn ingeschreven en voor vrachtwagens waarvoor geen dergelijk certificaat wordt overgelegd, wordt een COP-waarde van 15,8 g/kWh aangenomen.

De Lid-Staten delen de Commissie schriftelijk mede welke nationale autoriteiten bevoegd zijn om het genoemde certificaat af te geven.

  • 3. 
    Voor transitoritten die in bijlage C zijn vermeld of die met een ECMV-vergunning worden gedaan, behoeven geen ecopunten te worden betaald.

Artikel 2

  • 1. 
    Het vereiste aantal ecopunten wordt op het in artikel 1, lid 1, bedoelde formulier geplakt en ongeldig gemaakt. Deze ecopunten worden ongeldig gemaakt door een eroverheen geplaatste handtekening die doorloopt op het blad waarop zij zijn aangebracht. De handtekening mag worden vervangen door een stempel.
  • 2. 
    Tot en met 31 december 1996 moet dit volledig ingevulde formulier waarop het nodige aantal ecopunten is aangebracht, bij het binnenrijden van het Oostenrijkse grondgebied worden afgegeven aan de controle-instanties, die een het bewijs van deze afgifte bevattende kopie van het formulier teruggeven.

Voor in Oostenrijk ingeschreven vrachtwagens moeten dit bewijs en het COP-document bij het binnenrijden van Italië of Duitsland en bij het verlaten ervan aan de contrrole-instanties van die Lid-Staat worden overgelegd. Bij het binnenrijden moet een doorschrijfkopie van het bewijs aan de grensautoriteiten worden afgegeven.

Voor in Oostenrijk ingeschreven vrachtwagens waarmee transitoritten naar en van Italië worden uitgevoerd of waarmee ritten worden gedaan die na een transitotraject in Oostenrijk worden voortgezet in Duitsland, worden speciale ecopunten gebruikt. Het gebruik van die punten wordt op het bewijs van inlevering van die punten aangetekend.

Deze controles mogen op een ander punt dan aan de grens worden verricht, naar de Lid-Staat goeddunkt.

  • 3. 
    Wordt tijdens de transitorit van een combinatie de trekker vervangen, dan blijft het bij binnenkomst ontvangen bewijs van de betaalde ecopunten geldig en dient het de combinatie te blijven vergezellen. Indien de COP-waarde van de nieuwe trekker de op het formulier vermelde waarde overschrijdt, moeten bij het verlaten van Oostenrijk extra ecopunten op een nieuwe ecokaart worden geplakt en ongeldig worden gemaakt.
  • 4. 
    Het in artikel 1, lid 1, van deze regeling bedoelde formulier komt bij ritten waarvoor ecopunten dienen te worden betaald, in de plaats van alle tot op heden voor verkeersstatistische doeleinden gebruikte Oostenrijkse formulieren.
  • 5. 
    De autoriteiten van de Lid-Staten delen het aantal gebruikte ecopunten aan de Commissie mede. Het origineel of een kopie van het formulier met de ongeldig gemaakte ecopunten wordt eventueel ter beschikking gesteld van de onderscheiden nationale autoriteiten of van de Commissie.

Artikel 3

  • 1. 
    Tot en met 31 december 1996 moet het door Oostenrijk afgegeven bewijs van betaling van de speciaal voor Italië respectievelijk Duitsland bestemde ecopunten als vervanging voor de op dat van Oostenrijk, Duitsland en Italië vereiste vergunningen worden erkend. In Italië vervangt dit bewijs een bilaterale halve kaart voor één rit, in Duitsland een bilaterale vergunning voor één heen- en terugrit.

Voor in Oostenrijk ingeschreven vrachtwagens geldt bij het verlaten van Italië ook een volledig ingevuld formulier als bedoeld in artikel 1, lid 1, waarop het vereiste aantal speciaal voor Italië bestemde ecopunten is aangebracht, als vervanging voor de benodigde vergunning.

  • 2. 
    Ononderbroken vervoer waarbij de Oostenrijkse staatsgrens eenmaal per spoor - ongeacht of het gewoon vervoer per spoor dan wel gecombineerd vervoer betreft - en daarvoor of daarna over de weg wordt overschreden, wordt niet als transitogoederenvervoer over de weg door Oostenrijk in de zin van artikel 1, onder e), van Protocol nr. 9, doch als een bilaterale rit in de zin van artikel 1, onder g), van dat Protocol beschouwd.
  • 3. 
    Ononderbroken transitovervoer door Oostenrijk waarbij gebruik wordt gemaakt van een van de hierna genoemde spoorwegterminals, wordt als een bilaterale rit beschouwd:

Fuernitz/Villach Sued, Sillian, Innsbruck/Hall, Brennersee, Graz.

Artikel 4

De ecopunten zijn voorzien van een opdruk die het jaar van geldigheid vermeldt. Zij mogen worden gebruikt vanaf 1 januari van het jaar van geldigheid tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar.

Artikel 5

  • 1. 
    Inbreuken op de bepalingen van Protocol nr. 9 of van deze verordening door een bestuurder van een vrachtwagen of door een onderneming worden overeenkomstig de nationale voorschriften bestraft. Bij herhaalde inbreuken is het bepaalde in artikel 8, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad (3) van toepassing.
  • 2. 
    De Commisie en de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten verlenen elkaar in het kader van hun bevoegdheden administratieve bijstand bij de opsporing en vervolging van inbreuken op Protocol nr. 9 en op deze verordening, met name ook bij de controle op het correcte gebruik van de in artikel 1 genoemde documenten.
  • 3. 
    Wanneer de in artikel 1 bedoelde ecokaart niet overeenkomstig deze verordening aan de controle-instanties wordt overgelegd, wanneer dat formulier onvolledig of duidelijk onjuist is ingevuld of wanneer de ecopunten niet volgens de voorschriften zijn geplakt, kunnen de controle-instanties met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel hun toestemming tot voortzetting van de rit weigeren.

II. Verdeling van de ecopunten

Artikel 6

  • 1. 
    Van het in totaal beschikbare aantal ecopunten wordt 96,66 % volgens de in bijlage D vermelde verdeelsleutel onder de Lid-Staten verdeeld.
  • 2. 
    Deze ecopunten worden elk jaar in twee gedeelten ter beschikking van de Lid-Staten gesteld: het eerste deel vóór 1 oktober van het voorafgaande jaar en het tweede deel vóór 1 maart van het betrokken jaar.

In het artikel 11, lid 2, onder c), van Protocol nr. 9 bedoelde geval wordt de tweede tranche verminderd met het aantal ecopunten dat resulteert uit de berekening overeenkomstig bijlage 5, punt 3, van dat Protocol.

Artikel 7

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten verdelen de gestelde ecopunten onder de belanghebbende ondernemers die op hun grondgebied zijn gevestigd.
  • 2. 
    Uiterlijk op 15 oktober van elk jaar geven de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten de ecopunten die, volgens de beschikbare gegevens en de schattingen voor de laatste maanden van het jaar, waarschijnlijk niet meer vóór het einde van het jaar zullen worden gebruikt, aan de Commissie terug.

Artikel 8

  • 1. 
    De ecopunten die niet overeenkomstig artikel 6 onder de Lid-Staten worden verdeeld, en de ecopunten die overeenkomstig artikel 7 aan de Commissie zijn teruggegeven, vormen een communautaire reserve.
  • 2. 
    De ecopunten van de communautaire reserve worden door de Commissie ten minste één maand vóór het einde van elk jaar volgens de procedure van artikel 16 van Protocol nr. 9 aan de Lid-Staten toegewezen, waarbij rekening wordt gehouden met de wijze waarop elke Lid-Staat de hem toegewezen ecopunten heeft beheerd, en met de objectieve behoefte aan het betrokken vervoer in elke Lid-Staat, die wordt vastgesteld aan de hand van met name de volgende criteria:
  • de bijzondere positie van Griekenland en Italië als nader omschreven in bijlage E,
  • een ongunstige uitgangspositie,
  • problemen bij de technische verbetering van het vrachtwagenpark op het gebied van NOx-emissies,
  • geografische omstandigheden,
  • onvoorziene gebeurtenissen.

III. Aanpassing van de totale aantallen ecopunten

Artikel 9

Bijlage 4 van Protocol nr. 9 bij de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden wordt als volgt aangepast:

"" ID="1">1995> ID="2">71,7 %> ID="3">16 889 810"> ID="1">1996> ID="2">65,0 %> ID="3">15 311 543"> ID="1">1997> ID="2">59,1 %> ID="3">13 921 726"> ID="1">1998> ID="2">54,8 %> ID="3">12 908 809"> ID="1">1999> ID="2">51,9 %> ID="3">12 225 678"> ID="1">2000> ID="2">49,8 %> ID="3">11 730 998"> ID="1">2001> ID="2">48,5 %> ID="3">11 424 767"> ID="1">2002> ID="2">44,8 %> ID="3">10 533 187"> ID="1">2003> ID="2">40,0 %> ID="3">9 422 488">

IV. Technische vraagstukken inzake het ecopuntensysteem

Artikel 10

In afwijking van het bepaalde in artikel 11, lid 2, onder b), en bijlage 5, punt 1, van Protocol nr. 9 wordt voor voertuigen die vóór 1 oktober 1990 zijn ingeschreven en waarvan de motor sindsdien is vervangen, het COP-niveau van de nieuwe motor toegepast. In dit geval moet in het door de bevoegde autoriteiten afgegeven certificaat melding worden gemaakt van de vervanging van de motor en moeten in dit certificaat nadere gegevens over het nieuwe COP-niveau voor de NOx-emissie worden verstrekt.

Artikel 11

Tot en met 31 december 1996 is, wanneer tijdens een transitorit door Oostenrijk naar Italië een in een andere Lid-Staat dan Oostenrijk ingeschreven trekker door een in Oostenrijk ingeschreven trekker wordt vervangen, naast het bewijs van de betaling van de rit voor de eerste trekker ook een vergunning voor bilateraal vervoer tussen Oostenrijk en Italië vereist.

Artikel 12

Voor een transitorit behoeven geen ecopunten te worden betaald, indien de volgende drie voorwaarden zijn vervuld:

  • i) 
    de rit heeft geen ander doel dan een gloednieuw voertuig of een gloednieuwe voertuigcombinatie vanuit de fabriek op een plaats van bestemming in een andere Lid-Staat af te leveren,
  • ii) 
    tijdens de rit worden geen goederen vervoerd,
  • iii) 
    het voertuig of de voertuigcombinatie is voorzien van passende internationale registratiedocumenten en uitvoernummerborden.

Artikel 13

Voor een transitorit behoeven geen ecopunten te worden betaald, indien het gaat om het leeg gereden deel van een rit die op grond van bijlage C geen ecopunten kost, en in het voertuig geschikte documenten om dit aan te tonen aanwezig zijn.

Als geschikte documenten zullen worden beschouwd:

  • een vrachtbrief;
  • een volledig ingevulde ecokaart waarop echter geen ecopunten zijn geplakt;
  • een volledig ingevulde ecokaart met ecopunten die achteraf zullen worden vergoed.

Artikel 14

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op het transitovervoer door in Oostenrijk ingeschreven vrachtwagens met een maximaal toegelaten gewicht van meer dan 3,5 ton over Duits grondgebied via Bad Reichenhall ( "Kleines Deutsches Eck") of via de Inntal-snelweg A8/A93 tussen de kruispunten Bad Reichenhall/Autobahn en Kiefersfelden ( "Grosses Deutsches Eck").
  • 2. 
    Duitsland mag in het "Kleines Deutsches Eck" het aantal enkele ritten van Oostenrijkse vrachtwagens tot en met 30 juni 1995 beperken tot 4 700 per week, en vervolgens tot en met 31 december 1996 tot 2 350 per week.
  • 3. 
    Duitsland mag in het "Grosses Deutsches Eck" het aantal enkele ritten van in transito rijdende Oostenrijkse voertuigen, die niet gemaakt worden op basis van bilaterale vergunningen en geen eigen vervoer betreffen, tot en met 31 december 1996 beperken tot 2 350 per week.

Vanaf 1 januari 1997 zal een niet discriminerende regeling voor Oostenrijks vrachtverkeer verzekerd worden.

  • 4. 
    In het "Kleines Deutsches Eck" zal de Commissie, vóór 1 oktober 1996 en na raadpleging van met name Oostenrijk en Duitsland, de noodzaak en doeltreffendheid van deze regeling onderzoeken met het oog op de vaststelling van een niet discriminerend systeem gebaseerd op milieucriteria en elektronische controle dat zal moeten worden toegepast vanaf 1 januari 1997 op vrachtwagens zoals gedefinieerd in artikel 1, onder d), van Protocol nr. 9 bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk en dat de beperkte duur inzake het transitoverkeer door Oostenrijk niet mag overschrijden.
  • V. 
    Slotbepalingen

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995, onder voorbehoud van de inwerkingtreding van de Akte van Toetreding van Noorwegen, Oostenrijk, Finland en Zweden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 december 1994.

Voor de Commissie

Marcelino OREJA

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB nr. L 373 van 21. 12. 1992, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 373 van 21. 12. 1992, blz. 1.
  • (3) 
    PB nr. L 95 van 9. 4. 1992, blz. 1.

PARARTIMA A ANEXO A - BILAG A - ANHANG A - - ANNEX A - ANNEXE A - ALLEGATO A - BIJLAGE A - ANEXO A

g g

g g

g g

g g

g g

g g

PARARTIMA V ANEXO B - BILAG B - ANHANG B - - ANNEX B - ANNEXE B - ALLEGATO B - BIJLAGE B - ANEXO B

g g

g g

BIJLAGE C

VERVOER WAARVOOR GEEN ECOPUNTEN BEHOEVEN TE WORDEN BETAALD 1. Incidenteel vervoer van goederen van en naar luchthavens in geval van verlegging van de diensten

  • 2. 
    Vervoer van bagage met aanhangwagens, gekoppeld aan voor reizigersvervoer bestemde voertuigen, en vervoer van bagage van en naar luchthavens met voertuigen van welke aard dan ook
  • 3. 
    Postvervoer
  • 4. 
    Vervoer van beschadigde of te repareren voertuigen
  • 5. 
    Vervoer van faecaliën en vuilnis
  • 6. 
    Vervoer van voor destructie bestemde dode dieren
  • 7. 
    Vervoer van bijen en pootvis
  • 8. 
    Begrafenisvervoer
  • 9. 
    Vervoer van kunstvoorwerpen en kunstwerken voor tentoonstellings- of handelsdoeleinden
  • 10. 
    Incidenteel vervoer van goederen uitsluitend bestemd voor reclame of voorlichting
  • 11. 
    Verhuizingen door ondernemingen die daartoe speciaal zijn uitgerust wat betreft personeel en materieel
  • 12. 
    Vervoer van materieel, rekwisieten en dieren van of naar toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen, filmvoorstellingen, sportmanifestaties, circusvoorstellingen, tentoonstellingen of kermissen alsmede vervoer ten behoeve van radio-, film- en televisieopnamen
  • 13. 
    Vervoer van reserveonderdelen voor zeeschepen en vliegtuigen
  • 14. 
    Lege ritten van een voor goederenvervoer gebruikt voertuig dat een voertuig moet vervangen dat tijdens een transitorit onklaar is geraakt alsmede de voortzetting van het vervoer door het vervangingsvoertuig met de voor het defecte voertuig verleende vergunning
  • 15. 
    Vervoer van goederen voor medische verzorging voor hulpverlening in dringende gevallen (met name in geval van natuurrampen)
  • 16. 
    Vervoer van goederen van hoge waarde (bij voorbeeld edele metalen) in speciale voertuigen die door de politie of ander bewakingspersoneel worden begeleid

BIJLAGE D

VERDEELSLEUTEL VOOR DE ECOPUNTEN "" ID="1">Oostenrijk> ID="2">214 800"> ID="1">België> ID="2">32 500"> ID="1">Denemarken> ID="2">40 500"> ID="1">Duitsland> ID="2">482 500"> ID="1">Griekenland> ID="2">60 500"> ID="1">Spanje> ID="2">1 200"> ID="1">Finland> ID="2">4 600"> ID="1">Frankrijk> ID="2">5 000"> ID="1">Ierland> ID="2">1 000"> ID="1">Italië> ID="2">510 000"> ID="1">Luxemburg> ID="2">5 000"> ID="1">Nederland> ID="2">123 500"> ID="1">Portugal> ID="2">400"> ID="1">Zweden> ID="2">7 500"> ID="1">Verenigd Koninkrijk> ID="2">8 500"> ID="1">Totaal > ID="2">1 497 500">

BIJLAGE E

BIJZONDERE POSITIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, LID 2, EERSTE STREEPJE Van de gewone reserve van 3,34 % van alle ecopunten wordt in beginsel een deel dat ongeveer overeenkomt met 5 430 van de eenheden in bijlage D, bij voorrang en volgens de verdeelsleutel van bijlage D toegewezen aan Griekenland en Italië. Bovendien zal alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat bij de toekenning van ecopunten aan Griekenland in voldoende mate rekening wordt gehouden met de Griekse behoeften.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.