Mr. J.G. van Nes van Meerkerk
Eén van de belangrijkste oppositionele Tweede Kamerleden uit de regeerperiode van koning Willem I. Richtte zijn pijlen vooral op het financiële beleid van de koning. Was voorstander van invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid en stelde in 1830 dat na het vertrek van de Belgen de Eerste Kamer wel kon worden afgeschaft. Kwam later in conservatiever vaarwater en werd door Willem II tot Eerste Kamerlid benoemd. Hij werd onder meer benoemd om Van Halls voorstel voor een vrijwillige lening aanvaard te krijgen. Was rechter in Utrecht en Maarssen.
financiële oppositie, moderaat of gematigd liberaal, regeringsgezinden ten tijde van Willem II
functie(s) in de periode 1817-1849: buitengewoon lid Tweede Kamer, lid Tweede Kamer, lid Eerste Kamer
Inhoudsopgave van deze pagina:
Jacob Gerard
geboorteplaats en -datum
Utrecht, 11 oktober 1776
overlijdensplaats en -datum
Utrecht, 23 maart 1859stroming(en)
"financiële oppositie" (ten tijde van koning Willem I en koning Willem II)
-
-advocaat bij de algemene aanklager te Utrecht
-
-adjunct-procureur-generaal, Gerechtshof van Utrecht, van 1801 tot 1802
-
-raadsheer Gerechtshof van Utrecht, van 1802 tot maart 1811
-
-vrederechter te Maarssen, van 1811 tot 1817
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 oktober 1817 tot 18 oktober 1818 (voor de provincie Utrecht)
-
-lid Provinciale Staten van Utrecht, van 3 juli 1821 tot 18 oktober 1830 (voor de landelijke stand, district Maarssen)
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 18 oktober 1830 tot 17 oktober 1836 (voor de provincie Utrecht)
-
-buitengewoon lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 5 augustus 1840 tot 5 september 1840 (voor Holland)
-
-lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 19 december 1840 tot 15 oktober 1843 (voor Zuid-Holland)
-
-lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 29 februari 1844 tot 13 februari 1849
-
-lid commissie voor de landbouw in Utrecht
-
-lid Staatscommissie omtrent de reclames ten aanzien der abuizen, die zich in kadastrale werkzaamheden voordoen, vanaf januari 1833
-
-lid Staatscommissie tot onderzoek van de rekening der koloniale remises, 1841
-
-lid College van Curatoren Hogeschool te Utrecht, vanaf 1849
afgeleide functies, presidia etc.
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van maart 1832 tot mei 1832
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van oktober 1833 tot november 1833
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van oktober 1834 tot maart 1835
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van november 1835 tot maart 1836
-
-lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), van december 1840 tot augustus 1841
-
-Romeins en hedendaags recht (gepromoveerd op dissertatie), Hogeschool te Leiden, tot 25 november 1797
-
-Stemde in 1817 tegen de ontwerp-buitengewone begroting
-
-Behoorde in 1831 tot de 20 leden die tegen een wetsvoorstel stemden over een vrijwillige en verplichte geldlening
-
-Deed in 1833 het voorstel om de koning in een Adres te vragen op de begroting in afzonderlijke hoofdstukken waarin de uitgaven per departement stonden, in te dienen. Dit voorstel werd met 24 tegen 21 stemmen verworpen.
-
-Behoorde in 1833 tot de 16 leden die tegen de begroting 1834/1835 stemden. Stemde tevens tegen de ontwerp-Wet op de middelen.
-
-Behoorde in 1835 tot de 15 leden die tegen de begroting 1836/1837 stemden. Stemde tevens tegen de ontwerp-Wet op de middelen.
-
-Stemde bij de Grondwetsherziening van 1840 tegen de voorstellen inzake de wettelijke regeling van het stemrecht en inzake de koloniën
-
-Behoorde in 1840 tot de 15 leden die vóór een amendement op het Adres van Antwoord stemde om te verklaren dat de Grondwet plechtanker van Neêrlands vrijheid en volksgeluk 'moet zijn' in plaats van dat het dat 'is'
-
-Behoorde in 1843 tot de 24 leden die vóór het (verworpen) wetsvoorstel tot regeling van 's Rijks openbare schuld stemden
-
-Stemde in 1848 bij de eerste lezing tegen hoofdstuk III (Staten-Generaal) van de nieuwe Grondwet
-
-Werd in 1818 niet herkozen, omdat hij zich had uitgesproken voor invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid
-
-Werd in 1836 niet herkozen en vervangen door de 76-jarige jhr. J. van der Velden, lid van het Hoog Militair Gerechtshof
-
-Werd in 1844 niet lang voor de behandeling van en stemming over Van Halls Leningwet tot Eerste Kamerlid benoemd en stemde vóór dit wetsvoorstel
-
-In november 1844 stemden hij, G. graaf Schimmelpenninck en baron Huyssen van Kattendijke als enigen vóór het Adres van Antwoord op de troonrede waarin voorzichtig op hervormingen werd aangedrongen
-
-Vond in 1848 dat vanwege het afschaffen van de koninklijke benoeming en de ontbindbaarheid de Eerste Kamer maar beter kon worden afgeschaft
uit de privésfeer
-
-Bedankte tijdens de Franse tijd voor een benoeming als raad in het keizerlijke Hof van Cassatie te Parijs
-
-Huwde op 74-jarige leeftijd. Zijn echtgenote was toen 52 jaar.
-
-Een broer van hem was raadsheer in de Hoge Raad
-
-Zijn vader was ontvanger der generale middelen en eigenaar van de heerlijkheden Meerkerk en Oucoop
U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.
literatuur/documentatieNieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel II, 982
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.
Uitgebreide biografieën van de huidige leden van de Eerste en Tweede Kamer zijn beschikbaar via parlement.com.
Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:
In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.
Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.
De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.