Artikel : Toelichting bij protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel

Artikel

Tijdens de Europese Raad van Laken is een verklaring aangenomen, waarin eraan wordt herinnerd dat "de burger een duidelijke, doorzichtige, doeltreffende, democratisch gestuurde communautaire aanpak" verwacht en geen "Europese instellingen die zich met alles en nog wat bemoeien". In de verklaring van Laken wordt in dat verband benadrukt dat er behoefte is aan een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden in de Europese Unie, en wordt tevens de vraag gesteld welke rol de nationale parlementen daarbij kunnen vervullen in een context waarbij naar een betere naleving van het subsidiariteitbeginsel wordt gestreefd: "Moeten [de nationale Parlementen] zich concentreren op de bevoegdheidsverdeling tussen Unie en lidstaten, bijvoorbeeld door een voorafgaande controle op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel?".

Werkgroep I heeft getracht een antwoord te geven op de vragen die in de Verklaring van Laken in verband met het subsidiariteitsbeginsel worden gesteld. De werkgroep heeft haar goedkeuring gehecht aan een reeks voorstellen, die in haar eindverslag staan (zie doc. CONV 286/02). Zij heeft een aantal beginselen ("gulden regels") en beleidslijnen vastgesteld die voor een betere toepassing van het subsidiariteitsbeginsel moeten zorgen zonder evenwel de besluitvorming in de instellingen te blokkeren of te verzwaren. De werkgroep heeft tevens geoordeeld dat het subsidiariteitsbeginsel in essentie een politiek beginsel is, waarvoor de verantwoordelijkheid eerst en vooral bij politieke instanties moet liggen. De werkgroep heeft uiteindelijk een reeks voorstellen opgesteld rond de volgende drie krachtlijnen:

  • striktere inachtneming en toepassing van het subsidiariteitsbeginsel door de instellingen die aan het wetgevingsproces deelnemen;
  • instelling van een politiek mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing ("early warning system") om het toezicht op de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel door de nationale parlementen te verbeteren; dit mechanisme biedt elk nationaal parlement de mogelijkheid binnen een termijn van zes weken vanaf de datum van toezending van een wetgevingsvoorstel van de Commissie de Europese instellingen een gemotiveerd advies toe te zenden waarin het zijn bezorgdheid uit omtrent een mogelijke schending van het subsidiariteitsbeginsel;
  • verruiming van de voorwaarden waaronder bij het Hof van Justitie beroep wegens nietnaleving van het subsidiariteitsbeginsel kan worden ingesteld.

Deze voorstellen zijn uitvoerig besproken in de plenaire vergadering van 3 en 4 oktober 2002 (cf. CONV 331/02) . De discussie ging vooral over het mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing en de werking ervan, alsmede over de voorwaarden waaronder bij het Hof beroep kan worden ingesteld. Na afloop van het debat concludeerde de voorzitter dat er ruime overeenstemming bestond over de voorstellen in het verslag van de werkgroep en vermeldde hij een aantal punten en vragen die nadere overweging behoeven:

  • de vraag of de alarmprocedure ingeleid moet kunnen worden ingeleid door het parlement als zodanig dan wel, in het geval van een tweekamerstelsel, door elk van beide kamers afzonderlijk;
  • de vaststelling van de drempel van het aantal nationale parlementen bij het overschrijden waarvan de Commissie haar voorstel opnieuw moet bezien;
  • de vraag of er een koppeling tot stand moet worden gebracht tussen de inleiding van de alarmprocedure en het recht om beroep in te stellen bij het Hof

Na deze verschillende vragen opnieuw te hebben bezien, is het Praesidium overeengekomen het volgende voor te stellen:

  • elk nationaal parlement is bevoegd om het mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing te activeren, en het is zijn taak om de interne procedures vast te stellen voor raadpleging van de afzonderlijke kamers in het geval van een tweekamerstelsel, en/of - waar van toepassing - van de regionale parlementen met wetgevende bevoegdheid;
  • de drempel moet worden vastgesteld op één derde van het aantal nationale parlementen, zoals voorgesteld door de werkgroep;
  • het Hof van Justitie moet bevoegd zijn uitspraak te doen inzake het beroep wegens schending van het subsidiariteitsbeginsel dat wordt ingesteld door de lidstaten, in voorkomend geval op verzoek van hun nationale parlementen en/of regionale parlementen met wetgevende bevoegdheid. Ook het Comité van de Regio's moet over diezelfde mogelijkheid beschikken voor wat betreft wetgevingsbesluiten waarvoor het wordt geraadpleegd.