Afdeling 7 - Onderlingen aanpassing van de wetgevingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-61: Vaststelling door Europese kaderwet van de Raad

Bij een Europese kaderwet van de Raad worden de maatregelen vastgesteld voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten welke rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de interne markt. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité.

III-62: Aanpassing van de wetgeving

  • 1. 
    In afwijking van [ex artikel 94] en tenzij in de Grondwet anders is bepaald, is dit artikel van toepassing voor de verwezenlijking van de doelstellingen van [ex artikel 14]. Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Zij wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing op de fiscale bepalingen, op de bepalingen inzake het vrije verkeer van personen en op de bepalingen inzake de rechten en belangen van werknemers.
  • 3. 
    De Commissie zal bij haar uit hoofde van lid 1 ingediende voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd. Ook het Europees Parlement en de Raad zullen binnen hun respectieve bevoegdheden deze doelstelling trachten te verwezenlijken.
  • 4. 
    Wanneer een lidstaat het, nadat een harmonisatiemaatregel is vastgesteld bij Europese wet of kaderwet of bij een verordening van de Commissie, noodzakelijk acht nationale regelingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in [ex artikel 30] of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die regelingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat het na het vaststellen van een harmonisatiemaatregel bij een Europese wet of een Europese kaderwet of bij een verordening van de Commissie noodzakelijk acht, nationale regelingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen regelingen en de motivering ervoor.
  • 6. 
    Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen stelt de Commissie een Europees besluit vast waarbij de betrokken nationale regelingen worden goedgekeurd of afgewezen, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

    Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit vaststelt, worden de in lid 4 en lid 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.

    Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.

  • 7. 
    Indien een lidstaat krachtens [lid 6] gemachtigd is om nationale regelingen te handhaven of te treffen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, onderzoekt de Commissie onverwijld of er een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
  • 8. 
    Indien een lidstaat een specifiek probleem in verband met volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie die onverwijld onderzoekt of zij passende maatregelen moet voorstellen.
  • 9. 
    In afwijking van de procedure van de [ex artikelen 226 en 227] kan de Commissie of een lidstaat zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden indien zij/hij meent dat een andere lidstaat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van één of meer van de in [ex artikel 30] bedoelde niet-economische redenen, voorlopige regelingen te treffen die aan een toetsingsprocedure door de Unie worden onderworpen.

III-63: Vervalsing mededinging door nationale wet of regeling

Ingeval de Commissie vaststelt dat een dispariteit tussen de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen der lidstaten de mededingingsvoorwaarden op de interne markt vervalst en een distorsie veroorzaakt welke moet worden opgeheven, raadpleegt zij de betrokken lidstaten.

Indien deze raadpleging niet leidt tot overeenstemming heft de Europese kaderwet de betrokken distorsie op Alle andere dienstige maatregelen waarin de Grondwet voorziet kunnen worden vastgesteld.

III-64: Raadpleging Commissie door lidstaten bij wijziging nationale mededingsregels

  • 1. 
    Wanneer er aanleiding bestaat te vrezen dat de vaststelling of de wijziging van een nationale wettelijke of bestuursrechtelijke regeling een distorsie in de zin van [ex artikel 96] veroorzaakt, raadpleegt de lidstaat, die daartoe wil overgaan, de Commissie. Na de lidstaten te hebben geraadpleegd, doet de Commissie de betrokken staten een aanbeveling betreffende de passende maatregelen om deze distorsie te voorkomen.
  • 2. 
    Indien de lidstaat die nationale regelingen wil vaststellen of wijzigen niet handelt overeenkomstig de aanbeveling welke de Commissie hem heeft gedaan, kan bij toepassing van [ex artikel 96] van de andere lidstaten niet worden verlangd dat zij hun nationale regelingen wijzigen om deze distorsie op te heffen. Indien de lidstaat die aan de aanbeveling van de Commissie geen gevolg heeft gegeven, een distorsie veroorzaakt waarvan alleen hijzelf nadeel ondervindt, is [ex artikel 96] niet van toepassing.

III-65: Intellectuele eigendom

In het kader van de verwezenlijking van de interne markt, worden bij een Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld voor de instelling van Europese titels met het oog op het bieden van een eenvormige bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie, en de instelling van op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen. Het taalgebruik met betrekking tot de titels wordt geregeld in een op voordracht van de Commissie met eenparigheid van stemmen aangenomen Europese wet van de Raad. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

Toelichting

Uit het verslag van de Werkgroep aanvullende bevoegdheden en het verslag van de deskundigen van de juridische diensten komt duidelijk naar voren dat het wenselijk is te voorzien in een expliciete rechtsgrondslag voor de wetgevingsmaatregelen inzake de bescherming van de intellectuele eigendom. Aangezien artikel ex 95 de aanpassing van de wetgevingen mogelijk maakt, wordt voorgesteld een apart artikel op te nemen dat de rechtsgrondslag zou leveren voor het creëren van "Europese titels" (merk, octrooi, enz.) en van gecentraliseerde stelsels voor vergunningen en controles. De laatste zin verwijst naar artikel ex 290 dat eenparigheid van stemmen in de Raad voorschrijft, voor kwesties in verband met de talenregeling.