Afdeling 8 - Trans-Europese netwerken

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-139: Doelstelling trans-Europese netwerken

  • 1. 
    Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in [ex artikelen 14 en 158] bedoelde doelstellingen en om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die uit de totstandkoming van een ruimte zonder binnengrenzen voortvloeien, draagt de Unie bij tot de totstandbrenging en ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie- infrastructuur.
  • 2. 
    In het kader van een stelsel van open en concurrerende markten is het optreden van de Unie gericht op de bevordering van de onderlinge koppeling en interoperabiliteit van de nationale netwerken, alsmede van de toegang tot deze netwerken. Daarbij wordt met name rekening gehouden met de noodzaak de insulaire, niet aan de zee grenzende en perifere regio's met de centrale regio's van de Unie te verbinden.

III-140: Totstandbrenging trans-Europese netwerken

  • 1. 
    Voor de verwezenlijking van de in [ex artikel 154] genoemde doelstellingen:
    • a) 
      stelt de Unie een geheel van richtsnoeren op betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de op het gebied van trans-Europese netwerken overwogen maatregelen; in deze richtsnoeren worden projecten van gemeenschappelijk belang aangegeven;
    • b) 
      treft de Unie alle maatregelen die nodig kunnen blijken om de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren, met name op het gebied van de harmonisatie van de technische normen;
    • c) 
      kan de Unie steun verlenen aan door de lidstaten gesteunde projecten van gemeenschappelijk belang, die als zodanig zijn aangegeven in het kader van de onder a) bedoelde richtsnoeren, met name in de vorm van uitvoerbaarheidsstudies, garanties voor leningen, of rentesubsidies; de Unie kan ook door middel van het Cohesiefonds bijdragen aan de financiering van specifieke projecten in lidstaten op het terrein van de vervoersinfrastructuur. Bij het optreden van de Unie wordt rekening gehouden met de potentiële economische levensvatbaarheid van de projecten.
  • 2. 
    De Europese wet of kaderwet stelt de in lid 1 bedoelde richtsnoeren en andere maatregelen vast. Zij wordt aangenomen na raadpleging van het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.

    Voor richtsnoeren en projecten van gemeenschappelijk belang die betrekking hebben op het grondgebied van een lidstaat, is de goedkeuring van de betrokken lidstaat vereist.

  • 3. 
    De lidstaten coördineren onderling, in verbinding met de Commissie, het nationale beleid dat van grote invloed kan zijn op de verwezenlijking van de [in artikel 154 bedoelde] doelstellingen. De Commissie kan in nauwe samenwerking met de lidstaten alle dienstige initiatieven nemen om deze coördinatie te bevorderen.
  • 4. 
    De Unie kan met derde landen samenwerken om projecten van gemeenschappelijk belang te bevorderen en de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren.