Afdeling 5 - Civiele bescherming

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-179: Civiele bescherming

  • 1. 
    De Unie bevordert de samenwerking tussen de lidstaten teneinde de doeltreffendheid van de systemen ter voorkoming van en bescherming tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte calamiteiten binnen de Unie te versterken.

    Het optreden van de Unie is erop gericht :

    • het optreden van de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau met betrekking tot risicopreventie, het voorbereiden van de actoren op het gebied van civiele bescherming in de lidstaten en het optreden bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte calamiteiten te steunen en aan te vullen;
    • snelle operationele en doeltreffende samenwerking tussen de nationale civiele beschermingsdiensten te bevorderen;
    • de samenhang tussen internationale acties op het gebied van civiele bescherming stimuleren.
  • 2. 
    In een wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld die nodig zijn om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen.

Toelichting

Dit ontwerp-artikel moet worden bezien in het licht van de solidariteitsclausule in artikel I-42 van de Grondwet, alsmede van de uitvoeringsbepalingen in Deel III.

De ontwerp-tekst van de rechtsgrondslag inzake civiele bescherming beoogt het optreden van de Unie een karakter te geven dat past bij het type bevoegdheid (gebied voor ondersteunend optreden), en het de nodige inhoud te geven.

In het licht van talrijke verzoeken van Conventieleden wordt voorgesteld de wederzijdse bijstand in geval van natuurrampen en technologische calamiteiten opnieuw in de solidariteitsclausule op te nemen (zowel in Deel I als in Deel III). De consequentie van deze dubbele aanpak is dat:

  • wat het normale preventieve optreden en de instelling van een kader voor samenwerking tussen de nationale diensten voor civiele bescherming betreft, gebruik kan worden gemaakt van de gewone wetgevingsprocedure (met uitzondering evenwel van harmonisatiemaatregelen);
  • de wederzijdse bijstand tussen de lidstaten met nationale civiele of militaire middelen wordt gecoördineerd in de Raad, en dat de structuren van het EVDB (met name het Militair Comité en de Militaire Staf) een bijdrage kunnen leveren. Er zal ook een rol zijn weggelegd voor de Minister van Buitenlandse Zaken.

De artikelen I-42 en III-226 betreffende de solidariteitsclausule zijn hieronder ter herinnering opgenomen. [Noot PDC: Als link]