Hoofdstuk III - De gemeenschappelijke handelspolitiek

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-211: Douane-unie

Door samen een douane- unie op te richten beogen de lidstaten een bijdrage, in overeenstemming met het gemeenschappelijk belang, te leveren tot een harmonische ontwikkeling van de wereldhandel, tot de geleidelijke afschaffing van de beperkingen voor het internationale handelsverkeer en voor buitenlandse directe investeringen, en tot de verlaging van de tarief- en andere barrières.

III-212: Gemeenschappelijke handelspolitiek

  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name wat betreft de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke besche rmingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals genoemd in artikel 1 van deze titel.
  • 2. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek.
  • 3. 
    Indien moet worden onderhandeld over akkoorden met een of meer staten of internationale organisaties, zijn de desbetreffende bepalingen van [artikel 33] van deze titel van toepassing. De Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan het speciaal comité en het Europees Parlement over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Ter zake van de onderhandelingen over en de sluiting van een akkoord op het gebied van handel in diensten die gepaard gaat met verplaatsing van personen en betrekking heeft op handelsaspecten van de intellectuele eigendom, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen indien dat akkoord bepalingen bevat waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld.
  • 5. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.

Toelichting

Het Praesidium heeft vastgesteld dat een groot aantal wijzigingsvoorstellen voor artikel [III-212 (voorheen artikel 24)] betreffende de gemeenschappelijke handelspolitiek betrekking heeft op lid 4; luidens dit lid besluit de Raad ter zake van de onderhandelingen over en de sluiting van een akkoord op het gebied van handel in diensten die gepaard gaat met verplaatsing van personen en betrekking heeft op handelsaspecten van de intellectuele eigendom, met eenparigheid van stemmen indien dat akkoord bepalingen bevat waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld (parallellisme van de stemvoorschriften voor het interne en het externe gebied).

De gezichtspunten van de Conventieleden over dit onderwerp kunnen in drie grote groepen worden verdeeld. Ten eerste is er een groot aantal Conventieleden dat dit lid wenst te schrappen, zodat de uitzonderingen komen te vervallen en over alle handelspolitieke vraagstukken met gekwalificeerde meerderheid wordt besloten. Ten tweede is er een groep die een sterke voorkeur heeft voor handhaving van dit element van parallellisme dat in het Verdrag van Nice was ingevoerd in artikel 133, lid 5, tweede alinea, zij het in de verduidelijkte vorm van het voorstel van het Praesidium. Tenslotte zijn er enkele Conventieleden die nog meer willen teruggrijpen op de bepalingen van artikel 133, lid 6 VEG (afgezien van de handhaving van het begrip parallellisme) en een tekst willen invoeren volgens welke akkoorden betreffende culturele en audiovisuele diensten, onderwijsdiensten alsmede sociale en volksgezondheidsdiensten tot de gedeelde bevoegdheid van de Unie en haar lidstaten behoren en dat voor de onderhandelingen over dergelijke akkoorden onderlinge overeenstemming van de lidstaten vereist is. Na de verschillende standpunten van de Conventieleden te hebben onderzocht, gaf het Praesidium er de voorkeur aan zijn oorspronkelijke voorstel te handhaven, waarin het begrip parallellisme met betrekking tot de stemregel wordt gehandhaafd (en de betreffende beleidsgebieden op explicietere en begrijpelijker wijze worden vermeld).

Een ander stel wijzigingsvoorstellen voor dit artikel had betrekking op de rol van het Europees Parlement, die vele Conventieleden wensten te versterken. In dit verband zij erop gewezen dat de formulering van de ontwerp-tekst van CONV 685/03 reeds een versterking inhoudt van de rol van het Europees Parlement ten opzichte van de huidige situatie (wetgevingsprocedure, dat wil zeggen medebeslissingsprocedure, voor andere maatregelen dan de onder lid 1 vallende overeenkomsten, en, uit hoofde van [artikel III-222 (voorheen artikel 33)] betreffende de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten - dat het huidige artikel 300 VEG vervangt - de sluiting van overeenkomsten met instemming van het Europees Parlement (schrapping van de huidige uitzondering betreffende handelspolitiek in artikel 300 VEG). Het Praesidium stelt evenwel voor de tekst zo te wijzigen dat wordt bepaald dat het Parlement regelmatig zal worden geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen.