Onderafdeling 1 - De douane-unie

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-36: Omschrijving douane-unie

  • 1. 
    De Unie omvat mede een douane-unie die zich uitstrekt over het gehele goederenverkeer en die zowel het verbod meebrengt van in- en uitvoerrechten en van alle heffingen van gelijke werking in het verkeer tussen de lidstaten onderling als de invoering van een gemeenschappelijk douanetarief voor hun betrekkingen met derde landen.
  • 2. 
    Artikel III-38 en onderafdeling 3 van deze afdeling zijn van toepassing op de producten welke van oorsprong zijn uit de lidstaten alsook op de producten uit derde landen welke zich in de lidstaten in het vrije verkeer bevinden.

III-37: Omschrijving vrij verkeer van goederen

Als zich bevindend in het vrije verkeer in een lidstaat worden beschouwd producten uit derde landen waarvoor in genoemde staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend.

III-38: Verbod op in- en uitvoerrechten of heffingen

In- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking zijn verboden tussen de lidstaten. Dit geldt eveneens voor douanerechten van fiscale aard.

III-39: Verordeningen of besluiten

De Raad van Ministers stelt op voorstel van de Europese Commissie bij Europese verordening of besluit de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief vast.

III-40: Algemene bepalingen

Bij de uitvoering van de taken die haar krachtens de bepalingen van deze onderafdeling zijn gegeven, laat de Europese Commissie zich leiden door:

  • a) 
    de noodzaak het handelsverkeer tussen de lidstaten en derde landen te bevorderen,
  • b) 
    de ontwikkeling van de mededingingsvoorwaarden binnen de Unie, in de mate waarin deze ontwikkeling het concurrentievermogen van de ondernemingen zal doen toenemen,
  • c) 
    de behoeften van de Unie aan grondstoffen en halffabrikaten, waarbij zij erop toeziet dat de mededingingsvoorwaarden met betrekking tot eindproducten tussen de lidstaten niet worden vervalst,
  • d) 
    de noodzaak om ernstige verstoringen van het economisch leven van de lidstaten te vermijden en een rationele ontwikkeling van de productie en een vergroting van het verbruik in de Unie te waarborgen.