Afdeling 9 - Onderzoek en technologische ontwikkeling

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-146: Doelstellingen Europees onderzoek en technologische ontwikkeling

  • 1. 
    De Unie streeft ernaar de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie van de Unie te versterken en de ontwikkeling van de internationale concurrentiepositie van de Unie te begunstigen, alsmede de onderzoekactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Grondwet nodig worden geacht.
  • 2. 
    Te dien einde stimuleert zij in de gehele Unie ondernemingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. De Unie ondersteunt hun streven naar onderlinge samenwerking, waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt te benutten, in het bijzonder door openstelling van de nationale overheidsopdrachten, vaststelling van gemeenschappelijke normen en opheffing van de wettelijke en fiscale belemmeringen welke die samenwerking in de weg staan.
  • 3. 
    Alle activiteiten van de Unie uit hoofde van de Grondwet, met inbegrip van demonstratieprojecten, op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling worden vastgesteld en uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling.

III-147: Totstandkoming Europees onderzoek en technologische ontwikkeling

Voor de verwezenlijking van de in artikel III-141 i genoemde doelstellingen onderneemt de Unie de volgende activiteiten, die de activiteiten van de lidstaten aanvullen:

  • a) 
    uitvoering van programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, waarbij de samenwerking met en tussen ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten wordt bevorderd;
  • b) 
    bevordering van de samenwerking van de Unie met derde landen en internationale organisaties inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;
  • c) 
    verspreiding en exploitatie van de resultaten van de activiteiten van de Unie inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;
  • d) 
    stimulering van de opleiding en de mobiliteit van onderzoekers in de Unie.

III-148: Coördinatie

  • 1. 
    De Unie en de lidstaten coördineren hun activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling om zodoende de onderlinge samenhang van het beleid van de lidstaten en het beleid van de Unie te verzekeren.
  • 2. 
    De Europese Commissie kan in nauwe samenwerking met de lidstaten initiatieven nemen om de in lid 1 bedoelde coördinatie te bevorderen, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.

III-149: Meerjarenkaderprogramma

  • 1. 
    Bij Europese wet wordt het meerjarenkaderprogramma vastgesteld waarin alle activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling zijn opgenomen. Deze wet wordt aangenomen na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.

    In het kaderprogramma:

    • a) 
      worden de wetenschappelijke en technologische doelstellingen die met de in artikel III-147 bedoelde activiteiten moeten worden verwezenlijkt, alsmede de daarmee samenhangende prioriteiten, vastgesteld;
    • b) 
      worden de grote lijnen van deze activiteiten aangegeven;
    • c) 
      worden het totale maximumbedrag van en regels voor de financiële deelneming van de Unie aan het kaderprogramma, alsmede de onderscheiden deelbedragen voor elk van de voorgenomen activiteiten, vastgelegd.
  • 2. 
    Het kaderprogramma wordt naar gelang van de ontwikkeling van de situatie aangepast of aangevuld.
  • 3. 
    Het kaderprogramma wordt uitgevoerd door middel van specifieke programma's die binnen iedere activiteit worden ontwikkeld. In ieder specifiek programma worden de bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de nodig geachte middelen vastgelegd. Het totaal van de in de specifieke programma's vastgelegde bedragen mag niet meer belopen dan het voor het kaderprogramma en voor iedere activiteit vastgelegde totale maximumbedrag.
  • 4. 
    De Raad van Ministers stelt op voorstel van de Europese Commissie de Europese verordeningen of besluiten houdende de specifieke programma's vast. Hij besluit na raadpleging van het Europees Parlement en van het Economisch en Sociaal Comité.

III-150: Uitvoering van het meerjarenkaderprogramma

Voor de uitvoering van het meerjarenkaderprogramma worden bij Europese wet of kaderwet de volgende regels vastgesteld:

  • a) 
    de regels voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten;
  • b) 
    de regels voor de verspreiding van de onderzoeksresultaten.

De Europese wet of kaderwet wordt aangenomen na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.

III-151: Aanvullende programma's

Bij de uitvoering van het meerjarenkaderprogramma kunnen bij Europese wet aanvullende programma's worden vastgesteld waaraan alleen wordt deelgenomen door bepaalde lidstaten, die zorg dragen voor de financiering daarvan, onder voorbehoud van eventuele deelneming van de Unie.

Bij deze wet worden de regels voor de aanvullende programma's vastgesteld, met name voor wat betreft de verspreiding van de kennis en de toegang van andere lidstaten. Deze wet wordt aangenomen na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en met de goedkeuring van de betrokken lidstaten.

III-152: Uitvoering programma's door verscheidene lidstaten

Bij de uitvoering van het meerjarenkaderprogramma kan een Europese wet voorzien in deelneming van de Unie aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's, met inbegrip van deelneming aan de voor de uitvoering van die programma's tot stand gebrachte structuren; deze deelneming betreft de goedkeuring van de betrokken lidstaten.

Deze wet wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.

III-153: Samenwerking met derde landen bij uitvoering programma's

Bij de uitvoering van het meerjarenkaderprogramma kan de Unie voorzien in samenwerking van de Unie met derde landen of internationale organisaties op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie.

De regels voor deze samenwerking kunnen worden vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde partijen, waarover wordt onderhandeld en die worden gesloten overeenkomstig artikel III-227.

III-154: Oprichting gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren

De Raad van Ministers kan op voorstel van de Europese Commissie bij Europese verordening of Europees besluit vaststellen, dat gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren worden opgericht ten dienste van de goede uitvoering van programma's van de Unie voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité.

III-155: Ruimteonderzoek

  • 1. 
    Om de wetenschappelijke en technische vooruitgang, het industriële concurrentievermogen en de uitvoering van haar beleid te bevorderen, stippelt de Unie een Europees ruimtevaartbeleid uit. Daartoe kan zij gemeenschappelijke initiatieven bevorderen, onderzoek en technologische ontwikkeling steunen en de nodige inspanningen coördineren voor de verkenning en het gebruik van de ruimte.
  • 2. 
    Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 1 bedoelde doelstellingen, worden bij Europese wet of kaderwet maatregelen vastgesteld, die de vorm kunnen hebben van een speciaal Europees ruimtevaartprogramma.
 

III-156: Verslaglegging door Commissie

Aan het begin van ieder jaar legt de Europese Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad van Ministers een verslag voor. Dit verslag heeft betrekking op de activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en op verspreiding van de resultaten in het voorafgaande jaar, alsmede op het werkprogramma van het lopende jaar.