Afdeling 2 - Financiële bepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-215: Financiële bepalingen

  • 1. 
    De administratieve uitgaven die voor de instellingen voortvloeien uit de bepalingen van dit hoofdstuk komen ten laste van de begroting van de Unie.
  • 2. 
    De beleidsuitgaven die uit de uitvoering van die bepalingen voortvloeien, komen eveneens ten laste van de begroting van de Unie, behalve wanneer zij verband houden met operaties die consequenties hebben op militair of defensiegebied en met gevallen waarin de Raad van Ministers anders besluit.

    Uitgaven die niet ten laste komen van de begroting van de Unie, vallen ten laste van de lidstaten volgens de verdeelsleutel die gebaseerd is op het bruto nationaal product, tenzij de Raad van Ministers anders besluit. Lidstaten waarvan de vertegenwoordiger in de Raad van Ministers een formele verklaring krachtens artikel III-201, lid 1, tweede alinea, heeft afgelegd, zijn niet verplicht bij te dragen in de financiering van uitgaven welke verband houden met operaties die consequenties hebben op militair of defensiegebied.

  • 3. 
    De Raad van Ministers stelt bij Europees besluit specifieke procedures vast die waarborgen dat de op de begroting van de Unie opgevoerde kredieten voor de dringende financiering van initiatieven in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met name voor de voorbereiding van de in artikel I-40, lid 1, bedoelde missies, snel beschikbaar komen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

    De voorbereiding van de in artikel I-40, lid 1, bedoelde missies die niet ten laste komen van de begroting van de Unie, wordt gefinancierd uit een startfonds, gevormd door bijdragen van de lidstaten.

    De Raad van Ministers regelt bij Europees besluit, op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:

    • a) 
      de instelling en vorming van het startfonds, met name ten aanzien van de in het fonds gestorte middelen en de wijze van terugbetaling;
    • b) 
      het beheer van het startfonds;
    • c) 
      de financiële controle.

    Wanneer de Raad van Ministers een missie in de zin van artikel I-40, lid 1, overweegt, die niet ten laste van de begroting van de Unie kan worden gebracht, machtigt hij de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie om dit fonds te gebruiken. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie brengt aan de Raad van Ministers verslag uit over de uitvoering van deze opdracht.


Toelichting

Gezien de uiteenlopende, vaak conflicterende, benaderingen wordt voorgesteld de inhoud van [artikel III-210 (voorheen artikel 22)] niet te wijzigen. Een technische wijziging van lid 3, eerste alinea, is evenwel noodzakelijk gebleken.