Afdeling 2 - Economische, financiële en technische samenwerking met derde landen

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-221: Organisatie

  • 1. 
    Onverminderd de overige bepalingen van dit verdrag, met name de artikelen III-218 tot en met III-220, onderneemt de Unie activiteiten voor economische, financiële en technische samenwerking, waaronder met name financiële bijstand begrepen, met derde landen die geen ontwikkelingsland zijn. Deze activiteiten zijn coherent met het ontwikkelingsbeleid van de Unie en vinden plaats in het kader van de beginselen en doelstellingen van haar externe optreden. De activiteiten van de Unie en die van de lidstaten zijn wederzijds versterkend en complementair.
  • 2. 
    De maatregelen ter uitvoering van lid 1 worden bij Europese wet of kaderwet vastgesteld.
  • 3. 
    In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Unie en de lidstaten samen met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties. De samenwerking van de Unie kan nader worden geregeld in overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde partijen, waarover onderhandeld wordt en die gesloten worden overeenkomstig artikel III-227. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen over associatieovereenkomsten in de zin van artikel III-226, lid 2, en over de overeenkomsten met de kandidaat-lidstaten van de Unie.

    De eerste alinea laat onverlet de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten.

III-222: Dringende financiële hulp aan derde landen

Wanneer de situatie in een derde land dringende financiële hulp van de Unie vereist, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie de nodige Europese besluiten vast.