Speciale status voor de Nederlandse Antillen

Op 16 juli 2003 evalueerden de Europa-commissies van Eerste en Tweede Kamer de resultaten van de Europese Conventie i. De rechtspositie van de Nederlandse Antillen in de ontwerp-Grondwet vormde voor Eerste-Kamerlid Alis Koekkoek i (CDA) een belangrijk punt van discussie. De Europese Grondwet bekrachtigt namelijk de bijzondere betrekkingen van Nederland met de overzeese gebiedsdelen. Maar het risico bestond dat de Nederlandse regering, door de bepalingen in de Europese Grondwet, andere lidstaten moest raadplegen voordat er iets in de betrekkingen met de Antillen gewijzigd kon worden.

Koekkoek vond het essentieel dat een formulering bereikt wordt waarmee in de Grondwet de status van de Nederlandse Antillen en Aruba veranderd kan worden. De Nederlandse Antillen hebben nu de status van landen en gebieden overzee. Volgens de CDA-senator moet Nederland de mogelijkheid houden om deze status te wijzigen, van "rijksdeel overzee" naar bijvoorbeeld "ultraperifeer gebied". Die aanduiding slaat thans op de Franse overzeese departementen en op de Portugese overzeese gebieden.

Koekkoek verwachtte dat Nederland voor minstens tien jaar vast kon zitten aan de onveranderlijke status van de rijksdelen overzee. Dit zou "buitengewoon jammer" zijn, aldus de senator. Om mogelijkheden tot statuswijziging open te houden, diende Koekkoek twee amendementen in, die alle mogelijkheden van overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba openlaat.

De regering heeft dit punt aan de orde gesteld tijdens de Intergouvernementele Conferentie i, tijdens het ministerieel conclaaf van 28 november 2003. Artikel IV-440 is op deze Nederlandse wensen aangepast. In de definitieve grondwettekst, zoals die is vastgesteld tijdens de Europese top van 17-18 juni 2004 i, is bovendien een Verklaring over de Antillen opgenomen waarin de voorwaarden van een mogelijke status-wijziging worden verduidelijkt.

1.

Betrokken gedeeltes uit de ontwerp-Grondwet