Artikel 9:

8
Artikel 9
10
  • 1. 
    De Raad van bewind beslist over financieringen, met name in de vorm van kredieten en garanties, en over het aangaan van leningen; hij stelt de rentevoet vast voor de door de Bank verstrekte leningen alsmede de provisies en overige verplichtingen. Hij kan op grond van een met gekwalificeerde meerderheid van stemmen genomen besluit, bepaalde bevoegdheden aan de directie delegeren. Hij bepaalt onder welke voorwaarden en op welke wijze deze delegatie geschiedt en ziet toe op de uitvoering ervan.

    De Raad van bewind ziet toe op een goed bestuur van de Bank; en zorgt ervoor dat het beheer van de Bank plaatsvindt in overeenstemming met de Grondwet en dit statuut en met de algemene richtlijnen welke door de Raad van gouverneurs worden vastgesteld.

    Na het boekjaar brengt hij verslag uit aan de Raad van gouverneurs en maakt dit verslag na goedkeuring bekend.

  • 2. 
    De Raad van bewind bestaat uit zesentwintig bewindvoerders en zestien plaatsvervangers.

    De bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, waarbij iedere lidstaat een bewindvoerder aanwijst. Ook de Commissie wijst een bewindvoerder aan.

    De plaatsvervangende bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, en wel als volgt:

    • twee plaatsvervangers aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland,
    • twee plaatsvervangers aangewezen door de Franse Republiek,
    • twee plaatsvervangers aangewezen door de Italiaanse Republiek,
    • twee plaatsvervangers aangewezen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
    • een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek,
    • een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk België,

      het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden,

    • een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek en Ierland,
    • een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden,
    • drie plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek,
    • een plaatsvervanger aangewezen door de Commissie.

    De Raad van bewind coöpteert zes deskundigen zonder stemrecht: drie als vaste deskundigen en drie als plaatsvervangers.

    De bewindvoerders en de plaatsvervangers zijn herbenoembaar.

    Het reglement van orde bevat de nadere regels inzake deelneming aan de vergaderingen van de Raad van bewind alsmede de voorschriften betreffende de plaatsvervangers en de gecoöpteerde leden.

    De president of, bij ontstentenis, een van de vice-presidenten van de directie oefent het voorzitterschap uit van de Raad van bewind, zonder aan de stemming deel te nemen.

    Als leden van de Raad van bewind worden gekozen personen die alle waarborgen bieden voor onafhankelijkheid en bekwaamheid. Zij zijn slechts aan de Bank verantwoording schuldig.

  • 3. 
    Een bewindvoerder kan slechts dan door de Raad van gouverneurs, welke ter zake met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, ambtshalve worden ontslagen, indien hij niet meer voldoet aan de voorwaarden welke voor de uitoefening van zijn functie zijn gesteld.

    Ingeval het jaarverslag niet wordt goedgekeurd, treedt de Raad van bewind af.

  • 4. 
    Indien er ten gevolge van overlijden of van vrijwillig, ambtshalve of collectief ontslag een vacature ontstaat, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde voorschriften. Behalve bij algehele vernieuwing, worden de leden voor de verdere duur van hun mandaat vervangen.
  • 5. 
    De Raad van gouverneurs stelt de vergoeding vast voor de leden van de Raad van bewind. Hij bepaalt welke functie eventueel onverenigbaar is met die van bewindvoerder en van plaatsvervanger.