Hoofdstuk 3 - Het Economisch en Sociaal Comité

Inhoudsopgave van deze pagina:

257: Instelling, samenstelling

Er wordt een Economisch en Sociaal Comité met een adviestaak ingesteld.

Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende economische en sociale geledingen van de georganiseerde civiele samenleving, met name van producenten, landbouwers, vervoerders, werknemers, handelaren en ambachtslieden, vrije beroepen, consumenten en het algemeen belang.

258: Aantal leden, vertegenwoordiging lidstaten

Het aantal leden van het Comité bedraagt niet meer dan 350.

Het aantal leden van het Comité is als volgt vastgesteld: (*)

België 12

Denemarken 9

Duitsland 24

Griekenland 12

Spanje 21

Frankrijk 24

Ierland 9

Italië 24

Luxemburg 6

Nederland 12

Oostenrijk 12

Portugal 12

Finland 9

Zweden 12

Verenigd Koninkrijk 24.

De leden van het Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemene belang van de Gemeenschap.

De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de vergoedingen van de leden van het Comité vast.

259: Benoeming leden

  • 1. 
    De leden van het Comité worden op voordracht van de lidstaten voor vier jaar benoemd. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten opgestelde lijst van leden vast. De leden van het Comité zijn herbenoembaar.
  • 2. 
    De Raad raadpleegt de Commissie. Hij kan de mening vragen van de Europese organisaties die representatief zijn voor de verschillende economische en sociale sectoren welke belang hebben bij de activiteit van de Gemeenschap.

260: Voorzitter, bureau, reglement van orde

Het Comité kiest, voor een periode van twee jaar, uit zijn midden zijn voorzitter en zijn bureau.

Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Het Comité wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen op verzoek van de Raad of van de Commissie. Het kan eveneens op eigen initiatief bijeenkomen.

261: Gespecialiseerde afdelingen

Het Comité omvat gespecialiseerde afdelingen voor de voornaamste terreinen waarop dit Verdrag van toepassing is.

De gespecialiseerde afdelingen verrichten hun werkzaamheden binnen het raam van de algemene bevoegdheden van het Comité. De gespecialiseerde afdelingen kunnen niet buiten het Comité om worden geraadpleegd.

Binnen het Comité kunnen voorts subcomités worden ingesteld om over bepaalde onderwerpen of op bepaalde gebieden ontwerp-adviezen op te stellen, welke ter bespreking aan het Comité moeten worden voorgelegd.

Het reglement van orde stelt de wijze van samenstelling en de bevoegdheden van de gespecialiseerde afdelingen en van de subcomités vast.

262: Raadpleging

Het Comité moet door de Raad of door de Commissie worden geraadpleegd in de gevallen voorzien in dit Verdrag. Het kan door deze instellingen worden geraadpleegd in alle gevallen waarin zij het wenselijk oordelen. Het Comité kan, in de gevallen waarin het dit wenselijk acht, het initiatief nemen om een advies uit te brengen.

Indien de Raad of de Commissie zulks noodzakelijk acht, stelt hij of zij aan het Comité een termijn voor het uitbrengen van advies; deze termijn mag niet korter zijn dan een maand, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de desbetreffende mededeling aan de voorzitter wordt gericht. Na afloop van de gestelde termijn kan worden gehandeld zonder het advies af te wachten.

Het advies van het Comité en het advies van de gespecialiseerde afdeling, alsmede een verslag van de besprekingen, worden aan de Raad en aan de Commissie gezonden.

Het Comité kan door het Europees Parlement worden geraadpleegd.