Titel II - Financiële bepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

268: Vaststelling begroting

Alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschap, met inbegrip van die welke betrekking hebben op het Europees Sociaal Fonds, moeten voor elk begrotingsjaar worden geraamd en opgenomen in de begroting.

De administratieve uitgaven die voor de instellingen voortvloeien uit de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie welke betrekking hebben op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, komen ten laste van de begroting. De beleidsuitgaven die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van genoemde bepalingen, kunnen onder de in die bepalingen bedoelde voorwaarden ten laste komen van de begroting.

De ontvangsten en uitgaven van de begroting moeten in evenwicht zijn.

269: Financiering begroting uit eigen middelen

De begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen gefinancierd.

De Raad stelt met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, de bepalingen inzake het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschap vast, waarvan hij de aanneming door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aanbeveelt.

270: Begrotingsdiscipline

Teneinde de begrotingsdiscipline te verzekeren, doet de Commissie geen voorstellen voor communautaire handelingen, brengt zij geen wijzigingen in haar voorstellen aan en neemt zij geen uitvoeringsmaatregelen aan die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de begroting, zonder de verzekering te geven dat die voorstellen of maatregelen gefinancierd kunnen worden binnen de grenzen van de eigen middelen van de Gemeenschap die voortvloeien uit de door de Raad krachtens artikel 269 vastgestelde bepalingen.

271: Beginselen uitgaven, overdragen ongebruikte kredieten, indeling kredieten

De uitgaven opgevoerd op de begroting worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar, voorzover niets anders wordt bepaald in het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement.

Onder de voorwaarden die worden vastgesteld met toepassing van artikel 279, kunnen de kredieten welke aan het einde van het begrotingsjaar ongebruikt zijn gebleven, worden overgedragen uitsluitend naar het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzover deze kredieten niet betrekking hebben op personeelsuitgaven.

De kredieten worden ingedeeld in hoofdstukken, waarin de uitgaven worden gegroepeerd naar hun aard en bestemming en voorzover nodig onderverdeeld overeenkomstig het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement.

De uitgaven van het Europees Parlement, van de Raad, van de Commissie en van het Hof van Justitie worden als afzonderlijke afdelingen in de begroting opgenomen, onverminderd een speciale regeling voor bepaalde gemeenschappelijke uitgaven.

272: Bepalingen bij vaststelling jaarlijkse begroting

  • 1. 
    Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.
  • 2. 
    Elke instelling van de Gemeenschap maakt vóór 1 juli een raming op van haar uitgaven. De Commissie voegt die ramingen in een voorontwerp van begroting samen. Zij voegt daaraan een advies toe, dat afwijkende ramingen mag inhouden.

    Dit voorontwerp omvat een raming van de uitgaven en een raming van de ontvangsten.

  • 3. 
    De Commissie legt het voorontwerp van begroting uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar aan de Raad voor.

    De Raad raadpleegt de Commissie en, in voorkomend geval, de andere betrokken instellingen telkens wanneer hij van dit voorontwerp wenst af te wijken.

    De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de ontwerp-begroting op en zendt deze aan het Europees Parlement.

  • 4. 
    De ontwerp-begroting moet uiterlijk op 5 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar aan het Europees Parlement worden voorgelegd.

    Het Europees Parlement heeft het recht om de ontwerp-begroting met meerderheid van de stemmen van zijn leden te amenderen en om aan de Raad, met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, wijzigingen in het ontwerp voor te stellen met betrekking tot de uitgaven die verplicht voortvloeien uit het Verdrag of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten.

    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van 45 dagen na voorlegging van de ontwerp-begroting zijn goedkeuring heeft verleend, is de begroting definitief vastgesteld. Indien het Europees Parlement binnen die termijn de ontwerp-begroting niet heeft geamendeerd of geen wijzigingen daarin heeft voorgesteld, wordt de begroting geacht definitief te zijn vastgesteld.

    Indien het Europees Parlement binnen die termijn amendementen heeft aangenomen of wijzigingen heeft voorgesteld, wordt de aldus geamendeerde of van wijzigingsvoorstellen voorziene ontwerp-begroting aan de Raad gezonden.

  • 5. 
    Na over de ontwerp-begroting te hebben beraadslaagd met de Commissie en, in voorkomend geval, met de andere betrokken instellingen, neemt de Raad een besluit onder de volgende voorwaarden:
    • a) 
      de Raad kan elk der door het Europees Parlement aangenomen amendementen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen;
    • b) 
      wat de wijzigingsvoorstellen betreft:
      • indien een door het Europees Parlement voorgestelde wijziging niet leidt tot stijging van het totale bedrag van de uitgaven van een instelling, met name doordat de stijging van de uitgaven die daarvan het gevolg zou zijn, uitdrukkelijk wordt gecompenseerd door één of meer voorgestelde wijzigingen die een overeenkomstige daling van de uitgaven behelzen, kan de Raad dit wijzigingsvoorstel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen afwijzen. Bij gebreke van een afwijzend besluit is het wijzigingsvoorstel aanvaard;
      • indien een door het Europees Parlement voorgestelde wijziging leidt tot stijging van het totale bedrag van de uitgaven van een instelling, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen dit wijzigingsvoorstel aanvaarden. Bij gebreke van een besluit tot aanvaarding is het wijzigingsvoorstel afgewezen;
      • indien de Raad overeenkomstig één van beide vorige alinea's een wijzigingsvoorstel heeft afgewezen, kan hij met gekwalificeerde meerderheid van stemmen ofwel het in de ontwerp-begroting voorkomende bedrag handhaven, ofwel een ander bedrag vaststellen.

    De ontwerp-begroting wordt gewijzigd overeenkomstig de door de Raad aangenomen wijzigingsvoorstellen.

    Indien de Raad, binnen een termijn van 15 dagen na voorlegging van de ontwerp-begroting, geen der door het Europees Parlement aangenomen amendementen heeft gewijzigd en indien de door het Parlement ingediende wijzigingsvoorstellen zijn aanvaard, wordt de begroting geacht definitief te zijn vastgesteld. De Raad stelt het Europees Parlement ervan in kennis dat hij geen der amendementen heeft gewijzigd en dat de wijzigingsvoorstellen zijn aanvaard.

    Indien de Raad binnen deze termijn één of meer der door het Europees Parlement aangenomen amendementen heeft gewijzigd of indien de door het Parlement ingediende wijzigingsvoorstellen zijn afgewezen of gewijzigd, wordt de gewijzigde ontwerp-begroting opnieuw aan het Europees Parlement toegezonden. De Raad zet het resultaat van zijn beraadslagingen aan het Europees Parlement uiteen.

  • 6. 
    Binnen een termijn van 15 dagen na voorlegging van de ontwerp-begroting kan het Europees Parlement, na te zijn ingelicht over het gevolg dat zijn wijzigingsvoorstellen is gegeven, met meerderheid van de stemmen van zijn leden en met drievijfde van het aantal uitgebrachte stemmen de door de Raad in zijn amendementen aangebrachte wijzigingen amenderen of afwijzen en stelt het dienovereenkomstig de begroting vast. Indien het Europees Parlement geen besluit heeft genomen binnen deze termijn, wordt de begroting geacht definitief te zijn vastgesteld.
  • 7. 
    Wanneer de in dit artikel omschreven procedure is afgesloten, constateert de voorzitter van het Europees Parlement dat de begroting definitief is vastgesteld.
  • 8. 
    Het Europees Parlement kan evenwel, met meerderheid van de stemmen van zijn leden en met tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen, om gewichtige redenen, de ontwerp-begroting afwijzen en verzoeken dat hem een nieuw ontwerp wordt voorgelegd.
  • 9. 
    Voor alle andere uitgaven dan die welke verplicht voortvloeien uit het Verdrag of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten, wordt elk jaar een maximumpercentage van de stijging ten opzichte van de uitgaven van dezelfde aard van het lopende begrotingsjaar vastgesteld.

    Na raadpleging van het Comité voor de economische politiek constateert de Commissie dit maximumpercentage, dat voortvloeit uit:

    • de ontwikkeling van het bruto nationaal product naar volume in de Gemeenschap,
    • de gemiddelde variatie van de begrotingen der lidstaten

      en uit

    • het verloop van de kosten van levensonderhoud in het laatste begrotingsjaar.

    Het maximumpercentage wordt vóór 1 mei aan alle instellingen van de Gemeenschap meegedeeld. Deze dienen dit percentage te respecteren zolang de begrotingsprocedure loopt, behoudens het bepaalde in de vierde en de vijfde alinea.

    Indien voor de andere uitgaven dan die welke verplicht voortvloeien uit het Verdrag of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten, het stijgingspercentage dat volgt uit de door de Raad opgestelde ontwerp-begroting meer dan de helft van het maximumpercentage bedraagt, kan het Europees Parlement, in de uitoefening van zijn recht van amendement, het totale bedrag van deze uitgaven alsnog verhogen tot de helft van het maximumpercentage.

    Is het Europees Parlement, de Raad of de Commissie van oordeel dat de activiteiten van de Gemeenschappen een overschrijding van het volgens de procedure van dit lid bepaalde percentage nodig maken, dan kan een nieuw percentage worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Raad, die besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, en het Europees Parlement, dat besluit met meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drievijfde van het aantal uitgebrachte stemmen.

  • 10. 
    Elke instelling oefent de haar bij het onderhavige artikel toegekende bevoegdheden uit onder eerbiediging van de bepalingen van het Verdrag en de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten, met name inzake de eigen middelen van de Gemeenschappen en het evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven.

273: Toegestane uitgaven bij niet tijdig aangenomen begroting

Indien bij het begin van een begrotingsjaar de begroting nog niet is aangenomen, kunnen de uitgaven maandelijks worden verricht per hoofdstuk of per andere afdeling, overeenkomstig de bepalingen van het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement, zonder dat zij eentwaalfde der bij de begroting van het vorige begrotingsjaar geopende kredieten mogen overschrijden en zonder dat deze maatregel tot gevolg mag hebben, dat de Commissie meer dan eentwaalfde van de kredieten van de in voorbereiding zijnde ontwerp-begroting ter beschikking krijgt.

De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, onder voorbehoud dat aan de overige in de eerste alinea gestelde voorwaarden wordt voldaan, uitgaven van meer dan eentwaalfde toestaan.

Indien dit besluit betrekking heeft op andere uitgaven dan die welke verplicht voortvloeien uit het Verdrag of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten, zendt de Raad het onverwijld aan het Europees Parlement; binnen een termijn van 30 dagen kan het Europees Parlement met meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drievijfde van het aantal uitgebrachte stemmen een andersluidend besluit nemen voor deze uitgaven voor wat betreft het gedeelte dat het in de eerste alinea bedoelde twaalfde overschrijdt. Dit gedeelte van het besluit van de Raad wordt geschorst totdat het Europees Parlement heeft besloten. Indien het Europees Parlement binnen bovengenoemde termijn geen andersluidend besluit dan dat van de Raad heeft genomen, wordt dit besluit geacht definitief te zijn vastgesteld.

De in de tweede en derde alinea bedoelde besluiten voorzien op het gebied van de middelen in de nodige maatregelen voor de toepassing van dit artikel.

274: Commissie voert begroting onder eigen verantwoordelijkheid uit

De Commissie voert de begroting overeenkomstig de bepalingen van het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement uit onder haar eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen der toegekende kredieten en met het beginsel van goed financieel beheer. De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de toegekende kredieten volgens het beginsel van goed financieel beheer worden gebruikt.

Het reglement voorziet in de wijze waarop en de mate waarin iedere instelling haar eigen uitgaven doet.

Binnen de begroting kan de Commissie, met inachtneming van de grenzen en de voorwaarden bepaald in het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement, kredieten overschrijven hetzij van het ene hoofdstuk naar het andere, hetzij van de ene onderafdeling naar de andere.

275: Overlegging rekening en financiële balans

De Commissie legt elk jaar aan de Raad en aan het Europees Parlement de rekeningen over het afgelopen begrotingsjaar voor welke betrekking hebben op de uitvoering van de begroting. Bovendien doet zij hun een financiële balans van de activa en passiva van de Gemeenschap toekomen.

276: Kwijting voor uitvoering begroting

  • 1. 
    Op aanbeveling van de Raad, die besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, verleent het Europees Parlement aan de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting. Te dien einde onderzoekt het, na de Raad, de rekeningen en de financiële balans genoemd in artikel 275, het jaarverslag van de Rekenkamer tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen op de opmerkingen van de Rekenkamer, de in artikel 248, lid 1, tweede alinea, genoemde verklaring, alsmede de relevante speciale verslagen van de Rekenkamer.
  • 2. 
    Alvorens kwijting te verlenen aan de Commissie of voor enig ander doel in verband met de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie inzake de uitvoering van de begroting, kan het Europees Parlement de Commissie verzoeken verantwoording af te leggen terzake van de uitvoering van de uitgaven of de werking van de financiële controlestelsels. De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle nodige inlichtingen.
  • 3. 
    De Commissie stelt alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen in de kwijtingsbesluiten en aan andere opmerkingen van het Europees Parlement over de uitvoering van de uitgaven, alsook aan de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbevelingen tot kwijting vergezeld gaan.

    Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de Commissie verslag uit over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van deze opmerkingen, met name over de instructies die zijn gegeven aan de diensten die met de uitvoering van de begroting zijn belast. Deze verslagen worden ook aan de Rekenkamer toegezonden.

277: Rekeneenheid begroting

De begroting luidt in de rekeneenheid, bepaald overeenkomstig het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement.

278: Overmaken saldi

De Commissie kan, onder voorbehoud dat zij daarvan de bevoegde instanties der betrokken staten in kennis stelt, de saldi, welke zij in de valuta van een der lidstaten in haar bezit heeft, overmaken in de valuta van een andere lidstaat, voorzover zij gebruikt moeten worden voor de doeleinden die in dit Verdrag zijn aangewezen. De Commissie vermijdt dergelijke overmakingen zoveel mogelijk, indien zij saldi beschikbaar heeft of beschikbaar kan maken in de valuta waaraan zij behoefte heeft.

De Commissie onderhoudt de betrekkingen met elke lidstaat door tussenkomst van de door deze aangewezen autoriteit. Voor de uitvoering van financiële verrichtingen heeft zij toegang tot de centrale bank van de betrokken lidstaat of tot een andere door deze staat gemachtigde financiële instelling.

279: Reglement

  • 1. 
    De Raad, handelend met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Rekenkamer:
    • a) 
      stelt de financiële reglementen vast waarbij met name de wijze wordt vastgesteld waarop de begroting wordt opgesteld en uitgevoerd, alsmede de wijze waarop rekening en verantwoording wordt gedaan en de rekeningen worden nagezien;
    • b) 
      stelt de regels vast en organiseert de controle betreffende de verantwoordelijkheid der financiële controleurs, ordonnateurs en rekenplichtigen.

    Met ingang van 1 januari 2007 besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Rekenkamer.

  • 2. 
    De Raad, handelend met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Rekenkamer, bepaalt de regels en de procedure volgens welke de budgettaire ontvangsten waarin het stelsel der eigen middelen van de Gemeenschap voorziet, ter beschikking van de Commissie worden gesteld, en schrijft voor welke maatregelen moeten worden toegepast om in voorkomend geval te voorzien in de behoefte aan kasmiddelen.

280: Fraudebestrijding

  • 1. 
    De Gemeenschap en de lidstaten bestrijden fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, met overeenkomstig dit artikel te nemen maatregelen die afschrikkend moeten werken en in de lidstaten een doeltreffende bescherming moeten bieden.
  • 2. 
    De lidstaten nemen ter bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, dezelfde maatregelen als die welke zij treffen ter bestrijding van fraude waardoor hun eigen financiële belangen worden geschaad.
  • 3. 
    Onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag coördineren de lidstaten hun optreden om de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude te beschermen. Zij organiseren daartoe samen met de Commissie een nauwe en geregelde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten.
  • 4. 
    De Raad neemt volgens de procedure van artikel 251, na raadpleging van de Rekenkamer, de nodige maatregelen aan op het gebied van de preventie en bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad, om in de lidstaten een doeltreffende en gelijkwaardige bescherming te bieden. Deze maatregelen hebben geen betrekking op de toepassing van het nationale strafrecht of de nationale rechtsbedeling.
  • 5. 
    De Commissie brengt in samenwerking met de lidstaten jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de ter uitvoering van dit artikel genomen maatregelen.