Staat Europa op een keerpunt?

woensdag 31 mei 2006

Toekomst van Europa/Europese integratie - 31-05-2006 - 06:05

 

Belgian Prime Minister Guy Verhofstadt

Premier Verhofstadt in het EP

Het Europees Parlement blijft het debat over de toekomst van Europa voeden. Na een bijeenkomst op 8 en 9 mei met de nationale parlementen (een dialoog die in december een vervolg zal krijgen), beginnen de europarlementsleden vandaag aan een serie discussies met EU-regeringsleiders. De eerste afspraak is met de Belgische premier Guy Verhofstadt die zijn ideeën over de toekomst van Europa recentelijk heeft neergelegd in een boek getiteld "De Verenigde Staten van Europa."

De Voorzitter van het Europees Parlement

Josep BORRELL (PES, ES) verwelkomt de Belgische premier Verhofstadt. Borrell roemt Verhofstadt om zijn boek "De Verenigde Staten van Europa."

Premier Guy Verhofstadt

De premier bijt de spits af in een reeks van debatten die het EP met de regeringsleiders over de toekomst van Europa wenst te houden. Dit initiatief getuigt van de inzet en volharding van het Europees Parlement, dat reeds een doorslaggevende rol speelde in de Conventie.

1 Mei 2004 is een mijlpaal in de geschiedenis van Europa. Een ware hoogdag voor de Europese Unie. Zestig jaar na de machtsdeling in Yalta, achtenveertig jaar na de Hongaarse opstand, drieënveertig jaar na de bouw van de schandelijke muur in Berlijn, vijfendertig jaar na de Praagse Lente, betekende die dag zoals onze collega Bronislaw Geremek het uitdrukte: "Het échte einde van de Tweede Wereldoorlog."

Helaas hebben velen blijk geven van een bijzonder kort geheugen wanneer ze het hebben over de uitbreiding van Europa. De Unie zou te snel de voormalige Sovjet-satellietstaten in haar schoot hebben opgenomen. De Unie zou te vlug zijn uitgebreid. De Unie zou ook haar natuurlijke grenzen hebben bereikt, de limieten van haar zogenaamde absorptiecapaciteit hebben overschreden. Maar wat heet " te snel" voor mensen die bijna vijftig jaar lang werden verknecht? Wat is te vlug voor volkeren waar we tot ze zichzelf van het communistisch juk hadden bevrijd, nauwelijks naar hebben omgekeken? En wat zijn "natuurlijke grenzen", waar liggen die wanneer we zien dat Europese steden als Belgrado of Dubrovnik nog steeds buiten de Europese Unie liggen? En over welke absorptiecapaciteit praten we? Die in ons hoofd of die in onze geldbeugel?

Nadenken over de toekomst van de Unie mag niet gebeuren in schema's van of/of. Of de uitbreiding, óf de verdieping. Of Turkije, óf de constitutie. De richting van de geschiedenis is éénduidig. De Unie moet verder worden uitgebreid. Het is de enige garantie voor duurzame vrede en stabiliteit op het oude continent en de enige waarborg dat morgen Bosnië of Kosovo, kortom de gehele Balkan niet opnieuw in vuur en vlam staat. De enige hoop ook dat landen zoals Oekraïne stabiele democratieën worden.

Tegelijkertijd moet de Unie verder worden verdiept en moet de Europese integratie onverminderd worden verder gezet. Er moet in ieder geval een einde komen aan de periode van stilstand in Europa. Een gebrek aan vooruitgang in de Europese integratie dateert niet van de uitkomst van de referenda in Frankrijk en Nederland. De burger ervaart al langer een crisis in Europa: de verdeeldheid over Irak, de niet-naleving van het Stabiliteitspact, de discussie over de financiële perspectieven. De zogenaamde open coördinatiemethode is veel te zwak om na de succesvolle invoering van de euro een nieuwe, beslissende impuls te geven aan de Europese integratie.

Er moet geen keuze worden gemaakt tussen eerst verdiepen of eerst uitbreiden. Beide zijn noodzakelijk. Net zo min als er een keuze zou moeten worden gemaakt tussen Europa als een economische vrijhandelszone of Europa als een politieke entiteit. Ook hier is de richting van de geschiedenis éénduidig. Van een unipolaire wereld gedomineerd door de VS evolueren we razendsnel naar een multipolaire wereld waarin landen als China en India terecht een nadrukkelijke rol opeisen. Wil Europa in deze nieuwe wereldorde economisch, politiek of militair nog meespelen, dan is een politieke unie de enige uitkomst. Geen enkele van de lidstaten, ook niet de grote kunnen nog de illusie koesteren alleen op het wereldgebeuren te wegen. Paul Henri Spaak drukte het cynischer uit: "L'Europe n'est encore composée que de petits pays. La seule distinction pertinente qui demeure réside dans le fait que certains pays le comprennent et que d'autres refusent encore toujours de le reconnaître."

Kortom, de vraag luidt niet of de Unie zich zal omvormen tot een meer federale, politieke entiteit. De vraag luidt, wanneer dit zal gebeuren of beter nog, of dit wel op tijd zal gebeuren. De referendain Frankrijk en Nederland brachten vorig jaar een klap toe aan de totstandkoming van een Europese politieke Unie. Het afwijzen van een Grondwet, die hoewel verre van ideaal, toch heel wat meer democratie, meer transparantie en een vlottere besluitvorming tot stand had kunnen brengen, betekende een mokerslag. De klap die beide referenda veroorzaakten was zo groot dat het nog steeds onduidelijk is of de Grondwet overleven kan of niet. De ratificeringen gaan wel door. En vijftien landen keurden inmiddels de Grondwet goed. Maar laten we eerlijk blijven: enkele lidstaten waren misschien ook opgelucht na het Franse en Nederlandse neen. In elk geval liet de uitkomst van beide referenda Europa in verwarring achter. Een verwarring waar vandaag, exact één jaar later, nog steeds geen einde is aan gekomen. Want laat ons ook daar eerlijk over zijn. De reflectieperiode die werd afgekondigd, leverde weinig of niets op. In plaats van een luidruchtige brainstorming, heerste er over de toekomst van Europa de voorbije twaalf maanden een oorverdovende stilte.

De laatste weken werden wel enkele nieuwe ideeën geopperd, maar Verhofstadt betwijfelt of die veel zoden aan de dijk zullen zetten. Het "Europa van de projecten" bijvoorbeeld. Er is eerder nood aan het omgekeerde, aan een "project voor Europa." Of de idee om iedereen een nieuw engagement, een nieuwe Europese gelofte te laten afleggen Of de intentie om tegen 2009 een deel van het grondwettelijk verdrag te redden, zonder de zekerheid te hebben dat het niet opnieuw op een nee zal stuiten.

Hoe dan ook, binnen enkele weken zal de reflectieperiode worden verlengd. We moeten wachten om knopen door te hakken, zo luidt het. Het tijdstip om te handelen laten afhangen van een verkiezing in een of andere lidstaat of van wie in de Raad de voorzittershamer hanteert, is niet de beste benadering. Er ligt altijd wel ergens een nationale verkiezing in het verschiet. En wachten op een voorzitterschap is het gevaar lopen dat niemand nog de urgentie van de zaak inziet. De gewenning, de slijtage. Waarom zouden we ons nog druk maken over de toekomst van Europa? Het draait ook zo wel, zonder project, zonder grondwet.

Dat is de teneur, maar volgens de premier bestaat er een enorme urgentie om iets te ondernemen. De economische groei in Europa hinkt achterop, de politieke invloed van de EU in de wereld taant en haar militaire sterkte is ondermaats. Om echter te weten wat we moeten ondernemen, is het eerst van belang aandachtig in de spiegel te staren en antwoorden te geven op vragen als: waarom keren zoveel burgers zich van Europa af?; wat ging er mis in Frankrijk en Nederland? Daarop zijn vooral twee antwoorden of verklaringen te geven. De eerste is dat vele politieke leiders in eigen land al geruime tijd een negatief beeld ophangen van Europa. Wanneer het goed gaat, worden de pluimen op de eigen nationale hoed gestoken. Wanneer evenwel iets verkeerd uitdraait, wordt steevast Europa met de vinger gewezen. En het moet gezegd: Europa is een gewillig slachtoffer. Als je ertegen afgeeft of schopt, komt er nooit ofte nimmer een wederwoord of een reactie. Ook al worden de meest groteske onwaarheden verkocht.

Zo zou Brussel een immense kafkaiaanse bureaucratie herbergen. De waarheid is dat in de Europese instellingen zo'n vierentwintigduizend ambtenaren werken. Dat is minder dan het ambtenarenkorps van vrijwel iedere Europese grootstad. Europa zou ook een enorme geldverslindende machine zijn. De waarheid is dat het budget van de EU twintig maal kleiner is dan dat van de VS en zelfs veertig maal kleiner dan dat van alle andere (nationale, regionale, lokale) overheden samen. Iedere Europese burger betaalt per week minder dan vijf euro aan Europa, met andere woorden een fractie van wat hij of zij aan de nationale, regionale en lokale overheden afdraagt. En voor die vijf euro krijgt de burger vrede en welvaart.

Er is een tweede en meer doorslaggevende reden waarom de burger afhaakt. Naar zijn oordeel biedt Europa geen of geen afdoend antwoord meer op zijn vele vragen en bekommernissen. In dit tijdperk van ongeremde globalisering, ziet hij dat de Europese motor sputtert, de Europese economie in ademnood verkeert. De werkloosheid blijft hoog. Bedrijven en jobs delocaliseren. Een krachtig Europees antwoord blijft uit. De grensoverschrijdende criminaliteit neemt toe. We moesten wachten tot de Twin Towers werden neergehaald voordat een akkoord kon worden bereikt over het Europees aanhoudingsmandaat. En hetzelfde gebeurt nu met het Europese patent. Iedereen weet dat dit instrument een absolute noodzaak is om de achterstand inzake research en ontwikkeling in te lopen. Maar ondanks alle intentieverklaringen dreigt dit dossier nog jaren aan te slepen. Het hoeft dus niet te verwonderen dat de Europese burger afhaakt.

Zolang Europa niet definitief de weg opgaat van een heuse federatie waarin de unanimiteitsregel wordt afgeschaft of minstens tot het strikte minimum beperkt wordt, zal het steeds onmachtig blijven om snel en krachtdadig op nieuwe uitdagingen te reageren. Een confederatie, gestoeld op de intergouvernementele methode en het beginsel van de unanimiteit, verlamt de Europese besluitvorming.

Vijftig jaar na de start van de Europese Gemeenschap wordt het inderdaad tijd voor een definitieve keuze: confederatie of federatie. Unanimiteit of gekwalificeerde meerderheid. Intergouvernementele of communautaire aanpak. Een directoire geleid door een aantal lidstaten of een versterkte Europese democratie gestoeld op een actieve Europese Commissie en een volwaardig Europees Parlement.

De grootste uitdaging waarvoor we nu staan is de modernisering van de Europese economie. De gemiddelde groei van het BBP in Europa bedroeg de voorbije tien jaar 2,3%. In de VS was dit 3,3%. De totale werkgelegenheid groeide in die periode in Europa met 9%. In de VS met 14%. In de jaren tachtig lag het inkomen per capita in Europa en dat in de VS nog gelijk. Vandaag ligt het Europees inkomen dertig procent onder van dat van Amerika. China kende vorig jaar een economische groei van net geen 10%. Het handelsdeficit van de Europese Unie met de Aziatische regio liep op tot € 100 mrd. En de verwachting is dat dit tekort alleen maar verder zal toenemen.

Het antwoord van de Europese Unie hierop heet de Lissabonstrategie. En over de doelstellingen van die strategie bestaat geen betwisting. Europa moet zich ontwikkelen tot 's werelds meest competitieve kenniseconomie. Maar de methode die daartoe wordt gehanteerd, een methode waarbij de lidstaten zelf kunnen invullen hoe ze die doelstelling willen waarmaken, is weinig succesvol. In talrijke domeinen geraakt de EU steeds verder uit koers. Dit komt omdat de Lissabonstrategie zich bedient van de zogenaamde open coördinatiemethode, een vorm van intergouvernementele benadering, hoofdzakelijk gestoeld op best practices, benchmarking, peer review. Behoudens het formuleren van een aantal algemene doelstellingen beperkt de rol van de Europese instellingen zich tot het opstellen van ranglijsten en tabellen. Precies zoals dat ook gebeurt in de jaarlijkse rapporten van het World Competitiveness Centre of van het World Economic Forum.

Het enige verschil tussen de Lissabonrapporten en deze rapporten is dat in die laatste bijna alle Europese landen collectief achteruit boeren. Ongetwijfeld, zo zullen sommigen zeggen, als gevolg van de sterkte van de euro. Maar vooral het gevolg van een gebrek aan gezamenlijke hervormingen. Kortom, in plaats van de meest competitieve kenniseconomie ter wereld, dreigen we steeds minder competitief te worden. De conclusie die zich opdringt, is zonneklaar: de vrijblijvende, intergouvernementele methode die de basis vormt van de Lissabonstrategie werkt niet naar behoren. Er is behoefte aan een heel wat dwingender, meer communautair gerichte aanpak. Een "social and economic governance" in de ware zin van het woord. Een gezamenlijk Europees sociaal-economisch beleid waarbij de Unie de krijtlijnen uittekent van de noodzakelijke hervormingen. Hervormingen die hoogdringend zijn, willen we het hoofd kunnen bieden aan de toenemende concurrentie van de nieuwe groeipolen en tegelijkertijd het sociaal model veilig stellen waar we in Europa terecht zo fier op zijn. Die hervormingen behelzen ingrepen op het vlak van de industrie, de innovatie, de research, de belastingen, maar ook de arbeidsmarkt, de pensioenvorming, de sociale zekerheid en de gezondheidszorg.

De methode die daarbij moet worden aangewend, mag niet die van een blinde harmonisering zijn. Botweg de verschillen in gewoontes en tradities negeren, is geen optie. Verhofstadt pleit voor het voeren van een beleid van convergentie, eenzelfde aanpak als die ook met succes werd aangewend in het Groei- en Stabiliteitspact en die leidde tot de invoering van de euro. In tegenstelling tot harmonisering, waarbij men zich bedient van absolute waarden, draait het in convergentie om het vastleggen van minima en maxima, van bandbreedtes, van een kader waarbinnen de verschillende lidstaten van de Unie moeten opereren en hun economieën moeten moderniseren. De maxima zijn noodzakelijk om de lidstaten tot hervormingen te bewegen. De minima onontbeerlijk om sociale dumping te verhinderen. Door convergentie wordt het mogelijk om geleidelijk aan een gelijklopende ontwikkeling van de lidstaten te bewerkstelligen, en de Unie opnieuw competitief te maken met de andere groeiregio's in de wereld. Maar met dit grote verschil dat een moordende interne concurrentie wordt vermeden en de Unie niet verplicht wordt haar sociale inslag prijs te geven.

Door het roer van de Lissabonstrategie om te gooien en te versterken met een meer dwingende, uitgesproken communautaire methode, kan de Unie opnieuw aansluiting vinden bij de successen uit het verleden. Noch de interne markt, noch de euro zouden er immers gekomen zijn zonder een sterke, communautaire motor. Voor de interne markt was dat het beginsel van de wederzijdse erkenning en de gekwalificeerde meerderheid zoals ontwikkeld door Delors. De euro van zijn kant zou nooit zijn ingevoerd zonder de Maastricht-criteria en de normen van het Groei- en Stabiliteitspact.

Is zo'n nieuwe, communautaire economische strategie hoogst wenselijk voor de Unie, voor de Eurozone is zij onontbeerlijk. Een gemeenschappelijke munt en een monetaire Unie zijn op termijn gedoemd te verdwijnen, indien zij niet geschraagd worden door een gemeenschappelijke aanpak van de sociale en economische uitdagingen. Het gebrek aan hervormingen in één land heeft onvermijdelijk negatieve gevolgen op de gezondheidstoestand van de andere landen. Wie daaraan twijfelt, stelt zich de VS voor met één munt en één centrale bank, maar een socio-economisch beleid dat zou verschillen in elk van zijn vijftig staten. Het is die onwerkbare situatie die we vandaag ondergaan in de Eurozone.

Vandaar dat de eerste minister al geruime tijd pleit voor het nemen van een initiatief ter versterking van de Eurogroep. Niet om wie dan ook uit te sluiten. Want indien het ontwikkelen van een nieuwe communautaire strategie mogelijk zou zijn met alle vijfentwintig lidstaten samen, dan verdient zo'n gezamenlijke aanpak zeker de voorkeur. Maar indien dit onmogelijk blijkt, dan kan dit geen reden zijn om niets te ondernemen. Hoe zou zo'n versterking van de Eurozone er kunnen uitzien? Verhofstadt denkt zowel aan een institutionele als aan een inhoudelijke versterking, zoals: een gezamenlijke voorbereiding van de EU-lenteraad, een frequente rapportering en formulering van aanbevelingen voor de Eurozone binnen de Europese instellingen, het vastleggen van gemeenschappelijke macro-economische uitgangspunten bij de opmaak van de nationale budgetten, het opstellen van convergentiecriteria inzake sociale, fiscale of economische materies, het houden van vergaderingen van de ministers van arbeid, sociale zaken en wetenschapsbeleid, en een autonome vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen.

Er zijn vele andere domeinen waar we niet minder, maar meer Europa behoeven. Justitie en veiligheid bijvoorbeeld waarbinnen we illegale immigratie, georganiseerde criminaliteit en terrorisme effectiever moeten aanpakken. Onderzoek en ontwikkeling bijvoorbeeld waartoe we dringend het Europese octrooi nodig hebben. Een gemeenschappelijk buitenlands beleid ook. En wat dat laatste aangaat, is het essentieel te beseffen dat enkel een Europese defensie zo'n gemeenschappelijk buitenlands beleid dichterbij kan brengen. De ervaring in 2003, kort voor de aanvang van de oorlog in Irak was pijnlijk maar leerrijk. Toen bleek het volstrekt onmogelijk om in de Europese Raad over de crisis rond Irak van gedachten te wisselen. Zo verdeeld als we waren, hielden we het liefst met zijn allen onze kaarten tegen de borst gedrukt. Kortom, alleen wanneer we gemeenschappelijke instrumenten ontwikkelen, zoals een Europees leger en een Europese diplomatie, zullen we gedwongen worden samen en op tijd kleur te bekennen in internationale crisissituaties.

De uitbouw van een Europees leger of een Europese defensie kan voor sommigen nog altijd als een vloek klinken of als een ontkenning van de transatlantische verplichtingen. Maar dat is het allerminst. De NAVO zal zich in de 21ste eeuw wellicht omvormen van een regionale verdedigingsalliantie tot een internationaal veiligheidsnetwerk, samengesteld uit bondgenoten en partners. Tegelijk valt te verwachten dat men de internationale veiligheidsvraagstukken steeds nadrukkelijker te lijf zal willen gaan vanuit zo'n vernieuwd internationaal samenwerkingsverband, eerder dan blijven beroep te doen op zogenaamde coalitions of the willing. Dergelijke coalities bezitten het nadeel dat ze door opeenvolgende regeringswissels gemakkelijk verworden tot los zand. Binnen het nieuwe transatlantische "wereldveiligheidsnetwerk" moet de Europese defensie als autonome Europese pijler worden uitgebouwd en ingebracht. Vanzelfsprekend zullen daartoe nog heel wat weerstanden overwonnen moeten worden. Bij sommige Amerikanen die de NAVO alleen maar kunnen zien als een bondgenootschap van landen. Bij sommige Europeanen die de Europese defensie blijven beschouwen als een alternatief of een concurrent voor de NAVO. Maar het zijn weerstanden die overwonnen kunnen worden. Dat bewijzen de Europese operaties in Bosnië, Kosovo, Macedonië of Congo.

Hoe dan ook, de verdere uitbouw van de Europese defensie die zowel autonoom als als pijler van de NAVO moet kunnen fungeren, is dringend en onontbeerlijk. We kunnen niet het morele geweten van de wereld spelen, als we daar geen militaire actie tegenover kunnen stellen. En we kunnen ook niet steeds aan Amerika vragen ons te hulp te snellen wanneer we zoals in Bosnië en Kosovo geconfronteerd worden met een burgeroorlog op het eigen continent.

Blijft de vraag, wat bij dit alles met de Grondwet? We kunnen opteren voor de status quo, de grondwet als verloren beschouwen en verder werken op basis van de in Nice en eerder afgesloten verdragen. We gaan dan door met de unanimiteit, de veto's, en wellicht het immobilisme. We kunnen ook kiezen voor een pick and choose -benadering, waarbij we de meest aantrekkelijke elementen van de grondwet trachten te redden. Maar de vraag is: welke elementen? Elk lid van de Raad zal wel een andere prioriteit kennen. Voor de een de subsidiariteitstoets, voor de ander grotere bevoegdheden voor het Europees Parlement. Uiteindelijk is de kans groot dat we op het einde van de rit bij min of meer dezelfde grondwet uitkomen. En of een ratificatie binnen twee, drie jaar dan meer kans maakt dan vandaag, is maar zeer de vraag.

We zouden ook een roll-back -houding kunnen aannemen, waarbij we de uitkomst van de referenda interpreteren als een teken dat de bevolking in feite minder Europa wil en we best het Europees project terugvoeren tot een loutere vrijhandelszone. Dit zou een abdicatie zijn, een vorm van verraad, het afvoeren van onze Europese ambities tegen de gang van de geschiedenis in. Want de Europese eenmaking is totnogtoe onmiskenbaar een succes geweest. Ze is de beste remedie gebleken tegen armoede, dictatuur en oorlog. Europa heeft duurzame vrede, sociale bescherming en ongekende welvaart gebracht. We moeten dus ophouden met cynisch te doen, en de Unie af te schilderen als een vorm van overlast.

Zowel praktisch als politiek is er dus eigenlijk maar één optie en dat is doorgaan met de ratificatie van de grondwet. Niet alleen heeft elk land, heeft elke burger van de Unie het recht zich uit te spreken over die grondwet. Maar tegenover tweemaal `neen' in Nederland en Frankrijk staat intussen ook vijftien maal `ja' in andere Europese lidstaten. Europa zou geen democratie zijn als het daarmee geen rekening houdt. Degenen die de voorbije maanden de ratificatie in de koelkast hebben gestopt, hebben de plicht de procedure tot ratificatie alsnog op te starten of te hernemen. Dit is ook afgesproken. Aan de ontwerpgrondwet is immers een bijzondere verklaring toegevoegd, verklaring 30. Daarin staat: "Indien viervijfde van de lidstaten het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, zal de Europese Raad de kwestie bespreken." Welnu, indien niet alle landen een procedure tot ratificatie starten, blijft de inhoud van deze verklaring vanzelfsprekend zinledig en wordt iedere doorbraak in de Europese Raad geblokkeerd.

Viervijfde van de lidstaten is geenszins onhaalbaar, als tenminste elk land zijn verantwoordelijkheid neemt. En halen we dit quorum, dan zou er een totaal nieuwe situatie ontstaan, een situatie die nieuwe perspectieven opent. De premier kan zich niet voorstellen dat de Raad in dat geval gewoon zou overgaan tot de orde van de dag, vaststellend dat de nodige ratificaties ontbreken.

Maar intussen, of we nu dit quorum van viervijfde halen of niet, staat niets een verdere integratie in de weg. Integendeel. Het zou goed zijn indien naast het spoor van de ratificatie, een tweede spoor zou worden geopend. Een spoor dat geen verdragswijzigingen vereist. Een project waarbij alle landen die er deel van willen uitmaken, betrokken kunnen worden. Verhofstadt pleit dan ook voor een nieuwe strategie die twee lijnen volgt. Aan de ene kant doorgaan met de ratificatie en aan verklaring 30 volledig invulling geven en, anderzijds, zonder dat een verdragswijziging nodig is, een nieuwe, belangrijke sprong voorwaarts in de Europese eenmaking maken. Deze tweesporenstrategie is de enige manier om de huidige onzekere periode, die anders nog jaren kan aanslepen, positief in te vullen en geen tijd te verliezen.

Tweeënvijftig jaar geleden mislukte de Europese defensiegemeenschap na een "neen" in de Franse Assemblee. Ook toen was de verslagenheid groot. Maar de toenmalige Europese leiders lieten zich niet uit het lood slaan. Zij wisten perfect wat hun te doen stond. Er was geen reflectieperiode nodig. Geen bevraging. Geen opiniepeiling. Ze onderhandelden gedurende twee jaar op een plaats, op Hertoginnedal, nog geen twee kilometer hiervandaan. En met dit resultaat trokken ze naar Rome en ondertekenden een verdrag dat leidde tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Zij hebben toen Europa definitief op de rails gezet.

Vandaag is precies hetzelfde nodig. Want de situatie van nu is niet zo heel verschillend van die van tweeënvijftig jaar geleden. Nu heeft een meerderheid van het Franse en het Nederlandse volk zich tegen de grondwet verzet. Ook nu moeten we Europa opnieuw op de sporen zetten. Waarom gebeurde totnogtoe niet wat tweeënvijftig jaar geleden wel gebeurde? Wat is het grote verschil? Wat is er nodig? Het antwoord is eenvoudig: moed, politieke moed, dezelfde moed die Jean Monnet, Alcide de Gasperi, Konrad Adenauer, Max Kohnstamm, Paul-Henri Spaak en Robert Schumann eertijds betoonden, de moed om na een zware tegenslag terug op te staan, de rug te rechten en door te gaan.

Namens de fracties

Het debat van vandaag moet ertoe leiden dat we naar elkaar luisteren en dat we hopelijk gemeenschappelijke resultaten boeken, zegt Hans-Gert POETTERING (EVP-ED, DE). Volgens de EVP-ED-fractie vormt het verdrag van Nice geen voldoende basis voor een toekomstig Europa van ongeveer 500 miljoen inwoners. "Wij willen verder, als het kan met een grondwettelijk verdrag." Poettering erkent evenwel dat het begrip grondwet misschien te ambitieus is voor sommige mensen. Hij vraagt de Europese regeringen daarnaast om Europa weer te geven aan de hand van positieve en negatieve ontwikkelingen. "In Europa zijn we gewend negatief te zijn. Het glas is altijd halfleeg en niet halfvol." Poettering verwijst naar de succesvolle uitbreiding op 1 mei 2004, de invoering van de euro en de resultaten van de internetenquête in Nederland, waar een meerderheid van de respondenten zich uitspreekt voor meer Europa. "Het ratificatieproces van de grondwet moet worden voortgezet. We willen solidariteit tonen met Polen op het gebied van energie, maar Polen moet ook solidariteit tonen over de toekomst van Europa."

Martin SCHULZ (PES, DE) noemt Verhofstadts toespraak moedig. Een lid van de Europese Raad heeft zich zelden zo openhartig geuit. Een crisis in Europa betekent ook een crisis in de Europese Raad, dat wil zeggen in de Europese Raad met uitzondering van Juncker en Verhofstadt. Het zou eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn dat regeringsleiders blijven staan achter wat ze afspreken. Schulz zou de toespraak van de Belgische premier graag herhaald zien door andere regeringsleiders.

Vijftien landen hebben nu voor de grondwet gestemd. Het moet mogelijk zijn twintig ratificaties te verkrijgen. Het ratificatieproces moet inderdaad worden voortgezet. Schulz heeft ook gesproken met Atzo Nicolaï. Diens enquête toont aan dat de Nederlandse burgers voor de EU zijn. Waarom hebben zij dan niet voor de grondwet gestemd? Redenen daarvoor liggen in het democratische deficit van Europa maar ook in binnenlandse factoren. Er bestaat een duidelijk verband tussen de depressie in bepaalde lidstaten en het nee zeggen van de bevolking. De Luxemburgse premier Juncker was zo manhaftig zijn politieke lot te verbinden aan een ja in het Luxemburgse referendum. Hij heeft zijn volk kunnen winnen voor de grondwet.

Het ontbreekt in Europa te veel aan moed om een visie te verdedigen. Met dezelfde energie waarmee soldaten worden uitgezonden, had gevochten kunnen worden voor het constitutionele verdrag. Als er meer Verhofstadts waren, zou Europa meer vooruitgang kunnen boeken.

Graham WATSON (ALDE/ADLE, UK)

De ALDE-fractie bekritiseert de Verklaring van Laken van 2001, waar volgens haar de EU meer in gesprek met zichzelf was dan met haar burgers. "Deze situatie is tot op vandaag nog te weinig veranderd," aldus Watson. "Europa kan misschien niet zo goed communiceren, maar de burgers hebben meer vertrouwen in de EU-instellingen dan in hun nationale instellingen. Dan moeten we ook hervormingen doorvoeren op de gebieden waar de lidstaten moeilijkheden hebben om alleen te handelen, bijvoorbeeld op het vlak van criminaliteit." Volgens de liberale fractie kan dit Europa van projecten niet van de grond komen als de burgers niet wordt uitgelegd wat Europa doet en zolang de Unie niet de juridische macht en het geld heeft om het nodige beleid te voeren. "Natiestaten kunnen de grote uitdagingen van de globalisering zoals klimaatverandering en criminaliteit niet alleen aanpakken." Verwijzend naar de recente ratificatie van Estland en de verwachte ratificatie door Finland, besluit Watson dat de grondwet nog niet dood is.

Monica FRASSONI (GROENEN/EVA, IT) hoopt dat de nobele pogingen van Verhofstadt het mogelijk maken enig licht te werpen op de crisis die de EU doormaakt. De Groenen zijn het grotendeels eens met Verhofstadt. Maar het is duidelijk dat Frankrijk en Nederland niet kunnen instemmen met iets dat ze verworpen hebben. Europa moet nu laten zien dat het functioneert. De Groenen hebben niet voor de grondwet gestemd en zullen daartoe niet worden bewogen zolang India en China als voorbeelden gelden. Aldaar ziet men verspilling van menselijk kapitaal en het milieu. Europa is de veroorzaker - ook gedwongen door de VS - van vele crises wereldwijd. De grondwet is niet absoluut noodzakelijk. Meer markt, meer liberalisering en meer wapens zijn niet de oplossing. Wat nodig is, is duurzaamheid.

De fractie van EVL/NGL is het niet volledig eens met Verhofstadt: "Wij willen geen militair Europa," zegt Francis WURTZ (EVL/NGL, FR). "De burgers beschouwen globalisering als een bedreiging voor hun werk en vinden Europa weinig bekwaam om hun sociale rechten te beschermen en om werkloosheid te bestrijden." Wurtz pleit niet alleen voor institutionele veranderingen, maar ook voor politieke en sociale veranderingen.

Nigel FARAGE (IND/DEM, UK) noemt het debat een farce. Het is te gek dat een Belgische premier 24 natiestaten de les denkt te kunnen lezen. Een recente opiniepeiling in Vlaanderen toont aan dat 51% van de Vlamingen een onafhankelijk Vlaanderen wil zien. Wil Verhofstadt, nu zijn land uit elkaar valt, ook andere landen uit elkaar zien vallen? De speech van Verhofstadt is ongelooflijk arrogant. De premier doet een aanval op het principe van zelfbestuur, een principe waar veel Britse soldaten voor zijn gevallen.

"De burgers willen inderdaad meer Europa in bepaalde sectoren," zegt Brian CROWLEY (UEN, IE). "Maar als je hun vertelt dat ze deel zullen uitmaken van een Europees leger en dat ze belastingen zullen moeten betalen aan de EU, dan zijn dat onderwerpen waarvan ze vinden dat die besloten moeten worden in de lidstaten zelf." Crowley vindt de naam 'grondwet' slecht gekozen: "Noem het een verdrag voor een nieuw Europa, maar geen grondwet."

Volgens Frank VANHECKE (NI, BE) is het probleem dat staatslieden zelfs niet meer de meest elementaire democratie kunnen opbrengen. Vanuit hun ivoren toren weten de regeringsleiders het beter. Verhofstadt wil zich niets gelegen laten liggen aan de vernietigende uitslag van twee referenda. In eigen land durfde de premier een referendum niet aan, hij wil niet verliezen maar alleen gelijk krijgen. Turkije dreigt het hele Europese systeem lam te leggen. Europa zit niet op slot door het wantrouwen van de burgers, maar door de oorzaken van dat wantrouwen. De kring van Europese lidstaten moet zich beperken tot landen die geografisch en cultureel ook tot Europa horen.

Vorige maand zei die andere meester van de ivoren toren, Commissievoorzitter Barroso, dat hij geen zin had in een discussie over de grenzen van Europa, omdat zo'n debat geen zin zou hebben. Het tegendeel is waar. De Europese burgers willen juist wel weten waar de EU ophoudt. Verhofstadt vertegenwoordigt in eigen land nog maar 15% van het electoraat. Hij is een betweter.

"Rustig aan," zegt Voorzitter BORRELL.

Nogmaals premier Verhofstadt

De premier zegt dat hij wel gewend is om te riposteren op de opmerkingen van het Vlaams Belang. Hij vervolgt: "Ik denk dat Europa een lotsbestemming heeft. De geschiedenis leert ons dat we vroeger verdeeld waren en dat we permanent oorlog voerden. Waarom zouden we nu geen stabiliteit brengen in de Balkan? Natuurlijk moeten de Balkanlanden beantwoorden aan alle voorwaarden, maar al op voorhand zeggen dat ze niet mogen toetreden, wil zeggen dat wij hun vrede, stabiliteit en welvaart ontzeggen." Volgens de Belgische eerste minister heeft Europa een grondwet nodig voor een aantal institutionele hervormingen, maar daarnaast moet het ook een concreet beleid voeren. "We mogen geen tijd verliezen om een geloofwaardig sociaal beleid uit de grond te stampen. Wij hebben ons antwoord op de globalisering nog onvoldoende laten horen bij de Europese bevolking."

Overige sprekers

Jean-Luc DEHAENE (EVP-ED, BE) is het eens met Verhofstadts idee voor een dubbel spoor. Maar een verdere uitbreiding zonder verdieping van de Unie leidt tot wat we niet willen, namelijk een loutere vrijhandelszone. De burgers moet duidelijk worden gemaakt dat de zaken waar ze nu schrik voor hebben, niet kunnen worden beantwoord door een nieuw nationalisme en protectionisme, maar alleen door Europese samenwerking. Alleen de EU, niet de lidstaten, kan een speler op het wereldtoneel zijn.

"De realiteit is hard," meent Mia DE VITS (PES, BE). "In plaats van eerlijke concurrentie tussen bedrijven vindt er genadeloze concurrentie tussen de lidstaten plaats." Volgens De Vits vragen de mensen werk en sociale zekerheid en komt de Europese Commissie onvoldoende aan deze wensen tegemoet. "De reflectieperiode duurt te lang. Je kan net zolang blijven nadenken totdat je hoofd breekt, maar ik denk niet dat iedereen zo hard nadenkt als hij beweert." Volgens haar is een Verenigde Staten van Europa een project op langere termijn. "Vandaag moeten we de zorgen van de mensen zo snel mogelijk beantwoorden."

Annemie NEYTS-UYTTEBROECK (ALDE/ADLE, BE) feliciteert de premier met zijn visie. Een dergelijke positieve visie is meer dan welkom. Zowel de premier als een aantal collega's hebben de vinger op de zere plek gelegd, zoals de schizofrenie van de staats- en regeringsleiders die viermaal per jaar samenkomen om beslissingen te nemen en vervolgens doen alsof ze met die beslissingen niets te maken hebben. Daarnaast is er het masochisme. Hoeveel regeringsleiders, staatshoofden, parlementsleden en ministers zijn wel zeer welsprekend als het gaat over de mankementen van de Unie, maar niet wanneer het gaat over de door de Unie behaalde resultaten?

"De reflectieperiode zal tot niets leiden, er zijn bijkomende zaken nodig," oordeelt Bart STAES (GROENEN/EVA, BE). "We moeten Europa via concrete projecten verder op de kaart zetten en socialer maken." Hierbij verwijst hij naar de verwerping van de havenrichtlijn en de bijsturing van de Bolkestein-richtlijn. "Maar daarvoor hebben we geld nodig en de financiële perspectieven laten weinig ruimte. Daar zijn het Europees Parlement, de Commissie en de Raad samen in de fout gegaan. Op termijn zullen we daar de prijs voor betalen."

Debat: 31 mei 2006

 

REF.: 20060530IPR08572