Pleidooi voor opbouwende rol Eerste Kamer bij wetgeving

maandag 2 oktober 2006

De Eerste Kamer zou niet langer 'ja' of 'nee' tegen een wetsvoorstel moeten kunnen zeggen, maar in ruil daarvoor een grotere (opbouwende) rol moeten krijgen in de wetgeving. Dat betoogde J.Th.J. van den Berg vrijdag in zijn afscheidscollege als hoogleraar parlementaire geschiedenis in Leiden.

Van den Berg wees erop dat als een wetsvoorstel in de ogen van de Eerste Kamer gebreken vertoont, staatsrechtelijk gezien alleen het vetorecht kan worden gebruikt. In de praktijk weet de Eerste Kamer soms wel toezeggingen aan het kabinet te ontlokken over de uitvoering van nieuwe wetgeving. Soms kunnen via novelle ook technische gebreken worden weggewerkt. Dat zijn echter te beperkte middelen om echt een positieve rol te kunnen spelen bij de wetgeving.

Door de Eerste Kamer een terugzendrecht te verlenen (waarbij een onvolkomen wetsvoorstel door de Senaat opnieuw aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd), kan zij meer dan nu het geval is verbeteringen aanbrengen in een wetsvoorstel. Dat is volgens Van den Berg veel effectiever dan het bestaande vetorecht. Vanwege de politieke consequenties die verwerping vaak heeft, kan de Eerste Kamer daar immers slechts heel beperkt gebruik van maken.

bron: PDC