Artikel 178: Toegestane uitgaven bij niet tijdig aangenomen begroting

177
Artikel 178
179

Indien bij het begin van een begrotingsjaar de huishoudelijke begroting nog niet is aangenomen, kunnen de uitgaven maandelijks worden verricht per hoofdstuk of per andere afdeling, overeenkomstig de bepalingen van het ter uitvoering van artikel 183 i vastgestelde reglement, zonder dat zij een twaalfde der bij de begroting van het vorige begrotingsjaar geopende kredieten mogen overschrijden en zonder dat deze maatregel tot gevolg mag hebben, dat de Commissie meer dan een twaalfde van de kredieten der in voorbereiding zijnde ontwerp-begroting ter beschikking krijgt.

Indien bij het begin van een begrotingsjaar de begroting voor onderzoek en investeringen niet is aangenomen, kunnen de uitgaven maandelijks worden verricht per hoofdstuk of per andere afdeling, overeenkomstig de bepalingen van het ter uitvoering van artikel 183 vastgestelde reglement, zonder dat zij een twaalfde der kredieten overeenkomende met de jaarlijkse ramingen vermeld in het vervalboek van de betalingen met betrekking tot de vroeger goedgekeurde vastleggingskredieten, mogen overschrijden.

De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, onder voorbehoud dat aan de overige in de eerste en de tweede alinea gestelde voorwaarden wordt voldaan, uitgaven van meer dan een twaalfde toestaan binnen de grenzen van de programma's of betalingsbeschikkingen die op grond van dit Verdrag door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

De Lid-Staten storten iedere maand bij wijze van voorschot en overeenkomstig de voor het voorafgaande dienstjaar vastgestelde verdeelsleutels de bedragen noodzakelijk voor de toepassing van dit artikel.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Ook in dit artikel komen de verschillen met artikel 204 van het Verdrag van de Europese Economische Gemeenschap i voort uit de andere samenstelling van de begroting van Euratom. In de derde alinea wordt op overeenkomstige wijze als het voorgaande artikel rekening gehouden met de bepaling van artikel 215 i, dat voor een verhoging een eenstemmig besluit van de Raad vereist.