Artikel 6: Bijzondere leningen

5
Artikel 6
7
  • 1. 
    Op voorstel van de Raad van Bewind kan de Raad van Gouverneurs met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de Lid-Staten aan de Bank bijzondere, rentedragende leningen verstrekken, in het geval en in de mate waarin de Bank een dergelijke lening nodig heeft voor de financiering van bepaalde projecten, en wanneer de Raad van Bewind aantoont dat zij niet in staat is zich de nodige gelden op de kapitaalmarkten te verschaffen tegen passende voorwaarden, gelet op de aard en het doel van de te financieren projecten.
  • 2. 
    De bijzondere leningen kunnen eerst worden opgeëist vanaf het begin van het vierde jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag. Zij mogen noch in totaal een bedrag van 400 miljoen rekeneenheden noch per jaar een bedrag van 100 miljoen rekeneenheden overschrijden.
  • 3. 
    De looptijd van de bijzondere leningen zal worden vastgesteld in overeenstemming met die van de kredieten of garanties welke de Bank zich voorstelt door middel van deze leningen te verstrekken; deze looptijd mag twintig jaar niet te boven gaan. De Raad van Gouverneurs kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Raad van Bewind besluiten tot vervroegde terugbetaling van de bijzondere leningen.
  • 4. 
    De bijzondere leningen zullen een rente dragen van 4% 's jaars, tenzij de Raad van Gouverneurs, rekening houdende met de ontwikkeling en het peil van de rentevoet op de kapitaalmarkten, besluit een andere rentevoet vast te stellen.
  • 5. 
    De bijzondere leningen moeten door de Lid-Staten worden verstrekt in verhouding tot het aandeel dezer Staten in het geplaatste kapitaal; het bedrag daarvan dient binnen zes maanden na een daartoe strekkende oproep in de nationale valuta te worden gestort.
  • 6. 
    In geval van liquidatie van de Bank worden de bijzondere leningen, door de Lid-Staten verstrekt, eerst terugbetaald na aflossing van de andere schulden van de Bank.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Dit artikel behandelt de bijzondere leningen, waartoe de Lid-Staten kunnen worden verplicht krachtens een beslissing van de Raad van Gouverneurs bij gekwalificeerde Meerderheid. Bij deze gekwalificeerde meerderheidsbeslissing vindt stemmenweging plaats conform artikel 148 i (zie artikel 10 i dezer statuten).

Het eerste lid geeft tevens de voorwaarde, waaronder deze leningen dienen te worden verstrekt, t.w.:

  • a. 
    De Bank moet de middelen nodig hebben voor de financiering van bepaalde projecten; de Raad van Gouverneurs zal dus niet tot het oproepen van deze leningen kunnen overgaan, b.v. ter verbetering van haar algemene liquiditeitspositie.
  • b. 
    De Bank kan op de kapitaalmarkt, waar zij normaliter de voor haar activiteiten benodigde middelen zal aantrekken, in het onderhavige geval niet voldoende middelen vinden.

In de eerste drie jaren heeft de Bank behalve de middelen, die zij op de kapitaalmarkt zal aantrekken; ook nog de beschik king over de initiële stortingen der landen. In verband daarmee is in het tweede lid bepaald, dat de speciale leningen eerst vanaf het vierde jaar kunnen plaatsvinden. Zij mogen voorts een bedrag van 400 mln. rekeneenheden in totaal en 100 mln. rekeneenheden per jaar niet overschrijden.

Volgens het derde lid zal de termijn, waarvoor de Bank de speciale leningen zal aangaan, afhankelijk moeten zijn van de wijze, waarop zij de verkregen gelden zal uitzetten. Niettemin mag een termijn van 20 jaar niet worden overschreden. Voorts kan, de Raad van Gouverneurs bij gekwalificeerde meerderheid beslissen tot vervroegde aflossing; op deze wijze heeft men ander meer de mogelijkheid geopend, dat de Bank de speciale leningen alsnog vervangt door middelen, welke zij op de kapitaalmarkt aantrekt. Het vierde lid geeft aan de leningen een rentedragend karakter, zulks dus in tegenstelling met de initiële stortingen. Voorshands is een rente van 4 pct. 's jaars voorzien, doch de Raad van Gouverneurs kan, gezien de ontwikkeling van de rentestand, dit percentage wijzigen. Hij beslist dan met gewone meerderheid.

Volgens het vijfde lid worden de leningen geheel in nationale valuta gestort. Conform artikel 25 i zijn deze valuta der Lid-Staten onderling altijd convertibel.