Richtlijn 2009/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (Herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
Inhoudsopgave van deze pagina:
Tabel uitklappen inklappen
6.6.2009
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
L 141/12
|
RICHTLIJN 2009/40/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens
(Herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s.
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
Tabel uitklappen inklappen
(1)
|
Richtlijn 96/96/EG van de Raad van 20 december 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien de genoemde richtlijn opnieuw wordt gewijzigd, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking ervan te worden overgegaan.
|
Tabel uitklappen inklappen
(2)
|
In het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid dient het verkeer van bepaalde voertuigen in de Gemeenschap onder zo gunstig mogelijke omstandigheden plaats te vinden, zowel met betrekking tot de veiligheid als met betrekking tot de concurrentievoorwaarden voor de vervoerders in de verschillende lidstaten.
|
Tabel uitklappen inklappen
(3)
|
De steeds grotere verkeersdichtheid en de toenemende gevaren en overlast die daaruit voortvloeien, stellen alle lidstaten voor veiligheidsproblemen van gelijke aard en omvang.
|
Tabel uitklappen inklappen
(4)
|
De controle na ingebruikneming van het voertuig moet betrekkelijk eenvoudig, snel en goedkoop zijn.
|
Tabel uitklappen inklappen
(5)
|
Er dienen dan ook minimale communautaire normen en methoden voor de technische controle van de in deze richtlijn genoemde punten te worden omschreven in bijzondere richtlijnen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(6)
|
De in bijzondere richtlijnen vastgestelde normen en methoden moeten snel worden aangepast aan de technische vooruitgang en, teneinde de tenuitvoerlegging van de daartoe vereiste maatregelen te vergemakkelijken, moet een procedure worden ingesteld voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie in een comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijn betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens.
|
Tabel uitklappen inklappen
(7)
|
Voor wat betreft remsystemen, is het moeilijk waarden voor de regeling en opbouw van de luchtdruk in die systemen vast te stellen, gezien de verscheidenheid van de testapparatuur en -methoden die in de Gemeenschap worden gebruikt.
|
Tabel uitklappen inklappen
(8)
|
Allen die zich met de technische controle van voertuigen bezighouden, zijn ervan doordrongen dat de controlemethode, en met name de laadtoestand van het voertuig op het moment van de controle, van invloed zijn op het oordeel van degenen die de controle uitvoeren ten aanzien van de bedrijfszekerheid van het remsysteem.
|
Tabel uitklappen inklappen
(9)
|
Het voor elk voertuigmodel voorschrijven van referentiewaarden voor de remkracht in verschillende laadtoestanden moet helpen dat oordeel te staven. Deze richtlijn moet deze testmethode mogelijk maken als alternatief voor het testen aan de hand van minimumremkrachtwaarden voor elke voertuigcategorie.
|
Tabel uitklappen inklappen
(10)
|
Wat remsystemen betreft, heeft het toepassingsgebied van deze richtlijn voornamelijk betrekking op voertuigen die zijn goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 71/320/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (5). Bepaalde types voertuigen zijn evenwel goedgekeurd overeenkomstig nationale normen die van de voorschriften van deze richtlijn kunnen afwijken.
|
Tabel uitklappen inklappen
(11)
|
De lidstaten mogen de controle betreffende de reminstallatie tot niet in deze richtlijn genoemde voertuigen of punten uitbreiden.
|
Tabel uitklappen inklappen
(12)
|
De lidstaten mogen met betrekking tot de reminstallatie strengere of frequentere controles toepassen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(13)
|
Deze richtlijn heeft tot doel de uitlaatemissies tijdens de nuttige levensduur van voertuigen aan de hand van periodieke controles laag te houden en voertuigen die de oorzaak zijn van aanzienlijke vervuiling uit het verkeer te bannen zolang zij niet goed worden onderhouden.
|
Tabel uitklappen inklappen
(14)
|
Een slechte afstelling van de motor en onvoldoende onderhoud zijn nadelig voor de motor en voor het milieu, omdat zij de verontreiniging en het energiegebruik doen toenemen. Het is belangrijk milieuvriendelijk vervoer tot ontwikkeling te brengen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(15)
|
Voor dieselmotoren (motoren met compressieontsteking) wordt het meten van de opaciteit van de uitlaatemissies geacht te volstaan om de onderhoudstoestand van het voertuig wat betreft de emissies vast te stellen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(16)
|
Voor conventionele benzinemotoren (motoren met elektrische ontsteking) wordt het meten van de koolmonoxide-emissies van de uitlaatpijp van het voertuig bij stationair draaien van de motor geacht te volstaan om de onderhoudstoestand van het voertuig wat betreft de emissies vast te stellen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(17)
|
Zonder periodiek onderhoud zou het percentage van bovengenoemde voertuigen dat niet aan de normen inzake uitlaatemissies voldoet, naar verwachting groot kunnen zijn.
|
Tabel uitklappen inklappen
(18)
|
Voor voertuigen met een benzinemotor die op grond van de goedkeuringsvoorschriften met geavanceerde emissiebestrijdingssystemen zoals een gesloten driewegkatalysator met lambdasonde uitgerust moeten zijn, zullen de normen voor het controleren van de emissies bij gebruik strenger moeten zijn dan voor conventionele voertuigen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(19)
|
Richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (6) bepaalt dat benzinewagens en lichte bedrijfsvoertuigen vanaf het jaar 2000 moeten worden voorzien van diagnostische boordsystemen (OBD-systemen), die de werking van de emissiebeperkingssystemen van het voertuig tijdens het gebruik moeten controleren. Sinds 2003 zijn deze OBD-systemen ook verplicht voor nieuwe dieselvoertuigen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(20)
|
De lidstaten kunnen in voorkomend geval bepaalde categorieën voertuigen met historische waarde buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn laten. Zij kunnen tevens hun eigen keuringsnormen vaststellen voor zulke voertuigen. De lidstaten hebben weliswaar het recht om hun eigen normen voor historische voertuigen vast te stellen, maar deze normen mogen niet strenger zijn dan de eisen waaraan het voertuig oorspronkelijk moest voldoen.
|
Tabel uitklappen inklappen
(21)
|
Er zijn eenvoudige, gangbare diagnosesystemen beschikbaar waarmee de keuringsinstanties de grote meerderheid van de geïnstalleerde snelheidsbegrenzers kunnen beproeven. Bij voertuigen waarbij dergelijke gemakkelijk verkrijgbare diagnosehulpmiddelen niet beschikbaar zijn, dienen de autoriteiten hetzij gebruik te maken van de apparatuur waarover de fabrikant van het oorspronkelijke voertuig beschikt, hetzij te voorzien in de mogelijkheid van aanvaarding van passende certificatie van de beproeving door de voertuigfabrikant of diens franchise-organisatie.
|
Tabel uitklappen inklappen
(22)
|
De periodieke controle op de goede werking van de snelheidsbegrenzer moet worden vergemakkelijkt bij voertuigen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2135/98 van de Raad van 24 september 1998 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Richtlijn 88/599/EEG betreffende standaardprocedures voor de controle op de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3820/85 en Verordening (EEG) nr. 3821/85 (7) met het nieuwe controleapparaat (de digitale tachograaf) zijn uitgerust. Nieuwe voertuigen zijn vanaf het jaar 2003 van dergelijke apparatuur voorzien.
|
Tabel uitklappen inklappen
(23)
|
De technische voorschriften voor taxi’s en ziekenwagens komen overeen met die voor personenwagens. De te controleren punten kunnen vergelijkbaar zijn, zij het dat de controles met een verschillende frequentie worden uitgevoerd.
|
Tabel uitklappen inklappen
(24)
|
Alle lidstaten moeten in hun rechtsgebied ervoor zorgen dat systematisch technische controle van hoog niveau plaatsvindt.
|
Tabel uitklappen inklappen
(25)
|
De Commissie moet toezien op de praktische toepassing van deze richtlijn.
|
Tabel uitklappen inklappen
(26)
|
Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, te weten harmoniseren van de voorschriften met betrekking tot de technische controle, voorkomen van vervalsing van de concurrentie tussen transportondernemingen en waarborgen dat de voertuigen op een behoorlijke wijze worden afgesteld en onderhouden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
|
Tabel uitklappen inklappen
(27)
|
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).
|
Tabel uitklappen inklappen
(28)
|
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om bepaalde minimumnormen en -methoden met betrekking tot de controles vast te stellen en deze aan te passen aan de technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vervatte regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.
|
Tabel uitklappen inklappen
(29)
|
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
|
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
-
1.
In elke lidstaat moeten de in die staat geregistreerde motorvoertuigen, alsmede hun aanhangwagens en opleggers, een periodieke technische controle ondergaan, overeenkomstig deze richtlijn.
-
2.
De categorieën voertuigen die moeten worden gecontroleerd, de frequentie van de controle en de verplicht te controleren punten staan in de bijlagen I en II.
Artikel 2
De technische controle in de zin van deze richtlijn moet worden uitgevoerd door de staat, door met deze taak belaste publieke organisaties of door organen of instellingen die door de staat zijn aangewezen en die onder rechtstreeks toezicht van de staat staan, met inbegrip van naar behoren geautoriseerde particuliere organen. Wanneer als controlecentra aangewezen instellingen ook fungeren als voertuigreparatiewerkplaatsen, zien de lidstaten met name toe op de objectiviteit en de hoge kwaliteit van de technische controle.
Artikel 3
-
1.
De lidstaten nemen de maatregelen die zij nodig achten voor het leveren van het bewijs dat het voertuig met goed gevolg een technische controle heeft ondergaan die minstens voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.
Deze maatregelen worden aan de overige lidstaten en de Commissie meegedeeld.
-
2.
Iedere lidstaat erkent het in een andere lidstaat afgegeven bewijs dat een motorvoertuig dat op het grondgebied van deze laatste lidstaat is ingeschreven, alsmede de aanhangwagen of oplegger daarvan met goed gevolg een technische controle hebben ondergaan die minstens voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn, alsof hij dit bewijs zelf had afgegeven.
-
3.
De lidstaten maken gebruik van passende procedures om, voor zover dit uitvoerbaar is, ervoor te zorgen dat de remkracht van de op hun grondgebied ingeschreven voertuigen voldoet aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen.
HOOFDSTUK II
UITZONDERINGEN
Artikel 4
-
1.
De lidstaten kunnen voertuigen van de strijdkrachten, ter handhaving van de openbare orde en van de brandweer uitsluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn.
-
2.
De lidstaten kunnen na raadpleging van de Commissie bepaalde voertuigen die worden geëxploiteerd of gebruikt onder bijzondere voorwaarden, alsmede voertuigen die weinig of geen gebruikmaken van de openbare weg, met inbegrip van vóór 1 januari 1960 gebouwde voertuigen met een historische waarde, of die tijdelijk uit het verkeer zijn genomen, uitsluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn of onderwerpen aan speciale bepalingen.
-
3.
De lidstaten mogen, na raadpleging van de Commissie, hun eigen keuringsnormen vaststellen voor voertuigen met een historische waarde.
Artikel 5
Niettegenstaande het bepaalde in de bijlagen I en II kunnen de lidstaten:
Tabel uitklappen inklappen
a)
|
de datum van de eerste verplichte technische controle vervroegen en in voorkomend geval eisen dat het voertuig aan een controle wordt onderworpen alvorens het wordt geregistreerd;
|
Tabel uitklappen inklappen
b)
|
de periode tussen twee opeenvolgende verplichte technische controles bekorten;
|
Tabel uitklappen inklappen
c)
|
de technische controle van de facultatieve uitrusting verplicht stellen;
|
Tabel uitklappen inklappen
d)
|
het aantal te controleren punten uitbreiden;
|
Tabel uitklappen inklappen
e)
|
de verplichte periodieke technische controle uitbreiden tot andere categorieën voertuigen;
|
Tabel uitklappen inklappen
f)
|
aanvullende speciale controles voorschrijven;
|
Tabel uitklappen inklappen
g)
|
voor de op hun grondgebied ingeschreven voertuigen hogere minima voor de bedrijfszekerheid van de remsystemen eisen dan de in bijlage II vermelde en daarbij de keuring in zwaarder belaste toestand laten verrichten, mits hiermee de eisen van de oorspronkelijke typegoedkeuring niet worden overschreden.
|
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 6
-
1.
De Commissie neemt de bijzondere richtlijnen aan die nodig zijn voor het omschrijven van de minimumnormen en -methoden met betrekking tot de controle van de in bijlage II opgesomde punten, en stelt de wijzigingen vast die nodig zijn om die normen en methoden aan te passen aan de technische vooruitgang.
-
2.
Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigingen door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 7
-
1.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijn betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens.
-
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
Artikel 8
De Commissie gaat, uiterlijk drie jaar na invoering van de periodieke controle van snelheidsbegrenzers, na of, op basis van de ervaring op dat moment, de voorgeschreven controles volstaan om slecht functionerende snelheidsbegrenzers of snelheidsbegrenzers waarmee gemanipuleerd is, op te sporen, en of de geldende voorschriften eventueel dienen te worden gewijzigd.
Artikel 9
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 10
Richtlijn 96/96/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 11
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 12
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
-
Advies van het Europees Parlement van 23 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2009.
BIJLAGE I
CATEGORIEËN VAN AAN DE TECHNISCHE CONTROLE ONDERWORPEN VOERTUIGEN EN DE FREQUENTIE VAN DEZE CONTROLES
Tabel uitklappen inklappen
Categorieën voertuigen
|
Frequentie van de controles
|
Tabel uitklappen inklappen
1.
|
Motorvoertuigen voor personenvervoer waarvan het aantal zitplaatsen — die van de bestuurder niet meegerekend — meer dan acht bedraagt
|
|
Eén jaar na de datum van ingebruikneming, vervolgens elk jaar
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
Motorvoertuigen voor goederenvervoer met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg
|
|
Eén jaar na de datum van ingebruikneming, vervolgens elk jaar
|
Tabel uitklappen inklappen
3.
|
Aanhangwagens en opleggers met een toegestane maximummassa van meer dan 3 500 kg
|
|
Eén jaar na de datum van ingebruikneming, vervolgens elk jaar
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Eén jaar na de datum van ingebruikneming, vervolgens elk jaar
|
Tabel uitklappen inklappen
5.
|
Motorvoertuigen op ten minste vier wielen die normaal dienen voor het vervoer van voorwerpen over de weg en waarvan de toegestane maximummassa niet meer dan 3 500 kg bedraagt, met uitzondering van landbouwtractoren en landbouwmachines
|
|
Vier jaar na de datum van ingebruikneming, vervolgens om de twee jaar
|
Tabel uitklappen inklappen
6.
|
Motorvoertuigen op ten minste vier wielen die dienen voor personenvervoer waarvan het aantal zitplaatsen — die van de bestuurder niet meegerekend — niet meer dan acht bedraagt
|
|
Vier jaar na de datum van ingebruikneming, vervolgens om de twee jaar
|
BIJLAGE II
VERPLICHTE CONTROLEPUNTEN
De controle moet op zijn minst betrekking hebben op de onderstaande punten, mits deze de verplichte uitrusting betreffen van het voertuig dat in de betrokken lidstaat wordt goedgekeurd.
De in deze bijlage bedoelde controles mogen worden uitgevoerd zonder demontage van de onderdelen van het voertuig.
Indien het voertuig gebreken vertoont op onderstaande controlepunten, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in een procedure de voorwaarden vast waaronder het voertuig aan het verkeer mag deelnemen totdat het voldoet aan een nieuwe technische keuring.
VOERTUIGEN IN DE CATEGORIEËN 1, 2, 3, 4, 5 EN 6
De controle van de reminstallatie heeft betrekking op de volgende punten. De tijdens de controle verkregen waarden moeten, voor zover dat doenlijk is, voldoen aan de technische normen van Richtlijn 71/320/EEG.
Tabel uitklappen inklappen
Te controleren punten
|
Redenen voor afkeuring
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.
|
Mechanische toestand en werking
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.1.
|
Draaipunten van het voetrempedaal
|
|
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Heeft versleten lagering
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Vertoont te veel slijtage/speling
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.2.
|
staat en slag van het bedieningspedaal
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De vrije slag is te groot of te klein
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remschakeling komt moeilijk terug in de rustpositie
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het antisliprubber op het rempedaal ontbreekt, zit los of is door slijtage glad geworden
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.3.
|
Vacuümpomp of compressor en reservoirs
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De voor het efficiënt functioneren van de remmen benodigde lucht- en/of vacuümdruk komt te traag tot stand
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is te weinig lucht- en/of vacuümdruk voor het ten minste tweemaal aantrekken van de rem nadat het waarschuwingssignaal heeft gewerkt (of een meetinstrument gevaar signaleert)
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is duidelijk drukverlies ten gevolge van een luchtlek of er zijn waarneembare luchtlekken
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.4.
|
Lagedrukverklikker of -manometer
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De lagedrukindicator/manometer werkt slecht of is defect
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Vertoont barsten of beschadiging, te grote slijtage
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De regelklep werkt slecht
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De bedieningsschakelaar is niet goed op de klepstang bevestigd of het afsluiterhuis zit los
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De koppelingen zitten los of het systeem lekt
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Functioneert niet behoorlijk
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.6.
|
Parkeerrem, bedieningshandel, parkeerremvergrendeling
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De vergrendeling blijft niet goed vastzitten
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De scharnierpin van de hefboom of de vergrendeling vertonen te veel slijtage
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Te grote beweeglijkheid van de handel wijst op een verkeerde afstelling
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.7.
|
Remkleppen (voetkleppen, ontluchtingsventielen, regelkleppen enz.)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is beschadiging, te grote luchtlekkage
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het olieverlies uit de compressor is te groot
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Zitten los/zijn slecht gemonteerd
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is verlies van remvloeistof
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.8.
|
Koppelingskoppen voor remmen voor aanhangwagen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Afsluitkranen of zelfsluitende kleppen defect
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Zitten los/zijn slecht gemonteerd
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.9.
|
Energie- of drukreservoir
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Is beschadigd, gecorrodeerd, lekt
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het ontwateringsventiel werkt niet
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Zit los/is slecht gemonteerd
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.10.
|
Rembekrachtiging, hoofdcilinder (hydraulische systemen)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De rembekrachtiging is defect of ineffectief
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De hoofdcilinder is defect of lekt
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De hoofdcilinder zit los
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is te weinig remvloeistof
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De kap van het reservoir van de hoofdcilinder ontbreekt
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het controlelampje voor de remvloeistof licht op of is defect
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het waarschuwingssignaal met betrekking tot de remvloeistof werkt slecht
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.11.
|
Niet-flexibele remleidingen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is gevaar voor defecten of breuken
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er zijn lekken in leidingen of koppelingen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is beschadiging of te veel corrosie
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De leidingen zijn verkeerd gemonteerd
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is gevaar voor defecten of scheuren
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remslangen zijn beschadigd, doorgeschuurd, te kort, getordeerd
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De slangen of koppelingen vertonen lekken
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De slangen vertonen door de druk veroorzaakte verwijdingen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De slangen vertonen porositeit
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.13.
|
Remvoeringen/remblokken
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Vertonen te veel slijtage
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Zijn vervuild (olie, vet enz.)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.14.
|
Remtrommels, remschijven
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Vertonen te veel slijtage, kerven, scheuren, zitten los of zijn gebroken
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Zijn vuil (olie, vet enz.)
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.15.
|
Remkabels, stangen, handels, overbrenging
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De kabels zijn beschadigd, geknikt
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Er is te veel slijtage of corrosie
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De bevestiging van de kabels of stangen zijn niet geborgd
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De kabelgeleiding is defect
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De werking van het remsysteem wordt belemmerd
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Abnormale beweeglijkheid van de handels/stangen/overbrenging wijst op slechte afstelling of te veel slijtage
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.16.
|
Remcilinders (veerremcilinders en hydraulische remcilinders inbegrepen)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Vertonen barsten of beschadiging
|
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Zitten los/zijn niet goed gemonteerd
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Vertonen te veel corrosie
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De slag van de zuiger of van het diafragmamechanisme is te groot
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De stofkap ontbreekt of vertoont te veel beschadiging
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.17.
|
Automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De overbrenging is defect
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Is niet juist afgesteld
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Is geblokkeerd, werkt niet
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.18.
|
Zelfafstellende remhefbomen (indien aanwezig)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Is geblokkeerd of vertoont abnormale beweeglijkheid die wijst op te veel slijtage of verkeerde afstelling
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
1.1.19.
|
Retarder (indien gemonteerd of voorgeschreven)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De koppelstukken of bevestigingen zijn slecht
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
1.2.
|
Remkracht en bedrijfszekerheid van de bedrijfsrem
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.2.1.
|
Remkracht (geleidelijk tot maximum opgevoerde kracht)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Onvoldoende remkracht op een of meer wielen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de hoogste geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as. In geval van een remtest op de weg wijkt het voertuig te veel af van de rechte weg
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering)
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Abnormaal hoge reactietijd voor een of meer wielen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remkracht vertoont te grote schommelingen doordat de remschijven vervormd of de remtrommels ovaal zijn
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Een rempercentage dat bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen, indien uitvoerbaar, minder bedraagt dan:
Minimumbedrijfszekerheid remsystemen
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
of
de remkracht is kleiner dan de referentiewaarden, indien deze door de fabrikant van het voertuig voor de as van het voertuig (5) zijn opgegeven
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.3.
|
Remkracht en bedrijfszekerheid van de hulprem (indien afzonderlijk werkend systeem)
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Rem werkt aan één kant niet
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remkracht is voor een of meer wielen kleiner dan 70 % van de hoogste geregistreerde remkracht voor een ander wiel op dezelfde as
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De remkracht loopt niet geleidelijk op (blokkering)
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het automatisch remsysteem voor de aanhanger werkt niet
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Voor alle categorieën voertuigen een rempercentage kleiner dan 50 % (6) van de in punt 1.2.2 beschreven remkracht van de bedrijfsrem bij de maximaal toegestane massa of, in het geval van opleggers, bij de som van de toegestane belasting op de assen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.4.
|
Remkracht en bedrijfszekerheid van de parkeerrem
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
De rem werkt aan één kant niet
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Voor alle categorieën voertuigen een rempercentage kleiner dan 16 % bij de maximaal toegestane massa, of, voor motorvoertuigen, kleiner dan 12 % bij de maximummassa van de voertuigcombinatie, waarbij moet worden uitgegaan van de grootste waarde
|
|
Tabel uitklappen inklappen
1.5.
|
Remkracht van de retarder of motorrem
|
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Niet regelbaar (retarder)
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
Het waarschuwingssignaal van het antiblokkeersysteem is defect
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
VOERTUIGEN IN DE CATEGORIEËN 1, 2 EN 3
|
VOERTUIGEN IN DE CATEGORIEËN 4, 5 EN 6
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
Stuurinrichting en stuurwiel
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
2.1.
|
Mechanische toestand
|
|
Tabel uitklappen inklappen
2.1.
|
Mechanische toestand
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
2.2.
|
Speling in de stuurinrichting
|
|
Tabel uitklappen inklappen
2.3.
|
Speling in de stuurinrichting
|
|
Tabel uitklappen inklappen
2.3.
|
Bevestiging van de stuurinrichting
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
3.2.
|
Toestand van de ruiten
|
|
Tabel uitklappen inklappen
3.2.
|
Toestand van de ruiten
|
|
Tabel uitklappen inklappen
3.3.
|
Achteruitkijkspiegels
|
|
Tabel uitklappen inklappen
3.3.
|
Achteruitkijkspiegels
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
4.
|
Lichten, reflecterende inrichtingen en elektrische installaties
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.
|
Verlichtingsinstallatie
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.1.
|
Groot licht en dimlicht
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.1.
|
Groot licht en dimlicht
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.1.1.
|
Toestand en werking
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.1.1.
|
Toestand en werking
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.
|
Breedtelichten, achterlichten en markeringslichten
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.
|
Toestand en werking, gaafheid van de lenzen, kleur en zichtbaarheid van:
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.1.
|
Toestand en werking
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.1.
|
Breedte- en achterlichten
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.2.
|
Kleur en zichtbaarheid
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.3.
|
Richtingaanwijzers
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.4.
|
Achteruitrijlichten
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.6.
|
Achterkentekenplaatverlichting
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.2.8.
|
Waarschuwingsknipperlichten
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.3.1.
|
Toestand en werking
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.3.2.
|
Kleur en zichtbaarheid
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.4.1.
|
Toestand en werking
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.4.2.
|
Kleur en zichtbaarheid
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.5.
|
Mistlichten voor en achter
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.5.2.
|
Toestand en werking
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.5.3.
|
Kleur en zichtbaarheid
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.6.1.
|
Toestand en werking
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.6.2.
|
Kleur en zichtbaarheid
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.7.
|
Achterkentekenplaatverlichting
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.10.
|
Elektrische verbindingen tussen trekkend voertuig en aanhangwagen of oplegger
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
4.11.
|
Elektrische bedrading
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
5.
|
Assen, wielen, banden, vering
|
|
Tabel uitklappen inklappen
5.
|
Assen, wielen, banden, vering
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
5.3.
|
Vering (wielophanging)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
5.3.
|
Vering (wielophanging)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.
|
Chassis en met het chassis verbonden delen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.
|
Chassis en met het chassis verbonden delen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.
|
Chassis of frame en bevestigingen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.
|
Chassis of frame en bevestigingen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.2.
|
Uitlaatpijpen en dempers
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.2.
|
Uitlaatpijpen en dempers
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.3.
|
Tanks en brandstofleidingen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.3.
|
Tanks en brandstofleidingen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.4.
|
Geometrische kenmerken en staat van de bescherming aan de achterzijde van bedrijfsvoertuigen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.4.
|
Bevestiging van het reservewiel
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.5.
|
Bevestiging van het reservewiel
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.5.
|
Veiligheid van de koppelingsinrichting (indien aanwezig)
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.1.6.
|
Koppelingsinrichting van trekkende voertuigen, aanhangwagens en opleggers
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
6.2.1.
|
Toestand van de structuur
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
6.2.2.
|
Portieren en sloten
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.2.3.
|
Portieren en sloten
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
6.2.5.
|
Bestuurderszitplaats
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
7.1.
|
Bevestiging van de bestuurderszitplaats
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
7.2.
|
Bevestiging van de accu
|
|
Tabel uitklappen inklappen
7.3.
|
Sloten en beveiligingen tegen diefstal
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
7.5.1.
|
Veiligheid van de bevestigingen
|
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
7.5.2.
|
Toestand van de gordels
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
7.9.
|
Tachograaf (aanwezigheid en verzegeling)
Tabel uitklappen inklappen
—
|
controleer de geldigheid van de tachograafplaat indien deze is voorgeschreven krachtens Verordening (EEG) nr. 3821/85 (7)
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
controleer bij twijfel of de omtrek van de banden of de afmeting ervan overeenkomt met de gegevens op de tachograafplaat
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
waar mogelijk, controleer of de zegels van de tachograaf, en van alle andere eventuele voorzieningen ter bescherming van de verbindingen tegen bedrog, intact zijn
|
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
7.10.
|
Snelheidsbegrenzer
Tabel uitklappen inklappen
—
|
waar mogelijk, controleer of de snelheidsbegrenzer is geïnstalleerd, indien deze is voorgeschreven krachtens Richtlijn 92/6/EEG (8)
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
controleer de geldigheid van de snelheidsbegrenzerplaat
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
waar mogelijk, controleer of de zegels van de snelheidsbegrenzer, en van alle andere eventuele voorzieningen ter bescherming van de verbindingen tegen bedrog, intact zijn
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
waar mogelijk, controleer of de snelheidsbegrenzer voorkomt dat de snelheid van de in artikel 2 c.q. artikel 3 van Richtlijn 92/6/EEG bedoelde voertuigen de voorgeschreven waarden overschrijdt
|
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
VOERTUIGEN IN DE CATEGORIEËN 1, 2, 3, 4, 5 EN 6
8.2. Uitlaatemissies
8.2.1. Motorvoertuigen uitgerust met een benzinemotor met elektrische ontsteking
Tabel uitklappen inklappen
a)
|
De uitlaatemissies worden niet geregeld door een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem zoals een driewegkatalysator met een lambdasonde:
Tabel uitklappen inklappen
1.
|
visuele controle van het uitlaatsysteem om na te gaan of het compleet is en in een bevredigende staat en of er geen lekken zijn;
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
visuele controle van enig door de fabrikant gemonteerd emissiebestrijdingssysteem om na te gaan of het compleet is en in een bevredigende staat en of er geen lekken zijn.
Na een redelijke warmloopperiode van de motor (rekening houdend met de aanbevelingen van de fabrikant) wordt het koolmonoxide(CO)-gehalte van de uitlaatgassen gemeten waarbij de motor stationair (onbelast) loopt.
Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen is de door de voertuigfabrikant opgegeven waarde. Indien dit gegeven niet beschikbaar is of de bevoegde instanties van de lidstaten besluiten dit niet als een referentiewaarde te gebruiken, mag het CO-gehalte niet groter zijn dan de volgende waarden:
Tabel uitklappen inklappen
i)
|
bij voertuigen die geregistreerd zijn of voor het eerst in gebruik zijn genomen tussen de datum waarop de lidstaten verlangen dat de voertuigen aan Richtlijn 70/220/EEG (9) voldoen en 1 oktober 1986: 4,5 vol. %;
|
Tabel uitklappen inklappen
ii)
|
bij voertuigen die geregistreerd zijn of voor het eerst in gebruik zijn genomen na 1 oktober 1986: 3,5 vol. %.
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
b)
|
Indien de uitlaatemissies worden geregeld door een geavanceerd emissiebestrijdingssysteem zoals een driewegkatalysator met een lambdasonde:
Tabel uitklappen inklappen
1.
|
visuele controle van het uitlaatsysteem om na te gaan of het compleet is en in een bevredigende staat en of er geen lekken zijn;
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
visuele controle van enig door de fabrikant gemonteerd emissiebestrijdingssysteem om na te gaan of het compleet is en in een bevredigende staat en of er geen lekken zijn;
|
Tabel uitklappen inklappen
3.
|
bepaling van de doelmatigheid van het emissiebestrijdingssysteem van het voertuig door meting van de lambdawaarde en het CO-gehalte van de uitlaatgassen overeenkomstig punt 4 of volgens de procedures van de fabrikant die ten tijde van de typegoedkeuring zijn goedgekeurd. Bij elke proef laat men de motor warm lopen overeenkomstig de aanbevelingen van de voertuigfabrikant;
|
Tabel uitklappen inklappen
4.
|
uitlaatemissies — grenswaarden
Het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen is de door de voertuigfabrikant opgegeven waarde.
Indien dit gegeven niet beschikbaar is, mag het CO-gehalte niet groter zijn dan de volgende waarden:
Tabel uitklappen inklappen
i)
|
meting bij stationair toerental van de motor:
het maximaal toelaatbare CO-gehalte van de uitlaatgassen mag niet meer bedragen dan 0,5 vol. %, en voor wat betreft voertuigen die een typegoedkeuring hebben gekregen overeenkomstig de grenswaarden in rij A of rij B van de tabel in punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, mag het maximale CO-gehalte niet meer bedragen dan 0,3 vol. %. Wanneer overeenstemming met Richtlijn 70/220/EEG niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2002;
|
Tabel uitklappen inklappen
ii)
|
meting bij het hoge onbelaste toerental, ontkoppeld (motortoerental minstens 2 000 min-1):
CO-gehalte: maximaal 0,3 vol. % en voor wat betreft voertuigen die de typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met de grenswaarden in rij A of rij B van de tabel in punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG, mag het maximale CO-gehalte niet meer bedragen dan 0,2 vol. %. Wanneer overeenstemming met Richtlijn 70/220/EEG niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2002.
Lambda: 1 ± 0,03 of overeenkomstig de specificaties van de fabrikant;
|
Tabel uitklappen inklappen
iii)
|
bij motorvoertuigen die overeenkomstig Richtlijn 70/220/EEG met een eigendiagnosesysteem (OBD-systeem) zijn uitgerust mag de correcte werking van het emissiesysteem in plaats van met de onder i) beschreven test worden gecontroleerd door de relevante gegevens uit het OBD-systeem uit te lezen en gelijktijdig de correcte werking van het OBD-systeem te controleren.
|
|
|
8.2.2. Motorvoertuigen uitgerust met (diesel)motoren met compressieontsteking
Tabel uitklappen inklappen
a)
|
De opaciteit van de uitlaatgassen wordt gemeten tijdens een vrije acceleratie (bij niet-belaste motor wordt het toerental opgevoerd van het stationair toerental tot het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt) met de versnellingspook in de vrije stand en niet-ontkoppelde motor.
|
Tabel uitklappen inklappen
b)
|
Conditionering van het voertuig
Tabel uitklappen inklappen
1.
|
Voertuigen kunnen worden gecontroleerd zonder voorafgaande conditionering, maar om veiligheidsredenen moet eerst worden nagegaan of de motor warm is en in een bevredigende mechanische staat verkeert.
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
Behalve in het onder d), punt 5), bedoelde geval kan een voertuig niet worden afgekeurd tenzij het eerst volgens de onderstaande voorschriften is geconditioneerd:
Tabel uitklappen inklappen
i)
|
de motor moet op temperatuur zijn, hetgeen bijvoorbeeld kan worden geconstateerd wanneer de temperatuur van de motorolie, gemeten door middel van een in de opening voor de oliepeilstok ingebrachte voeler, ten minste 80 °C bedraagt, of de normale bedrijfstemperatuur wanneer deze lager is, dan wel wanneer de temperatuur van het motorblok, bepaald aan de hand van de hoeveelheid infraroodstraling, tenminste een vergelijkbare waarde bedraagt. Indien door de constructie van het voertuig deze meting in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, kan op een andere wijze worden nagegaan of de motor zijn normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld door te wachten tot de ventilator aanslaat;
|
Tabel uitklappen inklappen
ii)
|
het uitlaatsysteem moet worden doorgeblazen door middel van ten minste drie vrije acceleratiecycli of een daarmee vergelijkbare methode.
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
c)
|
Controleprocedure
Tabel uitklappen inklappen
1.
|
Visuele controle van enige door de fabrikant gemonteerde emissiebestrijdingsapparatuur om na te gaan of deze compleet is en in een bevredigende staat en of er geen lekken zijn.
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
De motor en de eventueel gemonteerde druklader moeten stationair draaien voor het begin van elke vrije acceleratiecyclus. Bij zware dieselmotoren moet ten minste 10 seconden worden gewacht na het loslaten van het gaspedaal.
|
Tabel uitklappen inklappen
3.
|
Bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus moet het gaspedaal snel en ononderbroken (d.i. in minder dan 1 seconde) maar wel rustig volledig worden ingedrukt, teneinde een maximum brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen.
|
Tabel uitklappen inklappen
4.
|
Tijdens elke vrije acceleratiecyclus moet de motor het toerental bereiken waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt of, voor voertuigen met een automatische transmissie, het door de fabrikant voorgeschreven toerental dan wel, indien dit niet bekend is, een toerental dat tweederde bedraagt van het toerental waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt, alvorens het gaspedaal wordt losgelaten. Dit kan worden gecontroleerd door bijvoorbeeld het toerental te meten of door voldoende tijd te laten verlopen tussen het indrukken en het loslaten van het gaspedaal, namelijk, bij voertuigen van de categorie 1 en 2 van bijlage I, ten minste 2 seconden.
|
|
Tabel uitklappen inklappen
d)
|
Grenswaarden
Tabel uitklappen inklappen
1.
|
Het concentratieniveau mag het niveau niet overschrijden dat overeenkomstig Richtlijn 72/306/EEG (10) op de plaat is genoteerd.
|
Tabel uitklappen inklappen
2.
|
Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn of wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten besluiten deze waarde niet als referentie te gebruiken, mag het concentratieniveau niet hoger zijn dan het door de fabrikant vermelde niveau of de volgende grenswaarden voor de absorptiecoëfficiënt:
maximum-absorptiecoëfficiënt bij:
Tabel uitklappen inklappen
—
|
dieselmotoren met natuurlijke aanzuiging: 2,5 m-1
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
dieselmotoren met drukvulling: 3,0 m-1
|
Tabel uitklappen inklappen
—
|
een grenswaarde van 1,5 m-1 is van toepassing op de volgende voertuigen die een typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met de grenswaarden in:
Tabel uitklappen inklappen
a)
|
rij B van de tabel in punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG (licht bedrijfsvoertuig diesel — Euro4);
|
Tabel uitklappen inklappen
b)
|
rij B1 van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG (11) (zwaar bedrijfsvoertuig diesel — Euro 4);
|
Tabel uitklappen inklappen
c)
|
rij B2 van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG (zwaar bedrijfsvoertuig diesel — Euro 5);
|
Tabel uitklappen inklappen
d)
|
rij C van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG (zwaar bedrijfsvoertuig — EEV),
|
of de grenswaarden in latere wijzigingen van Richtlijn 70/220/EEG of de grenswaarden in latere wijzigingen van Richtlijn 88/77/EEG of equivalente waarden wanneer gebruik wordt gemaakt van apparatuur van een type dat afwijkt van dat welke bij de EG-typegoedkeuring is gebruikt.
|
Wanneer overeenstemming met punt 5.3.1.4 van bijlage I bij Richtlijn 70/220/EEG of in punt 6.2.1 van bijlage I bij Richtlijn 88/77/EEG niet mogelijk is, dan geldt het bovenstaande voor voertuigen die zijn ingeschreven of in gebruik zijn genomen na 1 juli 2008.
|
Tabel uitklappen inklappen
3.
|
Voertuigen die voor de eerste keer vóór 1 januari 1980 zijn geregistreerd of in gebruik genomen, zijn vrijgesteld van deze voorschriften.
|
Tabel uitklappen inklappen
4.
|
Voertuigen dienen alleen te worden afgekeurd, indien het rekenkundig gemiddelde van ten minste de laatste drie vrije acceleratiecycli meer bedraagt dan de grenswaarde. Dit kan worden berekend, wanneer sterk van het gemeten gemiddelde afwijkende metingen of het resultaat van een andere statistische berekening die rekening houdt met de verstrooiing van de metingen buiten beschouwing worden gelaten. De lidstaten kunnen het aantal testcycli aan een maximum verbinden.
|
Tabel uitklappen inklappen
5.
|
Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten, in afwijking van het bepaalde in punt 8.2.2, onder d), punt 4, voertuigen afkeuren waarbij aanzienlijk hogere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen (of vergelijkbare methode) zoals vermeld in punt 8.2.2, onder b), punt 2, ii). Om onnodige controles te vermijden kunnen de lidstaten ook, in afwijking van het bepaalde in punt 8.2.2, onder d), punt 4, voertuigen goedkeuren, waarbij na minder dan drie vrije acceleratiecycli of na het doorblazen (of vergelijkbare methode) zoals vermeld in punt 8.2.2, onder b), punt 2, ii), aanzienlijk lagere waarden dan de grenswaarden zijn gemeten.
|
|
8.2.3. Controleapparatuur
De voertuigemissies worden gemeten met apparatuur die ontworpen is om nauwkeurig vast te stellen of aan de voorgeschreven of aan de door de fabrikant aangegeven grenswaarden wordt voldaan.
8.2.4. Mocht een voertuigtype bij de EG-typegoedkeuring niet kunnen voldoen aan de bij deze richtlijn vastgestelde grenswaarden, dan kunnen de lidstaten voor dit voertuigtype hogere grenswaarden vaststellen op basis van door de constructeur verstrekt bewijsmateriaal. Zij delen dit onmiddellijk mede aan de Commissie, die op haar beurt de andere lidstaten daarvan in kennis stelt.
Tabel uitklappen inklappen
VOERTUIGEN IN DE CATEGORIEËN 1, 2 EN 3
|
VOERTUIGEN IN DE CATEGORIEËN 4, 5 EN 6
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
9.
|
Aanvullende controles voor voertuigen voor het openbaar vervoer van personen
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
9.1.
|
Nooduitgang(en) (met inbegrip van hamers om ruiten in te slaan), borden met opschrift „nooduitgang”
|
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
|
Tabel uitklappen inklappen
10.
|
Identificatie van het voertuig
|
|
Tabel uitklappen inklappen
10.
|
Identificatie van het voertuig
|
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
Tabel uitklappen inklappen
|
-
48 % voor voertuigen van categorie 1 die niet zijn uitgerust met ABS of die vóór 1 oktober 1991 zijn goedgekeurd (datum met ingang waarvan het voor de eerste maal in het verkeer brengen zonder Europese typegoedkeuring voor onderdelen verboden is) (Richtlijn 71/230/EEG).
-
45 % voor de na 1988 ingeschreven voertuigen of vanaf de datum van toepassing van Richtlijn 71/320/EEG, in de nationale wetgeving van de lidstaten, afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.
-
43 % voor opleggers en aanhangwagens met trekstang die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf de datum van toepassing van Richtlijn 71/320/EEG, in de nationale wetgeving van de lidstaten, afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.
-
50 % voor voertuigen van categorie 5 die zijn ingeschreven na 1988 of vanaf de datum van toepassing van Richtlijn 71/320/EEG, in de nationale wetgeving van de lidstaten, afhankelijk van de vraag welke van deze data het laatste valt.
-
De referentiewaarde voor de as van het voertuig is de in Newton uitgedrukte remkracht die nodig is om deze voorgeschreven minimumremkracht bij het gewicht dat het voertuig bij zijn presentatie heeft, te verkrijgen.
-
Voor voertuigen van de categorieën 2 en 5 zal de minimale remkracht van de hulprem (die niet viel onder Richtlijn 71/320/EEG) 2,2 m/s2 zijn.
-
Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer ().
-
Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen ().
-
Richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen ().
-
Richtlijn 72/306/EEG van de Raad van 2 augustus 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen ().
-
Richtlijn 88/77/EEG van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door motorvoertuigen met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking ().
BIJLAGE III
DEEL A
Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 10)
Tabel uitklappen inklappen
Richtlijn 96/96/EG van de Raad
()
|
|
Richtlijn 1999/52/EG van de Commissie
()
|
|
Richtlijn 2001/9/EG van de Commissie
()
|
|
Richtlijn 2001/11/EG van de Commissie
()
|
|
Richtlijn 2003/27/EG van de Commissie
()
|
|
Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad
()
|
Uitsluitend bijlage III, punt 68
|
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 10)
Tabel uitklappen inklappen
Richtlijn
|
Omzettingstermijn
|
96/96/EG
|
9 maart 1998
|
1999/52/EG
|
van 30 september 2000
|
2001/9/EG
|
van 9 maart 2002
|
2001/11/EG
|
van 9 maart 2003
|
2003/27/EG
|
van 1 januari 2004
|
BIJLAGE IV
CONCORDANTIETABEL
Tabel uitklappen inklappen
Richtlijn 96/96/EG
|
De onderhavige richtlijn
|
Artikelen 1 tot en met 4
|
Artikelen 1 tot en met 4
|
Artikel 5, aanhef
|
Artikel 5, aanhef
|
Artikel 5, eerste tot en met zevende streepje
|
Artikel 5, onder a) tot en met g)
|
Artikel 6
|
—
|
Artikel 7
|
Artikel 6, lid 1
|
—
|
Artikel 6, lid 2
|
Artikel 8, lid 1
|
Artikel 7, lid 1
|
Artikel 8, lid 2, eerste alinea
|
Artikel 7, lid 2
|
Artikel 8, lid 2, tweede alinea
|
—
|
Artikel 8, lid 3
|
—
|
Artikel 9, lid 1
|
—
|
Artikel 9, lid 2
|
Artikel 8
|
Artikel 10
|
—
|
Artikel 11, lid 1
|
—
|
Artikel 11, lid 2
|
Artikel 9
|
Artikel 11, lid 3
|
—
|
—
|
Artikel 10
|
Artikel 12
|
Artikel 11
|
Artikel 13
|
Artikel 12
|
Bijlagen I en II
|
Bijlagen I en II
|
Bijlagen III en IV
|
—
|
—
|
Bijlage III
|
—
|
Bijlage IV
|
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.