Koortsige democratie

vrijdag 23 oktober 2009, column van Prof.Dr. Joop van den Berg i

Gaat het wel goed met de democratie in Nederland? Daar wordt verschillend over gedacht. Dat zij, medisch gesproken, nogal koortsig is, wordt door niemand bestreden. De ‘volatiliteit’ in steun aan alle politieke partijen is erg hoog, hoger ook dan in de rest van Europa. De opkomst bij verkiezingen is sinds 1985 structureel gedaald, evenals in de rest van Europa, al lijkt zich enige stabilisatie voor te doen.

De steun voor de oude, klassieke volkspartijen daalt eveneens structureel sedert de jaren tachtig. Ook dit is een algemeen Europees verschijnsel. In diverse landen bemoeilijkt het de coalitievorming. De tijd dat in Nederland twee partijen voldoende waren voor een kabinet, tussen 1977 en 1994, blijkt achteraf een historisch intermezzo te zijn geweest. In de lokale democratie domineert dankzij dit verval de fragmentatie. Sinds 2006 kent het gemeentebestuur, landelijk gezien, maar één (redelijk) grote partij, de Partij van de Arbeid. Of dat volgend jaar ook nog zo zal zijn?..

De nationale democratie wordt geconfronteerd met een stijging van politieke steun op de uitersten van links en rechts. Daartegenover is onder de kiezers een sterke behoefte waar te nemen aan stabiliteit en zekerheid als afweer daartegen. In 2002 leverde dat het CDA belangrijke winst op, die het nadien nationaal min of meer heeft weten te handhaven. In peilingen (maar die mag men lichtelijk wantrouwen) wordt nu ook stabiliteit gezocht bij D66.

Zulke strijd, ook onder kiezers, tussen populisme en bijbehorende polarisatie enerzijds en verlangen naar nuance en rust anderzijds is niet alleen in Nederland te vinden. Ook Frankrijk en Italië worden erdoor geteisterd en, tot voor kort, ook België. Duitsland levert het voorbeeld hoe, met enige zelfbeheersing onder kiezers en gekozenen, de problemen van de democratie onder controle kunnen worden gehouden.

De koorts valt dus niet te ontkennen, net zo min als het Europese karakter ervan. In Nederland schiet de thermometer echter nog wat meer uit dan in de ons omringende landen. De vraag is of het allemaal met wat ‘bedrust en huisartsbezoek’ is op te lossen, zoals vooral het Sociaal en Cultureel Planbureau voorrekent*, of dat meer diverse en specialistische zorg wordt vereist.

Vooral de groei van partijen wier loyaliteit aan het systeem twijfelachtig is, lokaal en nationaal, moet reden zijn tot waakzaamheid. Vanaf de jaren negentig is de ‘verongelijkte natie’ gegroeid tot ongeveer een kwart van de kiezers. Partijen zijn, in hun nervositeit, nog meer gaan ‘zweven’ dan de kiezers.

De euro is intussen symbool geworden voor het functieverlies van staat en nationale politiek ten gunste van de Europese Unie. Dat bevalt lang niet iedereen. Net zo min als het functieverlies van de nationale staat (de overheid in het algemeen) aan privatisering en verzelfstandiging van publieke voorzieningen iedereen aanstaat.

Al deze factoren wekken de indruk dat het SCP de ernst van de kwaal onderschat en dat wij reden hebben ons zorg te maken over de vaderlandse democratie. Temeer reden, nu die lijdt onder een buitengewoon slonzige omgang met de instituties van de natie: het zichzelf door publicitair stuntwerk mutilerende parlement, dat bovendien zijn gezag ernstig overschat; de onbeheerste kritiek op justitie en rechterlijke macht; het kleinburgerlijke en benepen afgeven op de kosten van het Koninklijk Huis. Allemaal instituties die geenszins boven kritiek verheven zijn, maar tegelijk zo kwetsbaar dat wij er maar beter een beetje zuinig op kunnen zijn.

Die zuinigheid op de publieke instituties – op de democratie als zodanig, met al haar aantoonbare gebreken – zal nog nodig zijn, wil de huidige coalitie in staat zijn een financiële reorganisatie van inkomsten en uitgaven te bewerkstelligen van ongeveer 35 miljard euro, komend voorjaar. Het voorbeeld van de Duitse buren laat zien dat dit wel degelijk mogelijk is. Op zichzelf genomen moet ook onze democratie sterk genoeg zijn om vraagstukken van deze zwaarte aan te kunnen.

Of het echt gaat lukken, hangt niet alleen af van het politieke leiderschap in de coalitie, maar ook van de vraag of een onzekere elite en een humeurig electoraat hun geestelijke evenwicht tijdig weten te hervinden. Een garantie daarvoor ontbreekt. 

 

  • Tom van der Meer en Paul Dekker, ‘PVV houdt burgers juist betrokken. Het vertrouwen in de politiek is de laatste jaren eerder veranderlijk dan laag. Dat is geen reden voor zorgen’, in: Trouw/De Verdieping , 22 oktober 2009, 28.