Verklaring hoge vertegenwoordiger Ashton over mensenrechtenaangelegenheden in Syrië
De EU i spreekt haar krachtige afkeuring uit over de veroordeling van de heer
Haitham Al Maleh en de heer Muhannad Al Hassani, twee Syrische advocaten, tot drie jaar gevangenisstraf, op basis van beschuldigingen die lijken in te gaan tegen hun fundamentele rechten en vrijheden.
Ook betreurt de EU ten zeerste het feit dat de heer Ali Al-Abdullah, een Syrische schrijver, op 17 juni, een dag nadat hij was vrijgelaten uit de gevangenis waar hij zijn eerdere straf ad uitgezeten, opnieuw is aangehouden. De EU maakt zich in het bijzonder zorgen om de situatie van de heer Al Maleh, vanwege diens broze gezondheid en hoge leeftijd.
De EU roept op de heren Al Maleh, Al Hassani en Al-Abudullah onmiddellijk vrij te laten. De EU roept de Syrische regering op om alle gevallen van gewetensgevangenen nog eens te bekijken overeenkomstig de Syrische grondwet en de internationale verbintenissen van Syrië, en al dergelijke gevangenen onmiddellijk vrij te laten.
De EU stelt dat de hierboven vermelde veroordelingen de vrije meningsuiting en de vrijheid van vereniging ondermijnen en roept Syrië op zich te houden aan de nternationale verbintenissen die het land vrijwillig is aangegaan, in het bijzonder in het kader van de Universele Mensenrechtenverklaring en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat vrijheid van meningsuiting en het recht op een eerlijk proces waarborgt.
Ook memoreert de EU dat Syrië, overeenkomstig de "VN i-Verklaring betreffende het recht en de verantwoordelijkheid van personen, groeperingen en maatschappelijke instanties voor de bevordering en bescherming van universeel erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden", een primaire verantwoordelijkheid en plicht heeft om het werk van mensenrechtenverdedigers te beschermen en te stimuleren.
De EU herhaalt dat zij instaat voor de bescherming en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, overeenkomstig de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers, die de Europese Raad i in 2004 heeft aangenomen.