Regels voor adoptie gaan met de tijd mee
Op 1 november 1956 is de wettelijke mogelijkheid van adoptie in Nederland ingevoerd. De adoptie is in ons recht geïntroduceerd als maatregel van kinderbescherming die genomen wordt in het belang van het kind dat bescherming nodig heeft. De adoptie was uitdrukkelijk niet bedoeld om de belangen van de (aspirant)adoptiefouders te behartigen.
In de jaren vijftig en zestig kwam het vaker voor dat Nederlandse ouders niet in staat- of bereid waren hun kind te verzorgen en op te voeden. Vooral ongehuwde moeders stonden hun kinderen ter adoptie af, vaak vanwege de financiële druk of sociale druk van familie en omgeving. In de jaren zestig werden vooral kinderen uit Nederland geadopteerd; in de jaren zeventig nam dit aantal drastisch af. Dit kwam onder meer door de introductie van de anticonceptiepil en door de invoering van de Bijstandswet waardoor de financiële positie van alleenstaande moeders verbeterd werd.
55.000 kinderen
Sinds de invoering van de adoptiewet zijn in Nederland 55.000 kinderen geadopteerd. Van hen kwamen er 16.000 uit Nederland en 39.000 uit het buitenland. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in december 2010.
Sinds 1975 komen de meeste adoptiekinderen uit het buitenland. Jarenlang was Colombia het belangrijkste herkomstland; de laatste jaren is dat China. In 2004 was bijna 60 procent van de buitenlandse adoptiekinderen afkomstig uit China. Er zijn sinds 1956 meer meisjes (bijna 30.000) geadopteerd dan jongens.
Paul-de-Leeuwroute
Per 1 april 2001 is adoptie door personen van hetzelfde geslacht in Nederland wettelijk mogelijk gemaakt. Belangengroeperingen noemden deze verruiming een dode mus. Dat komt omdat in Nederland nauwelijks tot geen kinderen ter adoptie te vinden zijn. De wet die gaat over het adopteren van buitenlandse kinderen, de Wet Opneming Buitenlandse Kinderen ter Adoptie (Wobka), stond nog niet toe dat echtparen van hetzelfde geslacht samen een kind mochten adopteren. Een eenouderadoptie, in de volksmond ook wel de Paul de Leeuw-route genoemd, was voor deze groep de enige manier om voor een adoptie van een buitenlands kind in aanmerking te komen. Eerst moest na een verzorgingstermijn van drie jaar een eenouderadoptieverzoek worden ingediend door de ene adoptiefouder en vervolgens kon de andere adoptiefouder een zogeheten 'partneradoptie' starten.
De adoptiemogelijkheden zijn met ingang van 1 januari 2009 nog verder verruimd.
Ten tijde van de behandeling van dit wetsvoorstel werd duidelijk dat de wetgever anders is gaan denken over een adoptie en met de moderne tijd is meegegaan. Volgens de minister was adoptie niet in alle gevallen primair een maatregel van kinderbescherming. In geval van adoptie door een duomoeder moest de adoptie meer beschouwd worden als een instrument van gezinsvorming, een voorziening waarbij het aspect van het vestigen van een afstammingsrelatie voorop stond.
De wet maakt thans gezamenlijke adoptie van buitenlandse kinderen door echtgenoten van gelijk geslacht mogelijk. Per 1 januari 2009 zijn in artikel 1 van de WOBKA de begrippen "aspirant-adoptiefouder" en "adoptiefouder" verruimd. Waar voorheen de Wobka spreekt over "echtgenoten van verschillend geslacht" spreekt thans de wet over "echtgenoten".
Deze verruiming neemt niet weg dat het land waar het kind vandaan komt eveneens moet toestaan een kind beschikbaar te willen stellen voor adoptie aan echtparen van gelijk geslacht. Vele landen willen dat niet. Daarom beschouwen belangengroeperingen de verruimde wetgeving nog steeds als een lege huls. Het komt er, in de praktijk, op neer dat alleen de Verenigde Staten adoptie van een kind door echtparen van gelijk geslacht toestaat. De Verenigde Staten hebben echter op 1 april 2010 het Haags Adoptieverdrag getekend. In art. 2 van het Haags Adoptieverdrag staat dat het Verdrag van toepassing is op interlandelijke eenpersoonsadopties en adoptie door "echtgenoten". In het toelichtend rapport op het Haags Adoptieverdrag (p.561) staat als uitleg voor het begrip "echtgenoten" "man en vrouw".
Daarnaast is een wetsvoorstel in behandeling waarin is voorgesteld om deelbemiddeling af te schaffen. Door dit alles wordt het in de praktijk nagenoeg onmogelijk voor echtparen van gelijk geslacht om een kind uit het buitenland te adopteren.
Daarentegen zijn per 1 januari 2009 de adoptieregels aanzienlijk versoepeld voor twee vrouwen die binnen hun relatie kinderen krijgen. Voor de duomoeder die nog geen juridisch ouder is over het kind, gelden geen samenwoon- en verzorgingstermijnen meer. Dit betekent dat het kind direct na geboorte door de duomoeder kan worden geadopteerd.
Ook is per 1 januari 2009 bij een eenouderadoptie de verzorgingstermijn verkort van drie naar één jaar. Vervolgens kan de partner van de adoptant het buitenlandse kind via een zogeheten 'partneradoptie' adopteren. Voor de partneradoptie geldt dan wel de voorwaarde dat het kind gedurende ten minste een jaar door de adoptant en de partner gezamenlijk is verzorgd en opgevoed. Opeenvolgende adopties kunnen momenteel dus aanzienlijk sneller door de rechter worden uitgesproken. Deze verruiming is van toepassingen op paren van zowel gelijk als ongelijk geslacht.
De toekomst
Voor duomoeders is momenteel een nieuw wetsvoorstel in behandeling waardoor het mogelijk wordt dat het ouderschap van de vrouw uit wie het kind niet is geboren zonder de tussenkomst van een adoptieprocedure kan worden geregeld.
Ook is momenteel een wetsvoorstel in behandeling waardoor de Wet conflictenrecht adoptie onderdeel wordt van het Burgerlijk Wetboek.
Op internationaal terrein wordt gewerkt aan de goedkeuring van het Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen. Dit Verdrag moet voor de Europese Lidstaten een aanvulling worden op het Haags Adoptieverdrag.
Het aanbod van adoptiekinderen neemt wereldwijd af. De vraag overstijgt het aanbod. Het wordt steeds lastiger om een kind te adopteren. Desperate aspirant-adoptiefouders kunnen rare sprongen maken om toch hun kinderwens vervuld te zien. Steeds meer komt in het nieuws dat kinderhandel een lucratieve business kan zijn. Ook is er veel media aandacht zodra misstanden rondom een adoptie naar boven komen drijven. Hierdoor is de discussie losgekomen of de adoptie niet beter kan worden afgeschaft omdat dit niet in het belang van het kind zou zijn.
Echter, zolang er vraag naar het adopteren van kinderen blijft, zal het verbieden van adoptie ongetwijfeld leiden tot een toename van ongeoorloofde praktijken hetgeen de belangen van het kind zeker zal schaden.
Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat de discussie over adoptie niet moet gaan over de geschiktheid van aspirant-adoptiefouders om kinderen groot te brengen. Of ze nu hetero, homo, getrouwd, alleenstaand, jong of oud zijn. De wens om een gezin te vormen is legitiem en begrijpelijk. Aspirant-adoptiefouders zullen doorgaans met de beste intenties op zoek gaan naar een adoptiefkind. Overigens worden hun opvoedkundige kwaliteiten meer in de gaten gehouden en getoetst dan die van ouders met biologische kinderen.
De discussie moet steeds blijven gaan over de vraag of met de adoptie de rechten van het kind blijven gewaarborgd waarbij de belangen van het kind centraal moeten staan. Omdat er in de toekomst ruimere mogelijkheden komen voor vrouwelijke levenspartners om via de wettelijke afstammingsregels het ouderschap te realiseren en niet via de adoptie route, lijkt het instituut adoptie weer terug te vallen op het oude begrip dat in 1956 werd ontwikkeld: de adoptie is een maatregel van kinderbescherming.