Advocaat-generaal beschuldigt Frankrijk van staatssteun
Bron:
Europese Commissie: Rapid persberichten
Pers en Voorlichting |
|
Volgens advocaat-generaal Jääskinen valt het Franse stelsel ter financiering van de verplichting om met windturbines opgewekte stroom af te nemen onder het begrip „maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd”
De bijdrage ter financiering van de verplichting om windenergie tegen een prijs boven de marktprijs af te nemen wordt namelijk van alle stroomverbruikers in Frankrijk geheven
Volgens het Unierecht , zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, vormt een maatregel „staatssteun” wanneer aan vier cumulatieve voorwaarden is voldaan: het moet gaan om een maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd ; de maatregel moet het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden; hij moet de begunstigde een voordeel verschaffen, en tot slot moet hij de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen .
Wat meer bepaald het beg rip maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd betreft, heeft de Franse Raad van State in deze zaak alleen gevraagd om uitlegging van het criterium uit de rechtspraak van het Hof dat, om voordelen als staatsteun te kunnen kwalificeren, deze voordelen rechtstreeks of indirect met staatsmiddelen moeten zijn bekostigd en dat deze aan de staat moeten kunnen worden toegerekend. Gezien de beperkte strekking van de prejudiciële vraag zal het aan de nationale rechter staan om de maatregel definitief als „staatssteun” aan te merken.
In de onderhavige zaak voorziet de Franse wet ten behoeve van diegenen die op het nationale grondgebied elektriciteit met windturbines opwekken, in een verplichting tot afname van de aldus opgewekte elektriciteit. Deze verplichting rust op de distributeurs die het netwerk exploiteren waarop de installatie is aangesloten, te weten Électricité de France („EDF”) en de niet-genationaliseerde distributeurs die bedoelde elektriciteit tegen een prijs boven de marktprijs moeten afnemen. Deze vorm van financiering leidt dus tot meerkosten voor de elektriciteitsdistributeurs.
Voorheen werden de meerkosten als gevolg van de afnameverplichting gecompenseerd uit een fonds voor de openbare dienst van elektriciteitsproductie, dat werd beheerd door de Caisse des dépôts et des consignations („CDC”) en gefinancierd uit bijdragen die door de in de wet genoemde producenten, leveranciers en distributeurs moesten worden betaald. Na wijziging van de nationale wet wordt volledige compensatie voor de meerkosten als gevolg van de afnameverplichting toegekend, gefinancierd uit bijdragen die worden geheven van de eindverbruikers van elektriciteit die op het nationale grondgebied zijn gevestigd.
De vereniging „ Vent de Colère - Fédération nationale” en elf andere verzoekers hebben zich tot de Conseil d’Etat gewend omdat zij van mening waren dat het financieringsmechanisme dat bij de gewijzigde Franse wet was ingevoerd, staatssteun in de zin van het Unierecht vormde. Zij hebben de nationale rechter dan ook verzocht om nietigverklaring van de ministeriële regeling van 2008 tot vaststelling van de voorwaarden voor de afname van windenergie.
In zijn conclusie van vandaag geeft advocaat-generaal Jääskinen het Hof in overweging, vast te stellen dat het financieringsstelsel dat bij de gewijzigde Franse regelgeving is ingevoerd, valt onder het begrip maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd.
Bij zijn onderzoek van de voorwaarde van de toerekenbaarheid van de maatregelen aan de staat meent de advocaat-generaal dat , gezien het feit dat de bijdrage die van de eindverbruikers wordt geheven is ingevoerd bij de Franse wet, de vaststelling van de in geding zijnde bijdrage moet worden beschouwd als het resultaat van gedrag dat aan de Franse Staat kan worden toegerekend.
Vervolgens brengt de advocaat-generaal ten aanzien van de voorwaarde dat het om staatsmiddelen moet gaan in herinnering dat het begrip staatssteun alle geldelijke middelen omvat die de staat daadwerkelijk kan gebruiken om ondernemingen te ondersteunen. Het feit dat deze middelen constant onder openbaar toezicht staan, en daarmee ter beschikking van de bevoegde autoriteiten staan, volstaat om ze als staatsmiddelen aan te merken.
Op het punt van de door de staat uitgeoefende controle stelt de advocaat-generaal in de eerste plaats vast dat organen binnen de publiekrechtelijke sfeer een rol hebben gespeeld bij het mechanisme dat bij de Franse wet is ingevoerd. Het bedrag van de belasting die elke eindverbruiker van elektriciteit in Frankrijk moet betalen, wordt immers jaarlijks bij ministerieel besluit vastgesteld. Hoewel de in geding zijnde regeling in de praktijk niet garandeert dat de meerkosten van de distributeurs en de aan hen doorbetaalde bijdragen precies tegen elkaar opwegen, ligt in de wet het beginsel besloten dat de afnameverplichting ter zake van windenergie volledig wordt gedekt, wat volgens de advocaat-generaal aantoont dat de Staat garant staat voor het mechanisme in zijn geheel. Daarenboven voorziet de wet in administratieve sancties indien de bijdrage niet wordt betaald.
Het is vaste rechtspraak dat middelen die worden gefinancierd uit bij nationale wetgeving verplicht gestelde bijdragen die worden beheerd en verdeeld overeenkomstig deze wetgeving moeten worden beschouwd als staatsmiddelen, zelfs indien zij worden beheerd door instellingen die losstaan van de overheid.
De advocaat-generaal benadrukt in de tweede plaats dat de middelen die worden verkregen uit de bijdragen die van alle consumenten worden geheven, vloeien via het publiekrechtelijke orgaan dat hiertoe uitdrukkelijk de opdracht heeft gekregen van de Staat, namelijk CDC.
Tot slot stelt de advocaat-generaal ten aanzien van de aard van de middelen vast dat de bijdrage ter financiering van de verplichting om windenergie tegen een prijs boven de marktprijs af te nemen door alle eindverbruikers van elektriciteit in Frankrijk moet worden betaald 1 , ongeacht of zij groene stroom kopen of niet. De consument kan er dus niet voor opteren om al of niet hernieuwbare energie af te nemen, wat ingaat tegen de regels van de geliberaliseerde interne elektriciteitsmarkt die de consument een reële keuzemogelijkheid tussen billijke en concurrerende prijzen willen bieden.
NOTA BENE: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof van Justitie niet. De advocaten-generaal hebben tot taak, in volledige onafhankelijkheid het Hof een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de beraadslagingen over het arrest, dat op een latere datum zal worden gewezen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA.
Contact persoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170
Anders dan het arrest van het Hof van 13 maart 2001, Preussen Elektra , C-379/98 ( PC nr. 10/01 ). In die zaak hield het mechanisme in dat de financiële last als gevolg van de afnameverplichting werd verdeeld tussen de bevoorradingsbedrijven en de exploitanten van elektriciteitsnetwerken uit de privésector.