Introduction by Margo Vliegenthart

Secretary of State of Health, Well-being and Sport (1998-2002)

Ik kan me voorstellen dat het voor u enigszins een verrassing is dat ik hier sta vandaag, terwijl de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Bram Peper, was aangekondigd. Het zal u bekend zijn dat de heer Peper afgelopen week is afgetreden. Daarom zal ik als staatssecretaris van Sport, en in die hoedanigheid ook sterk betrokken bij het komende EK voetbal, nu de introductie houden.

Ik doe dat met des te meer plezier, omdat ik verwacht dat de heer Aigner duidelijk stelling zal nemen in een aantal zaken met betrekking tot het EK voetbal en tot sport in het algemeen. Het zijn zaken waarin ik zeer geïnteresseerd ben (en met mij de collega’s in de Europese Unie). Het gaat dan om vragen over het snel groeiende belang en de invloed van sponsors bij evenementen als het EK voetbal. En ook over eisen die de sport stelt aan overheden.

Overigens kan dan evengoed de tegenvraag gesteld worden wat het zwaar commerciële topvoetbal voor maatschappelijke betekenis heeft en voor het voetbal in het algemeen betekent. Ik ben ervan overtuigd dat we meer overeenkomsten hebben dan verschillen. Uiteindelijk is het ons allen te doen om het behoud van de volkssport voetbal. En het is onze plicht gezamenlijk oplossingen te vinden die van belang zijn voor zowel het voetbal als de gehele samenleving.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Euro 2000: een gezamenlijk evenement

We zijn nog steeds druk bezig met de voorbereidingen van het grootse sportevenement waarvoor Nederland en België in juni a.s. als gastheer zullen optreden: het Europees Kampioenschap voetbal, oftewel EURO 2000. We liggen nu (20 maart 2000) goed op koers om alles straks prima te laten verlopen; dat geldt zowel voor de organisatoren, de stichting EURO 2000, als voor de overheid. Gedurende 23 dagen zullen voetballiefhebbers in de hele wereld aan de buis gekluisterd zijn. We verwachten meer dan 1 miljoen toeschouwers en minstens 5.000 journalisten. Zo’n 7 miljoen kijkers volgen de wedstrijden op tv.

Na 31 wedstrijden in 23 dagen zal EURO 2000 de nieuwe Europese kampioen baren. Een evenement als EURO 2000 heeft een enorme invloed op een land. Denkt u alleen al aan de capaciteit die nodig is voor overnachtingen en aan de extra verkeersdrukte rondom de wedstrijden.

Naast het feit dat we goede gastheren willen zijn, mogen we de belangen van onze eigen bevolking zeker niet veronachtzamen; de overlast moet minimaal zijn en het evenement zo interessant mogelijk. De regeringen van Nederland en België letten bovendien scherp op de veiligheid van de bezoekers en van de eigen bevolking. Mijn standpunt en dat van het kabinet is duidelijk: voetbal is op zichzelf al een evenement en het Europees Kampioenschap is helemaal een fantastisch evenement. Ik hoop dat velen van u daarvan erg zullen genieten.

2.

Verdeling van verantwoordelijkheden: wie is de baas?

Dat brengt mij tot een meer fundamentele zaak, namelijk de verdeling van verantwoordelijkheden tussen enerzijds de overheid en anderzijds de organisatoren van evenementen zoals EURO 2000. We hebben het aanbod van de KNVB om het EK te mogen organiseren gesteund: de maatschappelijke betekenis ervan is enorm. We hebben beide te maken met commerciële invloeden.

En het lijkt erop dat ons beider antwoord op vragen over de toenemende invloed van de commercie op sport ons leiden in de richting van het behoud van het voetbal als volkssport. Bij evenementen als EURO 2000 was het uitgangspunt altijd dat het toernooi de verantwoordelijkheid is van de organisatie, terwijl de overheid waakt over de veiligheid. Dit uitgangspunt is te simpel. Organisatoren moeten ook volledige verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid van hun gasten en hun gedrag tegenover de lokale bevolking. Ze zijn dus verantwoordelijk voor een heel scala veiligheidsmaatregelen. Bijvoorbeeld: het doorvoeren van individuele stadionverboden, het inzetten van stewards en het goed informeren van de supporters. En niet te vergeten: het nemen van alle mogelijke maatregelen om de zwarte handel in toegangskaarten tegen te gaan. En ook: het promoten van het openbaar vervoer tijdens het toernooi.

Ik heb het gevoel dat de organisatoren van EURO 2000 deze verantwoordelijkheid ook nemen. Tegelijkertijd moeten regering en lokale overheden hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de organisatie en van het publiek, zowel in als in de omgeving van de stadions, nemen. De organisatoren van EURO 2000 vinden de eisen van de overheid soms nogal overdreven, zo lijkt het.

‘Beide landen profiteren toch enorm van zo’n evenement?’ hoor je ze zeggen. Dat mag zo zijn, het is maar één karnt van de medaille. Ik vind dat revenuen op economisch, toeristisch of financieel terrein op geen enkele manier de verantwoordelijkheid van de organisatie mogen verkleinen.

We moeten ook duidelijk stelling nemen tegen krachten die de hierboven geschetste uitlatingen aanhangen. Voorbeelden van deze krachten zijn de media: ik denk dan aan advertentie-inkomsten en pogingen om de aftrap van wedstrijden te verplaatsen naar een tijdstip dat door de overheid als minder veilig is aangemerkt. Of ook sponsors die proberen het beleid van kaartverkoop, zoals UEFA en de twee regeringen dat zijn overeengekomen, te omzeilen.

3.

De strijd voor het publieke domein

De commercie krijgt steeds meer invloed op zaken die primair de organisatoren van een evenement aangaan. Zaken die ook van invloed zijn op de verantwoordelijkheid van de regering, namelijk het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Nergens is die strijd om het publieke domein zo zichtbaar geweest als in de debatten tussen de lokale overheden en het sponsoragentschap van de UEFA, ISL. Ik ben zeer verheugd dat dit debat er nu toe heeft geleid dat alle Nederlandse steden een contract met ISL hebben gesloten of bereid zijn dit te doen.

Maar het verhaal van het exclusieve contract dat ISL de belangrijke sponsors en leveranciers heeft aangeboden, is niettemin de moeite waard om nog eens te vertellen. Het had namelijk verstrekkende gevolgen voor de organiserende landen en de speelsteden, ook al kan er geen twijfel over bestaan dat het gemeentebestuur en uiteindelijk de regering bepalen wat er gebeurt als het om de openbare weg gaat. De centrale vraag is of de invloed van de sponsors via UEFA en ISL en de eisen die zij stellen wel redelijk zijn, gelet op de verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen van de speelsteden.

Ik ben zeer benieuwd wat de heer Aigner hierover zal zeggen en of hij het met mij eens is dat een minder veeleisende benadering niet meer op z’n plaats zou zijn geweest, terugkijkend met inachtneming van de legitieme belangen van UEFA en ISL. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat evenementen als EURO 2000 heden ten dage niet meer zonder steun van sponsors georganiseerd kunnen worden, dus moeten diezelfde sponsors in ruil daarvoor wel een streepje vóór krijgen ten opzichte van anderen. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang we elkaars belangen en verantwoordelijkheden maar respecteren.

Het is onze gezamenlijke opdracht om het komend toernooi tot een succes te maken; en ik ben er volstrekt van overtuigd dat we daarin ook zullen slagen.

4.

Rendement op investeren

Dat brengt mij tot slot tot de hamvraag – afgezien van de sport zelf en het plezier om ernaar te kijken – in de hedendaagse sport: wie heeft het er eigenlijk voor het zeggen? Is het de sport zelf, of zijn het de sponsors, de media? Bestaat daartussen een gezond evenwicht? Of is dat evenwicht verstoord? En wiens schuld is dat dan, wie moet dat herstellen? Ik ben ervan overtuigd dat de heer Aigner straks op dit soort vragen zal ingaan.

Zeer onlangs heb ik een rapport in ontvangst mogen nemen van een onderzoek waartoe ik zelf opdracht had gegeven aan een gerenommeerd bureau. Zij concluderen dat de invloed van sponsors en media in de sport groot is en alleen maar toeneemt. Ik ben het met de onderzoekers eens dat we onze inspanningen niet moeten richten op het stoppen van deze ontwikkeling, maar dat we veel meer moeten proberen een evenwicht tot stand te brengen of te herstellen tussen de diverse belangen. Dat brengt ons waar we eerder waren.

De UEFA bijvoorbeeld heeft de landen van de Europese Unie onlangs om steun gevraagd om het aantal buitenlanders – van binnen en van buiten de Unie – bij Europese topclubs te beperken, met de bedoeling om het authentieke karakter van ploegen als Manchester United, Barcelona, Chelsea, Lazio Roma en ook bepaalde Nederlandse clubs te herstellen. En ook om het evenwicht tussen de rijke clubs en de zeer, zeer rijke clubs weer enigszins te herstellen. De heer Aigner zal hier zonder twijfel op ingaan, maar hij liet vorige week al publiekelijk weten dat hij de indruk heeft dat de lidstaten ertoe neigen een dergelijke beperkende maatregel te steunen.

Ik kan daar nu niet in detail op ingaan, omdat de Europese ministers van Sport in mei in Lissabon vergaderen en de voorbereidingen ervoor in volle gang zijn. Maar iedereen weet dat het vrije personenverkeer en de vrije vestiging tot de hoekstenen van de Europese Unie behoren. Dergelijke fundamentele zaken zet je niet zomaar opzij. Alleen wanneer sportorganisaties zelf hun verantwoordelijkheid nemen, kunnen ook regeringen stappen zetten.

Een ander argument in de discussie kan zijn dat het maatschappelijk belang van sport zo groot is; dat belang zou door die beperkende maatregel ondermijnd kunnen worden. Of dat de band tussen topsport en breedtesport onduidelijk wordt. Of dat mensen zich van sport afkeren, in plaats van het steeds attractiever te vinden. Dergelijke argumenten hebben voor een regering alleen maar betekenis als de sport, op zijn beurt, maatschappelijke verantwoordelijkheid toont door bijvoorbeeld topsport en breedtesport bij elkaar te houden. In de zakenwereld zou je dat ‘rendement op investering’ noemen.

Want overheden in alle landen investeren, jaar in jaar uit, in de sport en zullen dat zeker blijven doen. Maar wat kunnen regeringen verwachten als zij de sport inderdaad de helpende hand bieden, juist op een moment dat de sport, vooral het voetbal, commercieel gezien aantrekkelijker is dan ooit tevoren? Deze intrigerende vraag raakt ons allemaal. Het is niet simpelweg een vraag over goed en kwaad. Het is een vraag die vele andere vragen en ook paradoxen oproept.

Het doet me daarom dan ook veel genoegen, meneer Aigner, u juist op dit moment het woord te geven.

More information