Het verbod op oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten geldt ook voor ziekenfondsen van de wettelijke ziekteverzekering
Het v erbod op oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten geldt ook voor ziekenfondsen van de wettelijke ziekteverzekering
Zij vallen ook onder dat verbod ongeacht hun taak van algemeen belang of hun publiekrechtelijke vorm
H et Hof van Justitie i heeft reeds meermaals geoordeeld dat de richtlijn oneerlijke handelspraktijken 1 , die dergelijke praktijken jegens consumenten verbiedt, een bijzonder ruime materiële werkingssfeer heeft 2 , maar verduidelijkt voor de eerste keer dat dit ook het geval is voor de personele werkingssfeer van deze richtlijn.
Met het arrest van vandaag verklaart het Hof deze richtlijn immers van toepassing op een publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang, zoals het beheer van een verplichte ziekteverzekering.
Een dergelijke instelling moet ondanks haar publieke aard en haar taak van algemeen belang worden beschouwd als een „handelaar” in de zin van de richtlijn, voor wie het verbod op oneerlijke handelspraktijken geldt. De richtlijn sluit dergelijke instellingen namelijk niet uitdrukkelijk uit van het toepassingsgebied ervan. Bovendien impliceert de doelstelling van de richtlijn om de consument een hoog niveau van bescherming te verzekeren tegen oneerlijke handelspraktijken en in het bijzonder misleidende reclame, dat die bescherming wordt gewaarborgd ongeacht of de betrokken instelling publiek of privé is en los van de specifieke taak zij behartigt.
In deze zaak beantwoordt het Hof een vraag van het Bundesgerichtshof (federaal gerechtshof, Duitsland) , dat uitspraak moet doen in een geding tussen de Wettbewerbszentrale, een Duitse vereniging ter bestrijding van oneerlijke mededinging, en BKK, een ziekenfonds van de Duitse wettelijke ziekteverzekering in de vorm van een publiekrechtelijke instelling. Volgens het Bundesgerichtshof vormde BKK’s mededeling in 2008 op haar website dat haar leden financieel nadelige gevolgen konden ondervinden wanneer zij van ziekenfonds veranderden, een oneerlijke praktijk in de zin van de richtlijn, zoals de Wettbewerbszentrale had aangevoerd. Het vroeg zich echter af of de richtlijn, en dus het daarin neergelegde verbod, van toepassing kon zijn op BKK als publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang.
NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA.
Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170
Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via " Europe by Satellite " (+32) 2 2964106
Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149, blz. 22).
Zie onder andere arrest van het Hof van 19 september 2013, CHS Tour Services, C-435/11 ; zie ook PC nr. 113/13 .