Bij twijfel niet inhalen

Met dank overgenomen van J.J. (Jasper) van Dijk i, gepubliceerd op dinsdag 25 maart 2014, 1:14, column.

Per 1 augustus 2014 gaat het zogenaamde passend onderwijs van start. Volgens staatssecretaris Dekker zijn er geen aanpassingen meer nodig. Toch zijn er grote zorgen: het stoplicht staat op oranje, zeggen onderzoekers. Centraal probleem: ouders en leraren worden onvoldoende betrokken bij de invoering. In reactie gaat de staatssecretaris informatiepakketten maken en er komt een actieweek.

Gaat dit werken of zijn het lapmiddelen? Ik vrees voor een grote kloof tussen papier en werkelijkheid, tussen ministerie en werkvloer. Opnieuw wordt een onderwijsvernieuwing van bovenaf opgelegd. Opnieuw wordt top-down aan scholen opgelegd wat zij moeten doen. Dat zouden we juist nalaten, sinds de Commissie Dijsselbloem. We zouden vernieuwingen zorgvuldig invoeren: “zonder draagvlak geen grote hervormingen”, was het adagium.

Veel leraren willen best aan de slag met het passend onderwijs, maar niet onder de huidige omstandigheden: grote klassen, hoge werkdruk, verplichte toetsen, prestatiedwang en differentiatie. De Evaluatiecommissie Passend Onderwijs constateert dat ook. De commissie vindt dat de staatssecretaris een tegenstrijdige boodschap afgeeft. Enerzijds pleit de regering voor passend onderwijs, anderzijds voor excellentie en differentiatie. Enerzijds wil Dekker dat scholen beter presteren, anderzijds wil hij dat ze meer zorgleerlingen opnemen. Hierdoor vrezen scholen terecht dat ze worden afgerekend op hun zorgbeleid.

Mijn stelling is dat “passend” onderwijs zonder aanpassingen buitengewoon moeizaam zal verlopen. Dat wordt bevestigd door onderzoek van de Algemene Onderwijsbond: Passend onderwijs vanuit de leraar bezien. Enkele conclusies: leraren hebben het gevoel dat ze weinig invloed hebben op de zorgstructuur. Meer dan de helft van de leraren heeft geen idee of er een ondersteuningsprofiel is opgesteld. En: leraren willen kleinere klassen, bij voorkeur rond de 23 leerlingen.

De gemiddelde klassengrootte ligt nu op 26 leerlingen en wordt steeds groter. 28 tot 30 leerlingen is allang geen uitzondering meer. Bovendien zeggen leraren gemiddeld vijf zorgleerlingen per klas te hebben, terwijl ze aangeven er maximaal drie aan te kunnen. Met het passend onderwijs zal dit aantal alleen maar toenemen. Een leraar: “Het zal zeker niet lukken met grote klassen. Ik heb als docent niet de tijd om de zorgleerling de aandacht te geven die hij nodig heeft.”

Dan is er nog de verevening, waardoor het budget evenredig over alle regio’s wordt verdeeld. Hierdoor zullen veel scholen in het oosten en het zuiden van het land een flink bedrag kwijtraken. Dekker roept deze scholen op tot een “forse inspanning.” Dat is een dooddoener. In de praktijk zal het budget voor veel zorgleerlingen verloren gaan. Ik heb in het Kamerdebat in december vergeefs gevraagd om compensatie.

In hoeverre is passend onderwijs een mission impossible zolang er niets wordt gedaan aan de omstandigheden? Met alleen meer voorlichting gaat het niet lukken, er zullen structurele maatregelen moeten komen. Als de regering dat niet doet, wordt passend onderwijs in de praktijk knellend onderwijs.

Zolang die structurele maatregelen er niet komen, heb ik gevraagd om uitstel van passend onderwijs. Daarmee krijgen scholen op zijn minst meer tijd om zich op het nieuwe beleid voor te bereiden. Het zou ook recht doen aan onderzoek van CNV waaruit blijkt dat 60 procent van de schoolleiders niet klaar is voor passend onderwijs vanaf komend schooljaar.

Dekker wil echter van geen wijken weten. Niet gehinderd door de lessen van de Commissie Dijsselbloem, raast hij voort. Bij code oranje is mijn advies: bij twijfel niet inhalen. Zeker niet als het om kwetsbare kinderen gaat.

Deze column verscheen eerder in Kader Primair, vakblad voor basisonderwijs