Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake grondrechten volgens de ingediende wetsontwerpen, de voorstellen van de wetsontwerpen 11051 en 11 052, de voorstellen van de staatscommissie-cals/donner en de grondwet - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 5

Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake grondrechten volgens de in-gediende wetsontwerpen, de voorstellen van de wetsontwerpen 11051 en 11052, de voorstellen van de Staatscommissie-Cals/Donner en de Grondwet

3 vel

Tweede Kamer, zitting 1975-1976,13872, nrs. 1-5

109

We tson twerpen

Wetsontwerpen 11051 en 11052

HOOFDSTUK 1

GRONDRECHTEN

Artikel 1.1 Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht is niet toegestaan.

Artikel 1.2 (Wetsontwerp in voorbereiding)

Artikel 4 leder die zich in Nederland bevindt wordt gelijke bescherming van persoon en goed verleend, zonder onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, ras en geslacht.

Artikel 6 De wet regelt wie Nederlander is.

$ CD CD Q. CD

3 CD

Alle Nederlanders worden in Nederland toegelaten; zij kunnen niet worden uitgezet Hun kan niet worden belet het land te verlaten dan in gevallen, bij of krachtens de wet bepaald.

3 CD CD en co CD

De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen. De wet stelt regels omtrent uitlevering; uitleveringvan Nederlanders kan slechts geschieden krachtens verdrag.

co

Artikel 1.3 Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.

Artikel 5 Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.

I en

Artikel 1.4 ledere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen behoudens bij of krachtens de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen.

Artikel 7 ledere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigen-de lichamen te verkiezen alsmede tot lid van deze lichamen te worden verkozen, een en ander met inachtneming van bij of krachtens de Grondwet gestelde regels en beperkingen.

S taa tscommissie

Grondwet

Artikel 1 leder die zich in Nederland bevindt wordt gelijke bescherming van persoon en goed verleend, zonder onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, ras en geslacht.

Artikel 4, eerste lid Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.

Artikel 2 1. De wet regelt wie Nederlander is.

Artikel 6 De wet verklaart wie Nederlanders en wie ingezetenen zijn. Naturalisatie geschiedt door of krachtens de wet. De wet regelt de gevolgen der naturalisatie ten aanzien van de echtgenote en minderjarige kinderen van de genaturaliseerde.

  • Alle Nederlanders worden in Nederland toegelaten; zij kunnen niet worden uitgezet. Hun kan niet worden belet het land te verlaten dan in gsvallen, bij of krachtens de wet bepaald.
  • De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen. 4. De wet stelt regels omtrent uitlevering; uitlevering van Nederlanders kan slechts geschieden krachtens verdrag.

Artikel 4, tweede lid De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen en de algemene voorwaarden, op welke ten aanzien van hun uitlevering verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten.

Artikel 3 Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.

Artikel 4 ledere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende lichamen te verkiezen alsmede tot lid van deze lichamen te worden verkozen, een en ander met inachtneming van bij of krachtens de Grondwet gestelde regels en beperkingen.

Artikel 5 ledere Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar. Geen vreemdeling is hiertoe benoembaar, dan volgens de bepalingen der wet.

(Geen bepaling)

Wetsontwerpen

Wetson twerpen 11051 en 11052

Artikel 1.5 leder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen.

Artikel 8 leder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen. De wet stelt regels omtrent de behandeling en de beantwoording van verzoekschriften.

CO CD Q. CD 01

Artikel 1.6 1. leder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te bel ijden, behoudens ieders verantwoorderijkheid volgens de wet. 2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 9, eerste en derde lid leder heeft het recht zijn godsdienst of zijn levensovertuiging vrij te belijden. Het recht openbare godsdienstoefeningen te houden wordt erkend. De wet regelt de bevoegdheid een voorgenomen godsdienstoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen te verbieden indien dit ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden vereist is.

10 ui I CD cn

oo r-j

(Zie de artt. 1.1 en 1.6)

Artikel 9, tweede lid Aan alle kerken, godsdienstige gemeenschappen en genootschappen op grondslag van een levensovertuiging wordt gelijke bescherming verleend.

(Zie de artt. 1.1, 1.3 en 1.6)

(Zie de artikelen 4, 5 en 9)

l

en

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

S taa tscom m issie

Grondwet

Artikel 5 leder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen. De wet stelt regels omtrent de behandeling en de beantwoording van verzoekschriften.

Artikel 6 1. leder heeft het recht zijn godsdienst of zijn levensovertuiging vrij te belijden. 3. Het recht openbare godsdienstoefeningen te houden wordt erkend. De wet regelt de bevoegdheid een voorgenomen godsdienstoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen te verbieden indien dit ter handhaving van de openbare orde vereist is.

Artikel 8 leder heeft het recht om verzoeken, mits schriftelijk, aan de bevoegde macht in te dienen. Elk verzoek moet door de verzoeker ondertekend zijn. Ondertekening uit naam van anderen kan alleen geschieden krachtens schriftelijke bij het verzoek overgelegde volmacht. Wettige bestaande lichamen kunnen aan de bevoegde macht verzoekschriften indienen, doch alleen over onderwerpen tot hun bepaalde werkkring behorende.

Artikel 181 leder belijdt zijn godsdienstige meningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der strafwet.

Artikel 184 Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de nodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust. Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstuitoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten.

Artikel 6 2. Aan alle kerken, godsdienstige gemeenschappen en genootschappen op grondslagvan een levensovertuiging wordt gelijke bescherming verleend.

(Zie de artt. 1, 3 en 6)

(Geen bepaling)

Artikel 182 Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend.

Artikel 183 De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten, en hebben gelijke aanspraak op het bekleden van waardigheden, ambten en bedieningen. Artikel 186 De Koning waakt, dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van de Staat.

Wetsontwerpen

(Geen bepaling)

Wetsontwerpen 11051 en 11052

(Geen bepaling)

Artikel 1.7 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio-of televisie-uitzending. 3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden. 4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.

Artikel 1.8 Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde en de goede zeden.

Artikel 1.9 1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 1.10 1. leder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

Artikel 9b Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet stelt, met inachtneming van het eerste lid, regels omtrent een vergunningstelsel voor radio en televisie. De wet kan in het belang van de openbare orde het geven van openbare vertoningen regelen en beperken. De wet kan voorts te bescherming van personen jonger dan 18 jaar het geven van vertoningen regelen en beperken. De wet kan, anders dan op grond van de inhoud, het verspreiden van gedachten of gevoelens regelen en beperken.

Artikel 9c Het recht tot vereniging, vergadering en betoging wordt erkend. De wet regelt en beperkt de uitoefening van dit recht in het belang van de openbare orde.

(Zie artikel 9c)

(Geen bepaling)

Staatscommissie

(Geen bepaling)

Artikel 8 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door geschrift gedachten of gevoelens te openbaren, of om inlichtingen te garen, te ontvangen en door te geven, onverminderd ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Bij of krachtens de wet kan het recht om inlichtingen te garen worden beperkt. 2. Het verlenen van zendvergunningen voor radio en televisie wordt bij de wet geregeld, met inachtneming van het belang van een geschakeerde omroep. Er is geen voorafgaand toezicht op de uitzendingen.

Grondwet

Artikel 187 De tussenkomst der Regering wordt niet vereist bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.

Artikel 7 Niemand heeft voorafgaand verlof nodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Artikel 9 Het recht tot vereniging, vergadering en betoging wordt erkend. De wet regelt en beperkt de uitoefening van dit recht in het belang van de openbare orde.

Artikel 9 Het recht der ingezetenen tot vereniging en vergadering wordt erkend. De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat recht in het belang der openbare orde.

(Zie artikel 9)

(Zie artikel 9)

Artikel 84 De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

(Geen bepaling)

Wetsontwerpen

Wetsontwerpen 11051 en 11052

  • De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen van persoonsgegevens. 3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

Artikel 1.11 1. Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen. 2. Voor het binnentreden overeenkomstig het voorgaande lid is desgevraagd voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist. Aan de bewoner wordt een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt.

Artikel 1.12 Het brief-, telefoon-en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.

Artikel 1.13 1. Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.

Artikel 9f, eerste lid Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, op last van een bij de wet aangewezen gezag en met inachtneming van bij de wet vastgestelde vormen.

Artikel 9f, tweede lid Het brief-en telefoongeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van een bij de wet aangewezen gezag.

Artikel 9g Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar regels bij de wet te stellen.

  • De schadeloosstelling behoeft niet vooraf verzekerd te zijn, wanneer in geval van nood onverwijld onteigening geboden is.

De schadeloosstelling behoeft niet vooraf verzekerd te zijn wanneer ingeval van nood onverwijld onteigening geboden is.

S taa tscommissie

Grondwet

Artikel 12 1. Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, met inachtneming van bij de wet vastgestelde vormen.

Artikel 172 Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, krachtens een bijzondere of algemene last van een macht door de wet aangewezen. De wet regelt de vormen, waaraan de uitoefening van deze bevoegdheid gebonden Artikel 12 2. Het brief-, telefoon-en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van een bij de wet aangewezen gezag.

Artikel 13 1. Onteigening in het algemeen belang kan alleen geschieden tegen vooraf verzekerde schadevergoeding, naar regels bij de wet te stellen.

  • De schadevergoeding behoeft niet vooraf verzekerd te zijn wanneer ingeval van nood onverwijld onteigening geboden is.

Artikel 173 Het geheim der aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des rechters, in de gevallen in de wet omschreven.

Artikel 165, eerste t/m derde lid Onteigening ten algemenen nutte kan niet plaats hebben dan na voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut onteigening vordert en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander volgens de voorschriften der wet. De wet bepaalt de gevallen in welke de voorafgaande verklaring bij de wet niet wordt vereist. Het vereiste, dat de verschuldigde schadeloosstelling vooraf betaald of verzekerd zij, geldt niet, wanneer oorlog, oorlogsgevaar, oproer, brand of watersnood een onverwijlde inbezitneming vordert.

We tson twerpen

Wetsontwerpen 11051 en 11052

  • In de gevallen bij of krachtens de wet bepaald bestaat recht op schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade, indien in het algemeen belang eigendom door het bevoegd gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.

In de gevallen bij of krachtens de wet bepaald bestaat recht op schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade, indien in het algemeen belang eigendom door het bevoegd gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.

CD CD Q. CD 0) 3 CD

D Cd ID >J en I co CO 00 ro -* l 171

(Geen bepaling)

Artikel 1.14 1. Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen. 2. Hij aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, kan aan de rechter zijn invrijheidstelling verzoeken. Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een bij de wet te bepalen termijn. De rechter gelast de onmiddellijke invrijheidstelling, in-dien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig oordeelt. 3. De berechting van hem aan wie met het oog daarop zijn vrijheid is ontnomen, vindt binnen een redelijke termijn plaats. 4. Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.

Additioneel artikel XV Artikel 9g is niet van toepassing op aardhaling, waartoe het recht in 1886 bestond.

Artikel 9d Buiten de gevallen bij de wet bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen. De berechting van hem, aan wie met het oog daarop zijn vrijheid is ontnomen, vindt binnen een redelijke termijn plaats. Hij, aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, kan aan de rechter zijn invrijheidstelling verzoeken. Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een bij de wet te bepalen termijn. De rechter kan in bij de wet te bepalen gevallen het horen achterwege laten. De rechter gelast de onmiddellijke invrijheidstelling indien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig oordeelt.

■E»

Staatscommissie

Grondwet

  • In de gevallen bij of krachtens de wet bepaald bestaat recht op vergoeding van of tegemoetkoming in de schade, indien in het algemeen belang eigendom door het bevoegd gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.

(Geen bepaling)

Artikel 10 1. Buiten de gevallen bij de wet bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen. 2. De berechting van hem, aan wie met het oog daarop zijn vrijheid is ontnomen, vindt binnen een redelijke termijn plaats. 3. Hij, aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, kan aan de rechter zijn invrijheidstelling verzoeken. Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een bij de wet te bepalen termijn. 4. De rechter gelast de onmiddellijke in-vrijheidstelling indien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig oordeelt.

Artikel 166 Waar in het algemeen belang eigendom door het openbaar gezag moet worden vernietigd of, hetzij voortdurend, hetzij tijdelijk, moet worden onbruikbaar gemaakt, geschiedt dit tegen schadeloosstelling, tenzij de wet het tegendeel bepaalt. Het gebruik van eigendom tot het voorbereiden en het stellen van militaire inundatiën, wanneer dit wegens oorlog of oorlogsgevaar wordt gevorderd, wordt bij de wet geregeld. Additioneel artikel II Het eerste lid van artikel 166 blijft buiten toepassing, totdat de wettelijke regeling omtrent de gevallen waarin geen schadeloosstelling in geval van vernietiging of voortdurende of tijdelijke onbruikbaarmaking van eigendom verleend wordt, zal zijn in werking getreden. Artikel 165, vierde lid Dit artikel is niet van toepassing op aardhaling, waartoe het recht in 1886 bestond.

Artikel 171 Buiten de gevallen in de wet bepaald, mag niemand in hechtenis worden genomen, dan op een bevel van de rechter, inhoudende de redenen der gedane aanhouding. Dit bevel moet bij, of zo spoedig mogelijk na de aanhouding betekend worden aan degene, tegen wie het is gericht. De wet bepaalt de vorm van dit bevel en de tijd binnen welke alle aangehoudenen moeten worden verhoord.

We tson twerpen

Wetsontwerpen 11051 en 11052

Artikel 1.15 Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

(Geen bepaling)

Artikel 9e Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke straf bepaling.

(Geen bepaling)

Artikel 1.16 Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.

Artikel 1.17 1. leder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan. 2. De wet stelt regels omtreiit het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.

Artikel 1.18 1. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Haar zorg is erop gericht een ieder in staat te stellen in zijn onderhoud te voorzien door arbeid die afgestemd is op de persoonlijke en maatschappelijke behoeften en mogelijkheden. 2. De wet stelt ten aanzien van werknemers regels omtrent hun rechtspositie en hun bescherming bij het verrichten van arbeid, alsmede omtrent medezeggenschap.

Artikel 1.19 1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid.

S taa tscommissie

Artikel 11 Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

Artikel 14 Wettelijke voorschriften vinden geen toepassing indien deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.

Artikel 86 2. Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.

Artikel 86 3. leder heeft aanspraak op rechtsbijstand. De wet regelt in welke gevallen deze kosteloos wordt verleend.

Grondwet

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

Artikel 170, eerste lid Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter, die de wet hem toekent.

(Geen bepaling)

Artikel 80 1. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.

(Geen bepaling)

  • De wet stelt regels vast ter zake van de rechtspositie van hen die arbeid verrichten en ter zake van hun bescherming daarbij. Zij geeft regels omtrent de aanspraken op medezeggenschap en de uitoefening van het stakingsrecht. 3. Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld.

Artikel 81 1. De zorg van de overheid is gericht op verhoging van de bestaanszekerheid der bevolking en op spreiding van welvaart. 2. De wet regelt de aanspraken op sociale zekerheid.

We tson twerpen

Wetsontwerpen 11051 en 11052

  • Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.

Artikel 1.20 De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.

CD CD

  • O. 
    cc cu 3 CD

3 ca co ^j

en i CD

oo l en

Artikel 1.21 1. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. 2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. 3. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding.

Artikel 1.22 Het scheppen van voorwaarden voor de instandhouding en ontwikkeling van voorzieningen waardoor ieder een op de persoonlijke en maatschappelijke behoeften en mogelijkheden afgestem-de vorming en opleiding kan verwerven, is voorwerp van zorg der overheid.

Artikel 1.23 1. Het geven van onderwijs is vrij behoudens het bij de wet te regelen toezicht van de overheid. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid en, voor wat bij de wet aangewezen soorten van onderwijs betreft, ten aanzien van de bekwaamheid en zedelijkheid van hen die onderwijs geven.

Artikel 9a Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen. ' I Deze bepaling is separaat in de wetsontwerpen 11101 (Zitting 1970-1971) en II 310 (Zitting 1971-1972) opgenomen en vastgesteld bij de wet van 10 februari 1972, Stb. 106.

S taa tscommissie

Grondwet

  • Nederlanders hier te lande, die niet in hun bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.

Artikel 82 De overheid draagt zorg voor de leefbaarheid van het land en treft maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. Zij schept voorwaarden voor vrijetijdsbesteding en culturele ontplooiihg.

Artikel 209 Het armbestuur is een onderwerp van aanhoudende zorg der Regering, en wordt door de wet geregeld. De Koning doet van de verrichtingen dienaangaande jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven. (Geen bepaling)

(Zie artikel 82)

(Geen bepaling)

Artikel 83 1. De verzekering van voorwaarden, waardoor ieder een passende vorming en opleiding kan verwerven, is een voorwerp van aanhoudende zorg der overheid.

Artikel 208, eerste lid Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regering.

Artikel 7 Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.

Artikel 208, tweede lid Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.

Wetsontwerpen

Wetsontwerpen 11051 en 11052

  • De wet regelt het openbaar onderwijs met eerbiediging van ieders godsdienst en levensovertuiging. Zij verzekert dat overal voldoende gelegenheid wordt gegeven tot het ontvangen van openbaar basisonderwijs en dat voldoende is voorzien in de behoefte aan bij de wet aangewezen andere soorten van openbaar onderwijs.

CD CD EL CD 01 3 CD

CO ^1

tn I CD ^1 CD

13 Cfl

  • Voor zover deze aan bij of krachtens de wet te stellen voorwaarden voldoen, worden het bijzonder basisonderwijs en de bij de wet aangewezen andere soorten van bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaven als het overeenkomstige openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd.
  • De in het voorgaande lid bedoelde voorwaarden eerbiedigen de vrijheid van richting, waaronder met name zijn begrepen de keuze van de leermiddelen en de aanstelling van hen die onderwijs geven. Zij worden met inachtneming van de vrijheid van richting zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het bijzonder onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd als die van het openbaar onderwijs.

Staatscommissie

Grondwet

Artikel 83 2. De wet regelt het openbaar onderwijs met eerbiediging van ieders godsdienst en levensovertuiging. Zij verzekert dat overal voldoende gelegenheid wordt gegeven tot het ontvangen van openbaar kleuter-en basisonderwijs en dat voldoende is voorzien in de behoefte aan openbaar voortgezet onderwijs in een genoegzaam aantal scholen.

Artikel 208, derde en vierde lid Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, bij de wet geregeld. In elke gemeente wordt van Overheidswege voldoend openbaar algemeen vormend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen. Volgens bij de wet te stellen regels kan afwijking van deze bepaling worden toegelaten, mits tot het ontvangen van zodanig onderwijs gelegenheid wordt gegeven.

  • Instellingen van bijzonder onderwijs hebben gelijke bevoegdheden als die van het openbaar onderwijs, indien zij voldoen aan bij de wet te stellen eisen. Deze eisen worden zodanig geregeld, dat zij de deugdelijkheid van het openbaar en het bijzonder onderwijs even afdoende waarborgen.
  • Het bijzonder kleuter-, basis-en voortgezet onderwijs, dat aan bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaven als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd.
  • De genoemde eisen en voorwaarden eerbiedigen de vrijheid van richting, waaronder is begrepen de vrijheid betreffende de keuze van de leermiddelen en de aanstelling van hen die onderwijs geven.

Artikel 208, zevende lid Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd. De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs bijdragen uit de openbare kas worden verleend.

Artikel 208, vijfde en zesde lid De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.

We tson twerpen

(Geen bepaling)

Weston twerpen 11051 en 11052

ADDITIONELE ARTIKELEN

Artikel A 1.2 (Wetsontwerp in voorbereiding)

Additioneel artikel XI Artikel 6, tweede lid, tweede volzin, treedt eerst na vijf jaren in werking. Bij of krachtens de wet kan een eerder tijdstip van inwerkingtreding worden vastgesteld.

Artikel A 1.4 Artikel 1.4 treedt ten aanzien van algemeen vertegenwoordigende organen welke op het tijdstip van de in-werkingtreding van artikel 1.4 bestaan, doch waarvan de leden niet overeenkomstig het bepaalde in dat artikel worden verkozen, eerst in werking zodra de verkiezing van de leden van het betreffende orgaan in overeenstemming met artikel 1.4 is geregeld.

(Gesn bepaling)

co

S taatscommissie

(Geen bepaling)

Additioneel artikel I De volgende bepalingen treden eerst na vijf jaren in werking. Bij of krachtens de wet kan ten aanzien van elk van deze bepalingen een eerder tijdstip van inwerkingtreding worden vastgesteld. a. Artikel 2, tweede lid, tweede volzin. b. Artikel 8, eerste lid, voor zoveel betreft het garen van inlichtingen. c. Artikel 9, voor zoveel betreft het recht tot betoging. d. Artikel 12, tweede lid, voor zoveel betreft het telefoon-en telegraafgeheim.

Grond we t

Artikel 208, achtste lid De Koning doet jaarlijks van de staat van het onderwijs aan de Staten-Generaal verslag geven.

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

We tson twerpen

Westontwerpen 11051 en 11052

Artikel A 1.6.1 Artikel 1.6, voor zover dit betrekking heeft op de uitoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen van het in artikel 1.6, eerste lid, omschreven recht, treedt eerst na vijf jaren of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking.

Additioneel artikel XII De wet, bedoeld in het derde lid van artikel 9, wordt binnen vijf jaren voorgedragen. Tot haar inwerkingtreding blijft de volgen-de bepaling van kracht: Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de nodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust. Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten.

(

t> CD Q. Ct> CD 3 CD

D CD CD ^1 en I CO

00 -J

ro

CO I

CJ1

Artikel A 1.6.2 Totdat ter zake bij wettelijke regeling een voorziening zal zijn getroffen, blijft de volgende bepaling van kracht: De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welke aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd. Aan de leraars, welke tot nog toe uit '

s lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden.

ArtiUe! A 1.9 Artikel 1.9, voor zover dit betrekking heeft op het recht tot betoging, treedt eerst na vijf jaren of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking.

(Geen bepaling)

Additioneel artikel XIII De volgende bepalingen treden eerst na vijf jaren in werking. Bij of krachtens de wet kan ten aanzien van elk van deze bepalingen een eerder tijdstip van inwerkingtreding worden vastgesteld. a. Artikel 9b. b. Artikel 9c voor zoveel betreft het recht tot betoging. c. Artikel 9f, tweede lid, behoudens, voor wat betreft het briefgeheim, ten aanzien van aan de post of een andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven. Tot de inwerkingtreding van artikel 9b blijft de volgende bepaling van kracht: Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Staatscommissie

Grondwet

Additioneel artikel II De wet, bedoeld in het derde lid van artikel 6, wordt binnen vijf jaren voorgedragen. Tot haar inwerkingtreding blijft de volgende bepaling van kracht: Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de nodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust. Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten.

Additioneel artikel III Totdat ter zake bij wettelijke regeling een voorziening zal zijn getroffen, blijft de volgende bepaling van kracht: De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welke aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd. Aan de leraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden.

(Geen bepaling)

Additioneel artikel X Totdat ter zake bij wettelijke regeling een voorziening zal zijn getroffen, blijft de volgende bepaling van kracht: De traktementen, pensioenen en andere in-komsten van welke aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd. Aan de leraars, welke tot nog toe uit ' s Lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden.

(Zie additioneel artikel I, sub c)

(Geen bepaling)

We tson twerpen

Artikel A 1.10 Artikel 1.10, eerste lid, treedt eerst na vijf jaren of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking. Deze termijn kan bij de wet worden verlengd. Het tijdstip van in-werkingtreding kan voor de onderscheidene toepassingsgebieden van artikel 1.10, eerste lid, verschillend worden gesteld.

Wetsontwerpen 11051 en 11052

(Geen bepaling)

CD CD Q. CD

3 CD

3 CQ CD

vj CJ1

CD

^l

P>

CO oo N 3 H I UI

Artikel A 1.12 Artikel 1.12, behoudens, voor wat betreft het briefgeheim, ten aanzien van aan de post of een andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven, treedt eerst na vijf jaren of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking.

Artikel A 1.15 Artikel 1.15 is niet van toepassing ten aanzien van feiten, strafbaar gesteld krachtens het Besluit Buitengewoon Strafrecht.

Artikel A 1.23 Tot een bij de wet te bepalen tijdstip wordt in artikel 1.23, tweede en derde lid, in plaats van «basisonderwijs» gelezen: gewoon lager of basisonderwijs (Zie additioneel artikel XIII, sub c)

Additioneel artikel XIV Artikel 9e is niet van toepassing ten aanzien van feiten, strafbaar gesteld krachtens het Besluit Buitengewoon Strafrecht.

(Geen bepaling)

N3 o

Staatscommissie

Grondwet

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Zie additioneel artikel I, sub d)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

(Geen bepaling)

 
 
 

2.

Meer informatie