De voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten - Handelingen Tweede Kamer 1976-1977 22 december 1976 orde 14

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten (13872).

De Voorzitter: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan heropening van de beraadslaging over de artikelen. Ik stel voor daartoe de gelegenheid te bieden.

Daartoe wordt besloten. D

Staatssecretaris Zeevalking: Mijnheer de Voorzitter! In zijn amendement, voorkomende op stuk nr. 20, dat betrekking heeft op artikel 1.12, heeft de heer Bakker voorgesteld de bepaling over het briefgeheim in de nieuwe grondwet te laten zoals zij in de huidige grondwet luidt. Ik kan meedelen dat de Regering na ampele overweging heeft besloten, dit amendement over te nemen. De Voorzitter: Aangezien het amende ment-Bakker c.s. (stuk nr. 20) door de Regering is overgenomen, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van Mierlo (D'66): Mijnheer de Voorzitter! Mevrouw Kappeyne van de Coppello heeft een amendement in-gediend, dat mij aanleiding geeft tot het stellen van een nader aanvullende vraag aan de Regering. Het amendement handelt over de onaantastbaarheid van het lichaam. Op zichzelf is die aangelegenheid mijn fractie zeer dierbaar. Wij zien ons echter voor enige moeilijkheden gesteld. De gedachte deze onaantastbaarheid als grondrecht in te voeren, is in het laatste deel van de schriftelijke gedachtenwisseling tot nadere uitwerking en tot een eerste bespiegeling gekomen. Naar ons gevoel is dat zo summier gebeurd dat het voor ons buitengewoon moeilijk is om te overzien welke de consequenties zijn voor bij voorbeeld de bestaande wetgeving, laat staan de komende wetgeving, wanneer dit grondrecht wordt aangenomen zoals het hier staat. Wij vinden de kwestie belangrijk en een diepgaande studie waard. Wij vinden dat moet worden overwogen haar wellicht in een volgende 'rit' in de Kamer als een mogelijk grondrecht te behandelen. Is de Regering bereid een diepgaande studie in de komende periode te beginnen om ons te berichten over de consequenties, wanneer de volgende Kamer zou willen besluiten dit reeds op zich zelf bestaande recht tot een grondrecht te verheffen?

Staatssecretaris Zeevalking: Mijnheer de Voorzitter! De Regering is graag bereid aan het verzoek van de heer Van Mierlo te voldoen. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel I en de aanhef van artikel II worden zonder stemming aangenomen. De Voorzitter: Ik geef de gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. D Mevrouw Kappeyne van de Coppello (VVD): Mijnheer de Voorzitter! De Regering heeft het amendement van de heer Bakker met betrekking tot de gronden waarop niet gediscrimineerd mag worden overgenomen. Daardoor is de opsomming in artikel 1.1 uitdrukkelijk niet meer limitatief geworden en behoort er eigenlijk geen enkele discriminatie meer mogelijk te zijn. Toch geeft het wegnemen van discriminatie op politieke gezindheid de indruk dat die vorm van discriminatie minder belangrijk is geworden. Aangezien dat niet het geval is naar de mening van Tweede Kamer 22 december 1976

Militaire dienst Grondwet

2426

Kappeyne van de Coppello de VVD-fractie zal zij haar stem aan dit amendement niet kunnen geven. Het amendement-Jongeling c.s. (stuk nr. 22) wordt bij zitten en opstaan verworpen. De Voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het GPV, de SGP, de RKPN en de BP, alsmede de leden Hutschemaekers, Van der Sanden, Lückers-Bergmans, Tilanus en Van Leijenhorst vóór dit amendement hebben gestemd.

Artikel 1.1, zoals het is gewijzigd door de overneming door de Regering van het amendement-Bakker c.s. (stuk nr. 18), wordt zonder stemming aangenomen. Artikel 1.3 wordt zonder stemming aangenomen. Het amendement-Kappeyne van de Coppello c.s. (stuk nr. 16) wordt bij zitten en opstaan verworpen.

De Voorzitter; Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de BP, de RKPN, de SGP, het GPV, de PSP en DS'70 vóór dit amendement hebben gestemd.

Artikel 1.4. wordt zonder stemming aangenomen. Artikel 1.5.wordt zonder stemming aangenomen.

De Voorzitter: Ik geef de gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. D De heer Abma (SGP): Mijnheer de Voorzitter! Uit ons program van beginselen blijkt dat wij ten aanzien van de taak van de overheid ten opzichte van de kerk een positievere visie hebben dan in het artikel is neergelegd. Omdat wij ons hierin onvoldoende terugvinden, willen wij tegen dit artikel stemmen. Artikel 1.6. wordt zonder stemming aangenomen. De Voorzitter: De aanwezige leden van de fractie van de SGP, alsmede het lid Van Leijenhorst wordt aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden tegen dit artikel te hebben gestemd.

De leden 1 tot en met 3 van artikel 1.7. worden zonder stemming aangenomen. Lid 4 van artikel 1.7. wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De Voorzitter: ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de CHU en de KVP (met uitzondering van de leden Du Chatinier, Van Amelsvoort en Hermsen), alsme-de de leden Terlouw, Nypels, Beekmans en Nooteboom tegen dit lid hebben gestemd.

Artikel 1.7 wordt zonder stemming aangenomen.

Het amendement-Huijsen c.s. (stuk nr. 24) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De Voorzitter: Ik constateer, dat het lid Huijsen, de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de PPR, D'66 (met uitzondering van het lid lm-kamp), de PSP en de CPN, alsmede het lid Nooteboom vóór dit amendement hebben gestemd.

Artikel 1.8, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Huijsen c.s. (stuk nr. 24), wordt zonder stemming aangenomen.

De Voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. D De heer Jongeling (GPV): Mijnheer de Voorzitter! Artikel 1.9 regelt het recht op betogingen. Veel dingen in het leven hebben gelukkig geen aparte grondwettelijke onderbouw nodig. Niet alle rechten behoeven verankerd te worden. Eén van die rechten is bij voorbeeld het recht op winkelen. Iets soortgelijks geldt voor het recht op betogen. Men behoeft dat niet op het hoge paard van een grondwettelijke verankering te tillen. Het kan ook wel gewoon wettelijk geregeld worden. Wij zijn daarom tegen dit artikel. Artikel 1.9 wordt zonder stemming aangenomen. De Voorzitter: De aanwezige leden van de fracties van het GPV en de SGP wordt aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden tegen dit artikel te hebben gestemd. Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklarngen. D De heer Van Mierlo (D'66): Mijnheer de Voorzitter! Uit de zojuist afgelegde verklaring van de Staatssecretaris mag worden afgeleid, dat dit mogelijke grondrecht zal meelopen in de volgen-de rit van grondwetsherzieningen. Daarom zal mijn fractie tegen dit amendement stemmen. D De heer Roethof (PvdA): Mijnheer de Voorzitter! Ook wij zullen tegen dit amendement stemmen. De bescherming van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam zit op zich zelf al in de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zeker na de toezegging van de Staatssecretaris zien wij geen reden om thans vóór dit amendement te stemmen. D De heer Van der Sanden (KVP): Mijnheer de Voorzitter! Hoewel onze fracties reeds in grote mate overtuigd waren door het antwoord van de Regering, zien wij nu des te meer reden om tegen het amendement te stemmen na de toezegging die de Staatssecretaris zojuist aan de heer Van Mierlo heeft gedaan.

Lid 1 van artikel 1.10 wordt zonder stemming aangenomen. Het amendement-Kappeyne van de Coppello c.s. (stuk nr. 17,1) tot invoeging van een nieuw lid 2 wordt bij zitten en opstaan verworpen.

De Voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de RKPN, de BP, de SGP, het GPV en de CPN, alsmede de leden Huijsen en Nooteboom vóór dit amendement hebben gestemd. Ik neem aan aan, dat als gevolg van de verwerping van dit amendement, ook het andere op stuk nr. 17 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

De leden 2 en 3 van artikel 1.10 worden zonder stemming aangenomen. Artikel 1.10 wordt zonder stemming aangenomen. De Voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen. D Mevrouw Kappeyne van de Coppello (VVD): Mijnheer de Voorzitter! De gedachte van het amendement is ons sympathiek omdat ook wij vinden dat de privésfeer binnen de woning moet worden beschermd zoveel als mogelijk is. Het schrappen van de delegatiemogelijkheid krachtens de wet, is hier praktisch onuitvoerbaar omdat niet te voorzien is in welke concrete gevallen provinciale en gemeentelijke verordeningen vergen dat op het huisrecht in-breuk wordt gemaakt. Met enige tegenzin zullen wij tegenstemmen, echter wel met de aantekening dat de Kroon dan ook een behoorlijk effectief repressief toezicht op al die verordeningen moet uitoefenen. D De heer Van Mierlo (D'66): Mijnheer de Voorzitter! Mijn fractie sluit zich geheel aan bij de motivering van me-Tweede Kamer 22 december 1976

Grondwet

2427

Van Mierlo vrouw Kappeyne van de Coppello voor haar tegenstem. D De heer Roethof (PvdA): Mijnheer de Voorzitter! De bedoeling van het amendement is ook mij sympathiek. Onze mening is echter dat het praktisch geen effect op de feitelijke situatie zal hebben. Aanvaarding zou derhalve betekenen dat ook op andere punten de in de Grondwet gebezigde terminologie weer tot uiteenlopende interpretaties aanleiding zou kunnen geven.

Het amendement-Bakker c.s. (stuk nr. 19) wordt bij zitten en opstaan verworpen. De Voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de CPN, de PSP, de PPR en de BP vóór dit amendement hebben gestemd. Lid van artikel 1.11 wordt zonder stemming aangenomen. De Voorzitter: De aanwezige leden van de fractie van de CPN wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen dit lid te hebben gestemd.

Lid 2 van artikel 1.11, zoals het is gewijzigd door de overneming door de Regering van het amendement-Waltmans c.s. (stuk nr. 15), wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 1.11 wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 1.12, zoals het is gewijzigd door de overneming door de Regering van het amendement-Bakker c.s. (stuk nr. 20), wordt zonder stemming aangenomen. Artikel 1.13 wordt zonder stemming aangenomen. Artikel 1.14 wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De Voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van de CPN tegen dit artikel hebben gestemd. De artikelen 1.15 en 1.16 worden zonder stemming aangenomen. Het gewijzigde artikel II wordt zonder stemming aangenomen. De artikelen III en IV worden zonder stemming aangenomen. De Voorzitter: Naar mij blijkt, heeft de heer Bakker zijn amendement op stuk nr. 25 ingetrokken. De artikelen V en VI, alsmede de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

Het wetsontwerp wordt zonder stenv ming aangenomen.

De Voorzitter: De aanwezige leden van de fractie van de BP wordt aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden tegen dit wetsontwerp te hebben gestemd.

 
 
 

2.

Meer informatie