Eindverslag - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling inzake de openbaarheid van bestuur

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr.9

De vroegere stukken zijn gedrukt in de zitting 1976-1977,1977-1978 en 1978-1979

' Samenstelling Bakker (CPN), Abma (SGP), Van Thijn (PvdA), voorzitter Geurtsen (VVD), Veerman (CDA), Rietkerk (VVD), Roethof (PvdA), Haas-Berger (PvdA), Kappeyne van de Coppello (VVD), ondervoorzitter Stoffelen (PvdA), Van der Sanden (CDA), Kosto (PvdA), Salomons (PvdA), Aarts (CDA), Waltmans (PPR), Patijn (PvdA), De Vries (PvdA), De Kwaadsteniet (CDA), Van den Broek (CDA), Eversdijk (CDA), Faber (CDA), Brinkhorst (D'66) en Nijpels(VVD).

EINDVERSLAG Vastgesteld 21 september 1979

Deleden van de C.D.A.-fractie betreurden het -zo lieten zij aan de bijzondere commissie voor de grondwetsherziening weten -dat de Regering negatief staat tegenover opneming in het voorgestelde artikel van een bepaling, die een slechts ten opzichte van de overheid geldend recht om informatie te garen, te ontvangen en door te geven tot uitdrukking brengt. Juist omdat deze problematiek al eerder aan de orde is geweest bij wetsontwerp 13872, in het bijzonder ontwerp-artikel 1.7, en bij wetsontwerp 13418, verklaarden de leden van deze fractie opnieuw op grond van welke zwaarwegende argumenten zij opneming van bovengenoemde bepaling noodzakelijk achten. Deze argumenten, in eerste instantie afgestemd op het algemene recht om inlichtingen te garen, te ontvangen en doorte geven, blijven van kracht voor het beperkte, immers slechts ten opzichte van de overheid geldende, recht hiertoe. De door de overheid te betrachten openbaarheid van bestuur is in feite het spiegelbeeld van de informatievrijheid. Beide staan in rechtstreeks verband met de vrijheid van meningsuiting die in een grondrecht vervat is. De openbaarheid van bestuur staat zelfs nog in verder verwijderd verband met de vrijheid van meningsuiting dan met de informatievrijheid. Dit maakt het wenselijk dat, als het eerstgenoemde in de Grondwet wordt opgenomen, ook het laatstgenoemde opgenomen wordt (Vgl. rapport staatscommissie Cals-Donner blz. 71). Genoemde leden vroegen zich af waarom andere bepalingen, ook in zeer algemene termen gesteld en in de Grondwet opgenomen, niet ook onjuiste verwachtingen zouden wekken. Zij vroegen zich voorts af waarom de door hen gewenste bepaling niet nader uitgewerkt kan worden in deWet openbaarheid van bestuur, in welke wet de verplichting van de overheid om in-lichtingen te verschaffen gewaarborgd kan worden. Zij achtten het wenselijk om aansluiting te zoeken bij internationale regelingen, waaronder de Europse Conventie (artikel 10) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 19). Deze wens is ook geuit door de Assemblee van de Raad van Europa. (Zie bij voorbeeld resolutie 338 van januari 1978).

Tweede Kamer, zitting 1979-1980,14348, nr. 9

De leden van de V.V.D.-fractie namen met instemming kennis van de, me-de door deze leden, gewenste verandering van het woord «ingevolge» in «volgens». Op deze wijze wordt veel beter tegemoet gekomen aan de algemeen aanvaarde gedachtengang over structuur en aard van de Grondwet.

Met de beantwoording van dit verslag zal de openbare behandeling van dit wetsontwerp, naar de mening van de bijzondere commissie, voldoende zijn voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Thijn De griffier van de commissie. De Beaufort

Tweede Kamer, zitting 1979-1980,14348, nr. 9

 
 
 

2.

Meer informatie