Verslag - Aanpassing en vernummering van de bepalingen in de Grondwet inzake het geven van inlichtingen door de ministers en de staatssecretarissen en het recht van onderzoek

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

VERSLAG Met de beantwoording van de navolgende vragen en opmerkingen die werden ingeleverd bij de bijzondere commissie voor de grondwetsherziening,1 zal de plenaire afhandeling van dit wetsontwerp naar haar mening voldoende zijn voorbereid.

De leden van de C.D.A.-fractie waren erin geïnteresseerd te weten waarom in de Koninklijke Boodschap geschreven wordt over een wet «tot aanpassing en vernummering», terwijl in de voorgaande wetsontwerpen geschreven staat «houdende...... Deze leden vroegen zich voorts af waarom in de considerans achter het woord «goedgekeurd» en voor de woorden «bij de wet» een komma is geplaatst, terwijl dat in de voorgaande wetsontwerpen niet het geval was.

De leden behorende tot de fractie van de P.v.d.A. waren teleurgesteld over het feit dat de Eerste Kamer het parlementaire minderheidsenquêterecht heeft verworpen. Zij waren de Regering zeer erkentelijk voor de wijze waarop zij aan de overzijde het bij amendement in eerste lezing door de Tweede Kamer ingevoegde minderheidsenquêterecht heeft verdedigd. Het onderhavige wetsontwerp had de instemming van deze leden.

De leden van de D'66-fractie constateerden met teleurstelling en toch ook met enige verwondering, dat de bepaling inzake de verruiming van het enquêterecht in de Eerste Kamer was gestrand. Teleurstelling, omdat dit één van de weinige veranderingen van de Grondwet was die het niveau van «technische herziening» overschreed en een niet onbelangrijke versterking van de democratische controle kon gaan betekenen. Deze leden waren destijds dan ook mede-indieners van het desbetreffende amendement geweest. Het verwonderde deze leden ook enigszins dat de leden van dezelfde politieke groepering in de Eerste Kamer als van de eerste indiener van dit belangrijke amendement, gemeend hadden deze wijziging te moeten tegenhouden. Met deze beslissing heeft de meerderheid van de Eerste Kamer, naar de stellige overtuiging van de leden van de D'66-fractie, een betreurenswaardige koudwatervrees gedemonstreerd voor alles wat naar staatsrechtelijke veranderingen riekt.

De voorzitter van de commissie, Nijpels De griffier van de commissie, De Beaufort

Tweede Kamerzitting 1981-1982, 17490 (R 1211), nr. 4

 
 
 

2.

Meer informatie