Nader rapport - Aanpassing en vernummering van bepalingen over de defensie in de Grondwet
Inhoudsopgave van deze pagina:
Zitting 1981-1982
17452 (R 1207)
Aanpassing en vernummering van bepalingen over de defensie in de Grondwet
NADER RAPPORT
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 19 december 1981, no. 98, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies betreffende het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan de tweede ondergetekende te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 maart 1982, no. 1894/05/8210 mogen wij U hierbij aanbieden.
-
-Met betrekking tot artikel II van het ontwerp merkt de Raad van State van het Koninkrijk op dat het vervangen in artikel 68, eerste lid van de Grondwet van het woord «Koning» door het woord «regering» in overeenstemming is met de in de nieuwe Grondwet gevolgde terminologie, zoals deze is uiteengezet en aanvaard bij de behandeling en vaststelling van het voorstel tot het in overweging nemen van verandering in de Grondwet van bepalingen betreffende de wetgevende macht en de algemene maatregelen van bestuur, alsmede tot opneming van bepalingen betreffende andere voorschriften (wetsontwerp 15047). Ook het college is van oordeel dat vervanging van de term «Koning» in artikel 68, eerste lid door «regering» noodzakelijk is. De Raad geeft wel in overweging om in de memorie van toelichting op de noodzaak van deze wijziging en de omstandigheid dat daardoor inhoudelijk niets aan de bepaling wordt gewijzigd wat uitvoeriger in te gaan.
Aan de Koningin
's-Gravenhage, 25 mei 1982
Aan deze suggestie van de Raad van State voor het Koninkrijk geven wij gaarne gevolg door het opnemen van een aanvullende passage in de artikelsgewijze toelichting bij artikel II onder A.
-
-In het licht van de omstandigheid dat de defensie een Koninkrijksaangelegenheid is, geeft de Raad in overweging de terminologie van artikel 195, eerste en tweede lid, aan te passen door het vervangen van de woorden «staat» en «land» door «Koninkrijk». Dit zou ook aansluiten op de in artikel 5.2.1 gebezigde terminologie. Bij dit onderdeel achten wij het niet aangewezen het advies van de Raad te volgen. Onder vigeur van de bestaande Grondwet volgt niet uit de artikelen 194 en 195 van de Grondwet zelf, maar uit artikel 3, onder 1a, van het Statuut dat de defensie een koninkrijksaangelegenheid is. De reikwijdte van het additionele artikel IX van de Grondwet gaat niet zover dat hierin op grond van dat artikel verandering zou kunnen worden aangebracht. Voorts zou door wijziging van de term «Land» in «Koninkrijk» in artikel 195, tweede lid, de verhouding van dat artikel tot artikel 31 van het Statuut aan duidelijkheid verliezen. Artikel 31 van het Statuut bepaalt dat personen, die woonachtig zijn in de Nederlandse Antillen niet dan bij
landsverordening tot dienst in de krijgsmacht dan wel tot burgerdienstplicht worden verplicht. De tweede zin van artikel 195, tweede lid, van de Grondwet, is hiermee niet in strijd omdat deze alleen de situatie in het land Nederland beoogt. Invoering van de term «Koninkrijk» in de bedoelde zin zou tot verwarring aanleiding kunnen geven. Uit het vorenstaande volgt tevens dat wij de door de Raad van State wenselijk geachte terminologische aansluiting op artikel 5.2.1 niet onderschrijven. Artikel 5.2.1 handelt over het verbinden van het Koninkrijk aan verdragen. Uit de verdragsinhoud volgt of het gehele Koninkrijk dan wel alleen Nederland door het verdrag gebonden zal zijn. Misverstanden, als mogelijk door het bezigen van de term «Koninkrijk» in artikel 195, behoeven in artikel 5.2.1 niette worden gevreesd.
-
-Het voorstel van de Raad van State om in artikel 194, eerste lid, in plaats van «der» te lezen: van de, nemen wij gaarne over. Het wetsontwerpende memorie van toelichting hebben wij dienovereenkomstig aangepast. Wij veroorloven ons U in overweging te geven, het hierbij gevoegde gewijzigde ontwerp van Rijkswet en de overeenkomstig het vorenstaande
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17452 (R 1207), A-C
gewijzigde memorie van toelichting met bijlagen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en de Staten van de Nederlandse Antillen te zenden.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, A. A. M van Agt De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn
De Minister van Defensie, H. A. F. M. O. van Mierlo Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17452 (R 1207), A-C