Advies van de raad van state - Aanpassing en vernummering van bepalingen over onderwijs in de Grondwet
Inhoudsopgave van deze pagina:
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
Bij Kabinetsmissive van 19 december 1981, no. 100, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een wetsontwerp met memorie van toelichting tot aanpassing en vernummering van bepalingen over onderwijs in de Grondwet. 1. De Raad van State stemt in met het voorstel tot aanpassing van artikel 208, derde lid van de Grondwet, aldus dat de woorden «met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen» worden gewijzigd in «met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging». In de memorie van toelichting wordt deze aanpassing gemotiveerd met een verwijzing naar de terminologie van de artikelen 1.1 (verbod van discriminatie) en 1.6.1 (vrijheid van belijden van godsdienst of levensovertuiging). De Raad is van oordeel dat deze verwijzing op zichzelf terecht is. De aanpassing is immers «nodig» te achten in de zin van additioneel artikel IX der Grondwet teneinde iedere mogelijkheid uit te sluiten dat artikel 208, derde lic, als uitzondering op de artikelen 1.1 en 1.6.1 zou kunnen worden gelezen. Het college merkt echter nog het volgende op. In de memorie van
Aan de Koningin
's-Gravenhage, 16 maart 1982
toelichting bij het ontwerp van Wet, houdende de verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een additioneel artikel inzake verandering in de Grondwet bij algehele grondwetsherziening (wetsontwerp 10738) is gesteld dat «hoezeer een dergelijke aanpassing noodzakelijk kan zijn om tot een sluitend geheel te komen, te dezer zake de nodige terughoudendheid geboden is. Zin en strekking van de aan te passen voorschriften zullen ongewijzigd moeten blijven». In de memorie van toelichting ware aan te geven dat en waarom in dit geval zin en strekking ongewijzigd blijven. Daarbij zou erop kunnen worden gewezen dat het constitutioneel waarborgen van de geestelijke vrijheid een der belangrijkste bestanddelen vormt van de klassieke grondrechten, zoals deze in de nieuwe Grondwet zijn neergelegd en zoals deze ook onder de huidige Grondwet in ons land reeds worden verstaan. Aan het criterium van additioneel artikel IX wordt door de voorgestelde aanpassing dan ook voldaan.
-
-Met betrekking tot de voorgestel-de wijziging van artikel 208, achtste lid, moge de Raad verwijzen naar de opmerkingen in zijn advies van 16 maart 1982, no. 1894/05/8210, naar aanleiding van het ontwerp, houdende
aanpassing en vernummering van bepalingen over de defensie in de Grondwet voor wat betreft de wijziging van artikel 68, eerste lid der Grondwet.
-
-Voor een redactionele kanttekening moge het college verwijzen naar de bij het advies behorende bijlage.
De Raad van State geeft U in overweging het wetsontwerp te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State, W. Scholten Redactionele kanttekening, behoren-de bij het advies no. 1897/06/8210 van de Raad van State van 16 maart 1982
In artikel 208, eerste lid, ware «Regering» te wijzigen in: regering.
Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17450, A-C
;/