Memorie van antwoord - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen over het binnentreden in woningen

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 150a

19013

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen over het binnentreden in woningen MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 18 maart 1986

De regering heeft met voldoening kennisgenomen van de instemming van de leden van de fractie van het CDA. met dit wetsvoorstel tot herziening van artikel 12, tweede lid, Grondwet. In het onderstaande willen de ondergetekenden graag ingaan op de gestelde vragen.

De leden van de C.D.A. fractie wilden niet verhelen teleurgesteld te zijn over de moeilijkheden die direct na inwerkingtreding van de Grondwet bleken bij de toepassing van artikel 12, tweede lid. In antwoord op hun vraag of het openbaar ministerie en de politie geraadpleegd zijn, respectievelijk of er van die zijde gewaarschuwd is voor de mogelijke gevolgen, merken wij op dat destijds na de indiening van het wetsvoorstel grondrechten (kamerstuk II 1975-1976, 13872) gedurende de eerste lezing geen commentaar van openbaar ministerie of politie op de grondwettelijke verplichtingen tot legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden is binnengekomen. Eerst na aanvaarding van het wetsvoorstel grondrechten in eerste lezing is van de zijde van het openbaar ministerie en de politie in commentaren op een voorontwerp van een Algemene wet op het binnentreden, vervat in het rapport van de interdepartementale werkgroep huisrecht van september 1980, gewezen op de problemen voor de opsporingspraktijk als gevolg van onverkorte naleving van de verplichting tot voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van binnentreden in geval van binnentreden tegen de wil van de bewoner. Daarbij is gevraagd om een ontheffing in de wet van deze verplichting ten behoeve van de taakuitoefening van de politieambtenaar in bijzondere omstandigheden. Mede op grond van dit verzoek is in het wetsvoorstel voor de Algemene wet op het binnentreden een regeling ter zake vastgelegd. De leden van de C.D.A. fractie stelden voorts een vraag over het verschil tussen het eerste lid van artikel 12 dat delegatie wel toelaat en het tweede lid dat dit niet toelaat. Zou het niet voor de hand hebben gelegen -zo vragen deze leden -dat een zwaardere eis wordt gesteld aan het vaststellen van de gevallen waarin volgens het eerste lid op een grondrecht inbreuk mag worden gemaakt dan aan het vaststellen van de vormvereisten waaraan zo'n inbreuk daarna moet voldoen? Als antwoord moge het volgende dienen. De gevallen waarin tegen de ' vgi. documentatiereeks Naar een nieuwe wil van de bewoner in een woning kan worden binnengetreden mogen bij Grondwet, Algehele grondwetsherziening dl of krachtens de wet worden bepaald. Deze delegatiemogelijkheid is IA, biz. 43 en 205.

vastgelegd wegens de vereisten van de wetgevings-en bestuurspraktijk.1

Onder andere de gemeenteraad heeft de bevoegdheid bedoelde gevallen aan te wijzen. In het wijzigingsvoorstel voor het tweede lid is vastgelegd dat de uitzonderingen op de legitimatie-en mededelingsplicht bij wet worden gegeven ten einde een beperkt en uniform gebruik van de grondwettelijke uitzonderingsbevoegdheid te verzekeren. Deze leden zouden voorts gaarne vernemen of wij ook van oordeel zijn dat de rechtsonzekerheid over de circulaires uit 1983 is toegenomen door de door verschillende woordvoerders in de Tweede Kamer geconcludeerde strijd met artikel 12 Grondwet, en daarmee het spoedeisende karakter van de onderhavige grondwetsherziening. Wij zijn overtuigd van de wenselijkheid van een voortvarende grondwetsherziening op dit punt. De opvatting over de rechtsonzekere toestand van de circulaires delen wij niet. De onderhavige herziening van artikel 12, tweede lid, Grondwet laat de circulaires als leidraad voor de uitvoeringspraktijk bij het binnentreden in woningen onverlet. Het huidige artikel 12 verzet zich onzes inziens niet tegen de interpretatie van het huisrecht zoals gegeven in de circulaires uit 1983. Het is in het belang van de rechtszekerheid dat de Grondwet de wetgever uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt om uitzonderingen aan te wijzen op het voldoen aan de vormvoorschriften van artikel 12, tweede lid.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, R. F. M. Lubbers De Minister van Binnenlandse Zaken, R. W. de Korte De Minister van Justitie, J. de Ruiter

 
 
 

2.

Meer informatie