Inbreukenpakket voor april: voornaamste beslissingen

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 27 april 2017.

Inbreukenpakket voor april: voornaamste beslissingen

Overzicht per beleidsterrein

Het maandelijkse pakket inbreukbeslissingen betreft de gerechtelijke stappen van de Europese Commissie i tegen lidstaten die hun verplichtingen uit hoofde van het EU-recht i niet zijn nagekomen. De beslissingen betreffen diverse sectoren en beleidsterreinen van de EU i en moeten ervoor zorgen dat het EU-recht correct wordt toegepast. Daar hebben zowel burgers als bedrijven baat bij.

De voornaamste beslissingen van de Commissie (waaronder 4 aanmaningsbrieven, 45 met redenen omklede adviezen, 11 verwijzingen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie i en 2 sluitingen) worden hieronder weergegeven, gegroepeerd per beleidsterrein. Ook sluit de Commissie 155 procedures waarin de problemen met de betrokken lidstaten zijn opgelost, zodat de Commissie de procedure niet hoeft voort te zetten.

Zie voor nadere informatie over de EU-inbreukprocedure MEMO/12/12. Zie voor meer details over alle beslissingen het register van inbreukbeslissingen.

  • 1. 
    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

(meer informatie: Christian Wigand - tel. +32 229-62253, Sara Soumillion - tel. +32 229-67094)

Met redenen omkleed advies

Gezondheid en veiligheid: Commissie stuurt TSJECHIË met redenen omkleed advies met verzoek haar in kennis te stellen van omzetting richtlijn betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels

Met dit met redenen omkleed advies verzoekt de Commissie Tsjechië haar in kennis te stellen van alle maatregelen die zijn vastgesteld met het oog op de omzetting in nationaal recht van de richtlijn betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (Richtlijn 2014/27/EU). Deze richtlijn is gericht op het waarborgen van de coherentie van de EU-wetgeving inzake chemische stoffen en op het garanderen van een voldoende hoog niveau van bescherming op het vlak van gezondheid en veiligheid van werknemers in werkomgevingen waar gevaarlijke chemische stoffen en mengsels aanwezig zijn. De richtlijn moest uiterlijk op 1 juni 2015 in nationaal recht zijn omgezet. De Tsjechische autoriteiten hebben de Commissie in kennis gesteld van een aantal nationale omzettingsmaatregelen, maar voor verschillende bepalingen van de richtlijn blijkt nog altijd geen nationaal equivalent te bestaan. Daarom verzoekt de Commissie Tsjechië - na het land in de gelegenheid te hebben gesteld om opmerkingen naar aanleiding van haar aanmaningsbrief in te dienen - de nodige maatregelen te nemen om de richtlijn volledig na te leven. Als Tsjechië zijn nationale wetgeving niet binnen twee maanden in overeenstemming met het EU-recht brengt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

  • 2. 
    Energie

(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen - tel. +32 229-56186, Nicole Bockstaller - tel. +32 229-52589)

Met redenen omklede adviezen

Interne energiemarkt: Commissie verzoekt HONGARIJE om volledige naleving van derde energiepakket

De Europese Commissie heeft Hongarije formeel verzocht de elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/72/EG) en de gasrichtlijn (Richtlijn 2009/73/EG) correct om te zetten en toe te passen. Die richtlijnen maken deel uit van het derde energiepakket en bevatten belangrijke wettelijke bepalingen voor de goede werking van de energiemarkten. Daartoe behoren regels inzake de ontvlechting van de transmissienetwerkbeheerders enerzijds van de energieleveranciers en anderzijds van de energieproducenten, en inzake de versterking van de onafhankelijkheid en de bevoegdheden van de nationale regulerende instanties, alsmede bepalingen die de consument ten goede komen. In februari 2015 heeft Hongarije een aanmaningsbrief gekregen en, aangezien het EU-recht nog niet werd nageleefd, werd er in december 2016 een met redenen omkleed advies uitgebracht. Naast de in het met redenen omklede advies uiteengezette klachten heeft de Commissie geconstateerd dat Hongarije onlangs wijzigingen van zijn energiewetgeving heeft goedgekeurd waardoor het recht van marktdeelnemers op volledige rechterlijke toetsing van besluiten van de nationale regulerende instantie inzake netwerktarieven op losse schroeven komt te staan. Daarom brengt de Commissie nu een aanvullend met redenen omkleed advies uit. Hongarije heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen; als het dat niet doet, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU. Meer informatie over de internemarktwetgeving is beschikbaar op de website van DG Energie.

Hernieuwbare energiebronnen: Commissie verzoekt POLEN om volledige naleving van EU-wetgeving inzake biobrandstoffen

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Polen een aanvullend met redenen omkleed advies te sturen met betrekking tot beperkingen in de Poolse wetgeving ten aanzien van bepaalde ingevoerde biobrandstoffen en grondstoffen voor biobrandstoffen. Dit volgt op haar beslissing van mei 2016 om deze zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie. Naar aanleiding van wijzigingen die na mei 2016 werden aangebracht in de Poolse wetgeving heeft de Commissie haar beoordeling geactualiseerd en verzoekt zij Polen de resterende gevallen van niet-naleving te verhelpen. De Poolse wetgeving is niet volledig in overeenstemming met de richtlijn hernieuwbare energie (Richtlijn 2009/28/EG) en met artikel 34 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) betreffende het vrije verkeer van goederen. Om te beginnen kan waterstofbehandelde plantaardige olie, een biobrandstof die niet in Polen wordt geproduceerd, maar uit andere lidstaten wordt ingevoerd, niet op de markt worden gebracht in Polen aangezien daarvoor geen brandstofkwaliteitseisen bestaan. Daarnaast krijgen brandstofhandelaars een voorkeursbehandeling wanneer zij ten minste 70 % van hun biobrandstoffen van in Polen gevestigde producenten betrekken en de biobrandstoffen worden geproduceerd met grondstoffen die uit een beperkt aantal landen afkomstig zijn, wat leidt tot discriminatie van brand- en grondstofproducenten in andere landen. Volgens de richtlijn hernieuwbare energie moet elke lidstaat ervoor zorgen dat uiterlijk in 2020 minstens 10 % van alle energie die in het vervoer wordt verbruikt uit hernieuwbare bronnen afkomstig is. Daarvoor kunnen biobrandstoffen worden ingezet, op voorwaarde dat zij aan de duurzaamheidscriteria van de richtlijn voldoen. De lidstaten moeten duurzame biobrandstoffen en de grondstoffen daarvoor ook op dezelfde wijze behandelen, ongeacht de oorsprong ervan. Polen heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen; als het dat niet doet, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU. Meer informatie over de EU-wetgeving inzake hernieuwbare energiebronnen is beschikbaar op de website van DG Energie.

  • 3. 
    Milieu

(meer informatie: Enrico Brivio - tel. +32 229-56172, Iris Petsa - tel. +32 229-93321)

Verwijzingen naar Hof van Justitie van de Europese Unie

Afval: Commissie daagt ROEMENIË voor Hof van Justitie wegens verzuim nationale maatregelen inzake afvalbeheer en afvalpreventie te nemen

De Europese Commissie daagt Roemenië voor het Hof van Justitie van de EU omdat het heeft verzuimd zijn nationale afvalbeheerplan en afvalpreventieprogramma te herzien en vast te stellen, in overeenstemming met de doelstellingen van de kaderrichtlijn afvalstoffen van de EU (Richtlijn 2008/98/EG) en de circulaire economie.

Ondanks eerdere waarschuwingen van de Commissie hebben de Roemeense autoriteiten verzuimd hun nationale afvalbeheerplan en afvalpreventieprogramma te herzien en te actualiseren. Die herziening had uiterlijk in 2013 moeten plaatsvinden. In september 2015 heeft de Commissie de inbreukprocedure ingeleid en in mei 2016 heeft zij Roemenië een met redenen omkleed advies gestuurd waarin zij de autoriteiten verzocht deze elementaire instrumenten onverwijld vast te stellen, zoals vereist uit hoofde van de afvalwetgeving. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Afval: Commissie daagt SLOVENIË voor Hof van Justitie in verband met illegale stortplaatsen

De Europese Commissie daagt Slovenië voor het Hof van Justitie van de EU omdat het niet voldoet aan de verplichting om 28 illegale stortplaatsen, die een ernstig risico voor de menselijke gezondheid en het milieu vormen, te sluiten en te saneren.

Ondanks eerdere waarschuwingen van de Commissie heeft Slovenië geen maatregelen genomen tegen 28 niet-conforme stortplaatsen, zoals wordt voorgeschreven door de EU-voorschriften inzake storten (Richtlijn 1999/31/EG van de Raad (stortplaatsrichtlijn)). Op grond van de richtlijn moeten de lidstaten afvalstoffen terugwinnen of verwijderen op een wijze die geen gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu oplevert, en is achterlaten, dumpen of ongecontroleerd verwijderen van afvalstoffen verboden. Slovenië moest deze niet aan de normen voldoende gemeentelijke en industriële stortplaatsen uiterlijk op 16 juli 2009 sluiten en saneren. Aangezien er onvoldoende vooruitgang werd geboekt bij het aanpakken van deze kwestie heeft de Commissie in april 2016 een aanvullend met redenen omkleed advies gestuurd, waarin de autoriteiten werden gemaand om passende maatregelen te nemen voor 35 ongecontroleerde stortplaatsen die - hoewel niet meer in gebruik - nog altijd een bedreiging voor de menselijke gezondheid en het milieu vormden. Er is enige vooruitgang geboekt, maar voor 28 stortplaatsen waren de nodige maatregelen - sanering en sluiting - in maart 2017 nog altijd niet voltooid. In een poging om Slovenië aan te sporen om het proces te versnellen, heeft de Commissie de Sloveense autoriteiten voor het Hof van Justitie van de EU gedaagd. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Met redenen omklede adviezen

Afval: Commissie verzoekt BELGIË EU-voorschriften inzake elektronisch afval om te zetten

De Europese Commissie verzoekt België te waarborgen dat de EU-voorschriften betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA, Richtlijn 2012/19/EU) ook in het Waalse Gewest worden toegepast; aan deze verplichting had al uiterlijk op 14 februari 2014 moeten zijn voldaan. Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), zoals computers, televisies, koelkasten en mobiele telefoons, vormt een van de snelst groeiende afvalstromen in de EU. Indien deze niet naar behoren wordt beheerd, kan de gevaarlijke inhoud ervan ernstige milieu- en gezondheidsproblemen veroorzaken. Bovendien zijn voor de productie van moderne elektronica schaarse en dure hulpbronnen nodig (zo wordt wereldwijd bijvoorbeeld 10 % van al het goud gebruikt voor de productie van elektronica). Om het beheer van AEEA milieuvriendelijker te maken en bij te dragen tot een circulaire economie, is het van essentieel belang om de inzameling, behandeling en recycling van elektronica op het einde van hun levenscyclus te verbeteren. Als de Belgische autoriteiten binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geven, kan de Commissie België voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Afval: Commissie verzoekt BELGIË EU-recht inzake afgedankte batterijen om te zetten

De Commissie verzoekt België te waarborgen dat het Waalse Gewest zijn wetgeving inzake afgedankte batterijen en accu's in overeenstemming brengt met de nieuwe EU-batterijenrichtlijn (Richtlijn 2013/56/EU); aan deze verplichting had al uiterlijk op 1 juli 2015 moeten zijn voldaan. Elk jaar komt ongeveer 800 000 ton autobatterijen, 190 000 ton industriële batterijen en 160 000 ton consumentenbatterijen de EU binnen. De herziene en geactualiseerde batterijenrichtlijn, die tot doel heeft de negatieve gevolgen van afgedankte batterijen en accu's voor het milieu tot een minimum te beperken, stelt regels vast voor het in de handel brengen en etiketteren van batterijen die gevaarlijke stoffen bevatten. Deze richtlijn verplicht de lidstaten ertoe voor de inzameling en de recycling van batterijen en accu's streefcijfers vast te stellen. De richtlijn is van toepassing op alle soorten batterijen en alle actoren die betrokken zijn bij de levenscyclus van batterijen en accu's, bijvoorbeeld producenten, distributeurs en eindgebruikers, en met name op de actoren die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling en recycling van afgedankte batterijen en accu's. Als de Belgische autoriteiten binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geven, kan de Commissie België voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Milieuschade: Commissie verzoekt BELGIË en TSJECHIË om aanpassing van wetgeving inzake milieuaansprakelijkheid

De Europese Commissie verzoekt België en Tsjechië de voorschriften inzake milieuaansprakelijkheid correct in nationale wetgeving om te zetten teneinde voldoende bescherming voor de burgers te waarborgen. De milieuaansprakelijkheidsrichtlijn (Richtlijn 2004/35/EG) stelt een juridisch kader voor milieuaansprakelijkheid vast op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt, gericht op het voorkomen en herstellen van milieuschade. Die schade omvat schade aan waterlichamen, beschermde soorten, natuurlijke habitats of de bodem. Natuurlijke personen of rechtspersonen en milieu-ngo's die van de milieuschade ongunstige gevolgen ondervinden of dreigen te ondervinden, hebben uit hoofde van de richtlijn het recht om de bevoegde instantie om herstelmaatregelen te verzoeken. Hoewel de richtlijn in België naar behoren is omgezet door de gewesten, is er nog altijd een lacune in de federale wetgeving (die geldt voor de Belgische mariene wateren) met betrekking tot de herstelmaatregelen die kunnen worden opgelegd en de instantie die deze kan opleggen. Daarom brengt de Commissie een met redenen omkleed advies uit. Wat Tsjechië betreft, verzoekt de Commissie om correcte omzetting in nationaal recht van de voorschriften inzake beroepsprocedures teneinde te waarborgen dat bevoegde instanties maatregelen nemen tegen milieuschade naar aanleiding van opmerkingen van burgers en milieu-ngo's. Aangezien die rechten niet correct zijn omgezet in de Tsjechische wetgeving heeft de Europese Commissie in april 2016 een aanmaningsbrief verstuurd. Als de lidstaten hun verplichtingen niet binnen twee maanden nakomen, kunnen zij voor het Hof van Justitie van de EU worden gedaagd.

Afval: Commissie verzoekt FINLAND EU-voorschriften inzake afval in nationale wetgeving om te zetten

De Commissie verzoekt Finland om volledige omzetting van de EU-afvalwetgeving in nationale wetgeving. De richtlijn betreffende afvalstoffen (Richtlijn (EU) 2015/1127 van de Commissie) bevat een lijst van nuttige toepassingen van terugwinning van energie uit afval. Plaatselijke klimatologische omstandigheden in de EU beïnvloeden de hoeveelheid energie die technisch gezien kan worden gebruikt of geproduceerd door verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast stedelijk afval te verwerken. De richtlijn stelt derhalve voorwaarden vast voor die installaties, gebaseerd op de energie-efficiëntie ervan, die wordt berekend met gebruikmaking van een klimaatcorrectiefactor. De lidstaten hadden tot en met 31 juli 2016 de tijd om nationale bepalingen in werking te doen treden om aan deze wetgeving te voldoen. Het Finse vasteland heeft de bepaling inzake de klimaatcorrectiefactor niet omgezet, met de klimatologische omstandigheden van Finland als argument. Op basis van de bestaande gegevens oordeelt de Commissie dat de niet-omzetting niet kan worden gerechtvaardigd. In vervolg op een aanmaningsbrief die zij in september 2016 had gestuurd, stuurt de Europese Commissie nu een laatste waarschuwing. Als Finland zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Vogel- en habitatrichtlijnen: Commissie verzoekt KROATIË EU-wetgeving inzake natuurbescherming correct om te zetten in nationale wetgeving

De Europese Commissie heeft Kroatië vandaag verzocht de EU-wetgeving inzake het behoud van de vogelstand, de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna volledig om te zetten in nationale wetgeving. Overeenkomstig de EU-wetgeving inzake vogels (Richtlijn 2009/147/EG) en habitats (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad), die de hoeksteen van het Europese beleid inzake natuurbehoud vormt, is Natura 2000 gevormd, een EU-breed ecologisch netwerk van beschermingszones die worden gevrijwaard van potentieel schadelijke ontwikkelingen. Nadat zij ernstige tekortkomingen had geconstateerd in de Kroatische wetgeving met betrekking tot de verplichtingen inzake de bescherming van habitats en soorten, heeft de Commissie Kroatië in februari, april en september 2016 aanmaningsbrieven gestuurd. De verplichting om beschadiging van beschermde habitats en ernstige verstoring van soorten te vermijden en een passende beoordeling van bepaalde plannen op Natura 2000-gebieden te waarborgen, is door de Kroatische autoriteiten nog altijd niet naar behoren omgezet. Daarnaast zijn in de Kroatische wetgeving nieuwe uitzonderingen opgenomen die niet in de richtlijnen staan en die het beschermingsniveau dus aantasten. Aangezien Kroatië de wijziging van de belangrijkste nationale maatregel tot omzetting van de twee natuurbeschermingsrichtlijnen blijft uitstellen, stuurt de Commissie nu een laatste waarschuwing voor beide gevallen. Als Kroatië zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Luchtkwaliteit: Commissie verzoekt ITALIË om maatregelen tegen microscopische zwevende deeltjes (PM10) teneinde volksgezondheid te beschermen

Aangezien Italië heeft verzuimd de aanhoudend hoge niveaus van microscopische zwevende deeltjes (PM10), die een groot risico voor de volksgezondheid inhouden, aan te pakken, verzoekt de Europese Commissie Italië passende maatregelen te nemen tegen PM10 teneinde een goede luchtkwaliteit en bescherming van de volksgezondheid te waarborgen. De PM10-verontreiniging in Italië wordt voornamelijk veroorzaakt door emissies door energiegebruik, verwarming, vervoer, industrie en landbouw. Deze laatste waarschuwing heeft betrekking op dertig luchtkwaliteitszones verspreid over heel Italië waar de dagelijkse grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) sinds de inwerkingtreding ervan op 1 januari 2005 zijn overschreden. Volgens een arrest van het Hof van Justitie van de EU (zie het arrest van het Hof van 19 december 2012, C-68/11) met betrekking tot de jaren 2006 en 2007 heeft Italië de EU-wetgeving ter zake al eerder geschonden. Wat de dagelijkse grenswaarde betreft, bevinden de dertig getroffen gebieden zich in de regio's Lombardije, Veneto, Piëmont, Toscane, Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Umbrië, Campania, Marche, Molise, Apulië, Lazio en Sicilië. Daarnaast heeft deze waarschuwing betrekking op overschrijdingen van de jaarlijkse grenswaarde in negen gebieden: Venetië-Treviso, Vicenza, Milaan, Brescia, twee gebieden in Pianura lombarda, Turijn en Valle del Sacco (Lazio). Als Italië zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Natuurbescherming: Commissie waarschuwt POLEN voor toename houtkap in woud van Białowieża

De Europese Commissie verzoekt Polen af te zien van grootschalige houtkap in het woud van Białowieża, een van de laatste nog resterende oerbossen in Europa en - als onderdeel van het Natura 2000-netwerk - een beschermd natuurgebied. Op 25 maart 2016 hebben de Poolse autoriteiten een besluit tot goedkeuring van een wijziging van het bosbeheerplan voor het woud van Białowieża aangenomen. Overeenkomstig dat besluit mag de omvang van de houtkap verdrievoudigen en kunnen er maatregelen voor actief bosbeheer worden genomen in gebieden waar tot nog toe niet door de mens werd ingegrepen. De Poolse autoriteiten verdedigen de toename van de houtkap door erop te wijzen dat de door de schorskever veroorzaakte aantasting moet worden aangepakt en de openbare veiligheid moet worden gewaarborgd, maar uit de beschikbare gegevens blijkt dat die maatregelen niet verenigbaar zijn met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied en verder gaan dan wat noodzakelijk is om een veilig gebruik van het woud te waarborgen. De houtkap dreigt negatieve gevolgen te hebben voor de instandhouding van de habitats en soorten van de Natura 2000-site en een onherstelbaar biodiversiteitsverlies te veroorzaken. In juni 2016 heeft de Commissie een aanmaningsbrief verstuurd waarin zij de Poolse autoriteiten oproept te waarborgen dat in dit gebied aan de instandhoudings- en beschermingseisen van de EU-voorschriften inzake vogels (Richtlijn 2009/147/EG) en habitats (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad) wordt voldaan. Aangezien in het woud al bomen worden gekapt - waaronder exemplaren van honderd jaar en ouder - en er wordt ingegrepen in habitats die overeenkomstig het Natura 2000-beheersplan onder strikte bescherming zouden moeten staan, stuurt de Commissie nu een laatste waarschuwing. Gezien het risico van ernstige, onherstelbare schade aan het gebied verzoekt de Commissie de Poolse autoriteiten binnen een maand te reageren in plaats van binnen de gebruikelijke termijn van twee maanden. Als Polen deze schending van het EU-recht niet binnen de gestelde termijn verhelpt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Afval: Commissie verzoekt POLEN EU-recht inzake afval in nationale wetgeving om te zetten

De Commissie verzoekt Polen om volledige omzetting van de EU-afvalwetgeving in nationale wetgeving. De richtlijn betreffende afvalstoffen (Richtlijn (EU) 2015/1127 van de Commissie) bevat een lijst van nuttige toepassingen van terugwinning van energie uit afval. Plaatselijke klimatologische omstandigheden in de EU beïnvloeden de hoeveelheid energie die technisch gezien kan worden gebruikt of geproduceerd door verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast stedelijk afval te verwerken. De richtlijn stelt derhalve voorwaarden vast voor die installaties, gebaseerd op de energie-efficiëntie ervan, die wordt berekend met gebruikmaking van een klimaatcorrectiefactor. De lidstaten hadden tot en met 31 juli 2016 de tijd om nationale bepalingen in werking te doen treden om aan deze wetgeving te voldoen. Aangezien Polen de bepalingen van de wetgeving nog altijd niet heeft omgezet en de vaststelling van nationale maatregelen op de lange baan wordt geschoven en onzeker is, heeft de Commissie besloten een laatste waarschuwing te sturen. Als Polen zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Illegale houtkap: Commissie verzoekt SLOWAKIJE om correcte toepassing van de EU-houtverordening

De Europese Commissie verzoekt Slowakije om intensievere inspanningen om aan het EU-recht te voldoen teneinde de handel in illegaal gekapt hout tegen te gaan. De EU-houtverordening (Verordening (EU) nr. 995/2010) verbiedt illegaal gekapt hout op de Europese markt te brengen en stelt de verplichtingen vast voor marktdeelnemers die hout en houtproducten voor het eerst op de interne markt van de EU brengen, alsmede de verplichtingen voor handelaren. Slowakije had tot 3 maart 2013 de tijd om de verordening volledig in nationale wetgeving om te zetten. De Slowaakse autoriteiten moeten echter nog altijd aantonen dat zij voorschriften hebben vastgesteld voor sancties in het geval van inbreuken op de verordening teneinde de doeltreffende toepassing ervan te waarborgen. De Commissie heeft in december 2016 een aanmaningsbrief gestuurd. Als Slowakije zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Natuur: Commissie verzoekt VERENIGD KONINKRIJK bedekkingsveenhabitats te beschermen

De Commissie verzoekt het Verenigd Koninkrijk het afbranden van bedekkingsveenhabitats in Natura 2000-hooglandgebieden in Engeland te staken en maatregelen te nemen om de beschadigde habitats te herstellen. Bedekkingsvenen worden overeenkomstig de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad) als prioritaire habitats beschouwd indien zij actief (d.w.z. niet aangetast) zijn, en de staat van instandhouding ervan gaat er in Engeland ernstig op achteruit. Gedurende enkele jaren hebben de autoriteiten van het VK de schadelijke praktijk van het afbranden van bedekkingsvenen in de Engelse speciale beschermingszones toegestaan, zonder dat daarvoor de door de habitatrichtlijn vereiste passende beoordeling werd gemaakt. In april 2016 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk in een aanmaningsbrief gewaarschuwd voor die inbreuken op de habitatrichtlijn. Aangezien het afbranden van bedekkingsveenhabitats in de beschermde gebieden nog altijd plaatsvindt, wordt nu een laatste waarschuwing gestuurd. Het VK heeft twee maanden de tijd om een antwoord te geven; anders kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

  • 4. 
    Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

(meer informatie: Vanessa Mock - tel. +32 229-56194, Letizia Lupini - tel. +32 229-51958)

Verwijzingen naar Hof van Justitie van de Europese Unie

Commissie daagt CYPRUS, KROATIË, PORTUGAL en SPANJE voor Hof van Justitie wegens onvolledige omzetting van EU-voorschriften inzake hypothecair krediet

De Europese Commissie heeft besloten Cyprus, Kroatië, Portugal en Spanje voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat zij de richtlijn hypothecair krediet niet in hun nationale rechtsstelsels hebben omgezet. De lidstaten hadden tot en met 21 maart 2016 de tijd om de richtlijn hypothecair krediet om te zetten. Cyprus, Kroatië, Portugal en Spanje hebben nog niet aan die verplichting voldaan.

De richtlijn hypothecair krediet (Richtlijn 2014/17/EU) beoogt de totstandbrenging van een EU-wijde markt voor hypothecair krediet met een hoog niveau van consumentenbescherming. De belangrijkste bepalingen betreffen gedragsregels voor kredietgevers, waaronder een verplichting tot beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument en tot mededeling van informatie, kennis- en bekwaamheidsvereisten voor personeel, bepaalde aspecten van hypothecair krediet, zoals vervroegde aflossing, leningen in vreemde valuta, koppelverkoop, financiële scholing, waardebepaling van onroerende goederen, achterstallige betalingen en gedwongen verkoop, alsmede een EU-paspoort voor kredietbemiddelaars die aan de toelatingseisen in hun lidstaat van herkomst voldoen. Als lidstaten de richtlijn niet omzetten, leidt dit ertoe dat consumenten in de desbetreffende lidstaten de door de richtlijn gewaarborgde bescherming niet kunnen genieten wanneer zij een hypothecaire lening aangaan of moeilijkheden ondervinden bij de terugbetaling van die lening. Evenmin kunnen kredietbemiddelaars bij hun commerciële activiteiten gebruikmaken van de paspoortregeling, waardoor consumenten in Cyprus, Kroatië, Portugal en Spanje geen toegang hebben tot potentieel betere aanbiedingen van kredietverstrekkers die buiten deze lidstaten zijn gevestigd. Dit belemmert de concurrentie en leidt tot minder keuze en hogere prijzen. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Commissie daagt IERLAND voor Hof van Justitie wegens verzuim EU-voorschriften inzake financiële verslaglegging toe te passen

De Europese Commissie heeft besloten Ierland voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat het de jaarrekeningrichtlijn niet in zijn nationale rechtsstelsel heeft omgezet. Een tijdige en correcte tenuitvoerlegging van de jaarrekeningrichtlijn is een belangrijke stap in de richting van een betere en eenvoudigere financiële verslaglegging die met name voor kleine ondernemingen van belang is. De jaarrekeningrichtlijn (Richtlijn 2013/34/EU) - waarbij de richtlijnen van de Raad Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad en Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad zijn ingetrokken - heeft tot doel de administratieve lasten voor kleine ondernemingen te verminderen alsmede de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de informatie in financiële verslagen te verbeteren. De richtlijn bevat in de hele EU geldende voorschriften betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen. De lidstaten hadden tot en met 20 juli 2015 de tijd om deze voorschriften in nationaal recht om te zetten. Tot op vandaag heeft Ierland de richtlijn nog niet omgezet. Daarom heeft de Commissie nu besloten de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie en dit te vragen sancties op te leggen aan Ierland. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt BELGIË EU-voorschriften inzake klokkenluiders toe te passen

In 2015 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een uitvoeringsrichtlijn met betrekking tot de melding van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op de verordening marktmisbruik aan de bevoegde autoriteiten (Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 van de Commissie (de zogenoemde klokkenluidersrichtlijn)). Deze richtlijn maakt deel uit van het "rulebook" inzake marktmisbruik en verplicht de lidstaten doeltreffende mechanismen op te zetten om melding van inbreuken op de verordening marktmisbruik mogelijk te maken. Zij bevat bepalingen om de melders van dergelijke overtredingen te beschermen en legt nadere procedures vast om klokkenluiders en gemelde personen te beschermen, met inbegrip van follow-up-regelingen voor verslagen door klokkenluiders en voor de bescherming van persoonsgegevens. De lidstaten hadden tot en met 3 juli 2016 de tijd om deze voorschriften in nationaal recht om te zetten. Aangezien een aantal lidstaten, waaronder België, de oorspronkelijke termijn niet hebben gehaald, is hun in september 2016 een aanmaningsbrief toegestuurd. Aangezien de Commissie niet op de hoogte is gebracht van een omzetting van de voorschriften in nationale wetgeving, stuurt zij de Belgische autoriteiten een met redenen omkleed advies met het verzoek de nationale wetgeving met betrekking tot klokkenluiders in overeenstemming met het EU-recht te brengen. Als België zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Commissie verzoekt CYPRUS, KROATIË, LUXEMBURG, NEDERLAND, PORTUGAL en SPANJE voorschriften inzake betaalrekeningen toe te passen

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje formeel te verzoeken om kennisgeving van de volledige omzetting van de richtlijn betaalrekeningen (Richtlijn 2014/92/EU). Uit hoofde van die richtlijn hebben alle legale EU-inwoners recht op een elementaire betaalrekening tegen een redelijke vergoeding, ongeacht hun woonplaats. De richtlijn vergroot ook de transparantie van de voor betaalrekeningen aangerekende vergoedingen en maakt het gemakkelijker om te vergelijken en over te stappen. Tot op vandaag hebben bovengenoemde lidstaten de richtlijn nog niet in nationaal recht omgezet, hoewel zij dat uiterlijk op 18 september 2016 hadden moeten doen. Daarom stuurt de Commissie de betrokken lidstaten een met redenen omkleed advies met het verzoek hun nationale wetgeving in overeenstemming met het EU-recht te brengen. Als zij hun verplichtingen niet binnen twee maanden nakomen, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Commissie verzoekt ROEMENIË en SPANJE om uitvoering van nieuwe voorschriften inzake het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties

In de nasleep van de financiële crisis werden in 2012 voorschriften inzake de centrale clearing van derivaten vastgesteld, als onderdeel van de mondiale inspanningen om de systeemrisico's voor de financiële stabiliteit te beperken. Daartoe heeft de EU ook haar financiële voorschriften gewijzigd, met het oog op een verdere beperking van de risico's die gepaard gaan met de insolventie van transactiedeelnemers zoals bedoeld in de richtlijn betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties (Richtlijn 98/26/EG). Meer in het bijzonder biedt de (bij Verordening (EU) nr. 648/2012) gewijzigde richtlijn betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties bescherming aan systeemexploitanten die een zakelijke zekerheid hebben verstrekt aan een andere systeemexploitant en beoogt zij de financiële stabiliteit van de financiële markten, de grensoverschrijdende zakelijke activiteiten en het concurrentievermogen te bevorderen. Roemenië en Spanje hebben de Commissie nog niet in kennis gesteld van de maatregelen die zij nemen om deze specifieke wijziging toe te passen, hoewel deze voorschriften uiterlijk op 17 augustus 2014 door alle lidstaten moesten zijn omgezet. Aangezien Roemenië en Spanje de oorspronkelijke termijn niet hebben gehaald, is hun in september 2016 een aanmaningsbrief toegestuurd. Daarom stuurt de Commissie Roemenië en Spanje nu een met redenen omkleed advies met het verzoek hun nationale wetgeving in overeenstemming met het EU-recht te brengen. Als zij hun verplichtingen niet binnen twee maanden nakomen, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

  • 5. 
    Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

(meer informatie: Lucia Caudet - tel. +32 229-56182, Mirna Talko - tel. +32 229-87278)

Verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Unie

Diensten: Commissie daagt GRIEKENLAND voor Hof van Justitie in verband met beperkingen ter zake van mediationdiensten

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Griekenland voor het Hof van Justitie van de EU te dagen op grond dat de Griekse wettelijke regeling die geldt voor dienstverleners op het gebied van mediationopleidingen en voor de erkenning van de in andere EU-lidstaten verworven beroepskwalificaties van mediators in strijd is met het EU-recht. Mediation is een proces waarbij twee of meer partijen hun geschil met de hulp van een mediator proberen bij te leggen. In Griekenland mogen de opleidingen voor toekomstige mediators alleen worden verzorgd door non-profitondernemingen die minstens door één Griekse orde van advocaten en één van de Griekse Kamers van Koophandel zijn opgericht. De Commissie is van mening dat dergelijke voorschriften inzake rechtsvorm en aandeelhoudersstructuur in strijd zijn met de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU) en de dienstenrichtlijn (artikel 15 van Richtlijn 2006/123/EG). Zij is ook van mening dat in Griekenland voor de erkenning van kwalificaties voor mediators die in andere EU-lidstaten zijn verworven, discriminerende en onevenredige voorwaarden gelden. Deze voorwaarden zijn onverenigbaar met de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU), het vrij verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU) en de richtlijn erkenning beroepskwalificaties (Richtlijn 2005/36/EG). Aangezien Griekenland niet de vereiste maatregelen heeft genomen om zijn wettelijke regeling in overeenstemming met de EU-voorschriften te brengen na het door de Commissie in februari 2016 verzonden met redenen omkleed advies, heeft de Commissie besloten deze lidstaat voor het Hof van Justitie van de EU te dagen.

Met redenen omklede adviezen

Postdiensten: Commissie verzoekt BELGIË beperkende vergunningsvoorwaarden te schrappen

De Europese Commissie heeft België vandaag een met redenen omkleed advies gestuurd met het verzoek beperkende vergunningsvoorwaarden in de postsector te schrappen, zoals dat binnen twee jaar nadat met de werkzaamheden is begonnen de postdistributie ten minste tweemaal per week moet zijn gegarandeerd, dat binnen de eerste vijf exploitatiejaren geleidelijk voor territoriale dekking moet worden gezorgd en dat overal in België een uniform tarief moet worden toegepast. Dergelijke vereisten vormen een onevenredige belemmering voor de vestiging van exploitanten van postdiensten op de interne markt en voldoen niet aan de EU-postdienstenrichtlijn (Richtlijn 97/67/EG als gewijzigd bij de Richtlijnen 2002/39/EG en 2008/6/EG). Met dit met redenen omkleed advies verzoekt de Commissie deze beperkende voorwaarden te schrappen. België heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Als het dat niet doet, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Elektrotechniek, elektronica en machinebouw: Commissie dringt bij drie lidstaten aan op omzetting van nieuwe voorschriften inzake markttoezicht

De Europese Commissie heeft Cyprus, Ierland en Portugal vandaag met redenen omklede adviezen gezonden met het verzoek de EU-richtlijnen op het gebied van elektrotechniek, elektronica en machinebouw om te zetten. De richtlijnen hebben als gemeenschappelijk doel het markttoezicht te verbeteren, doordat zij de mogelijkheid bieden niet-conforme producten op de EU-markt op te sporen. In het bijzonder verzoekt de Commissie: Ierland en Portugal om omzetting van de richtlijn liften en veiligheidscomponenten voor liften (Richtlijn 2014/33/EU), die de vereisten bevat waaraan moet worden voldaan om liften en veiligheidscomponenten voor liften op de EU-markt te brengen en tegelijkertijd te zorgen voor een hoog niveau van veiligheid voor de gebruikers en voor het onderhoudspersoneel van liften; Portugal om omzetting van de richtlijn drukapparatuur (Richtlijn 2014/68/EU), die van toepassing is op een breed scala aan industriële apparatuur, waaronder compressors en warmtewisselaars, maar ook op consumentenproducten zoals brandblussers en snelkookpannen; en Cyprus om omzetting van de richtlijn elektromagnetische compatibiliteit (Richtlijn 2014/30/EU) en de laagspanningsrichtlijn (Richtlijn 2014/35/EU). Eerstbedoelde richtlijn waarborgt dat elektrische en elektronische apparatuur geen elektromagnetische verstoringen veroorzaakt of daardoor wordt beïnvloed; de laatstbedoelde richtlijn bevat de essentiële veiligheidseisen voor elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen, zoals huishoudelijke apparaten, kabels en elektrische voedingseenheden. De Commissie brengt vandaag de met redenen omklede adviezen uit omdat de drie betrokken lidstaten deze richtlijnen nog niet in nationaal recht hebben omgezet. Dat had uiterlijk op 19 april 2016 moeten gebeuren, met uitzondering van de richtlijn drukapparatuur, die uiterlijk op 18 juli 2016 had moeten zijn omgezet. De drie betrokken lidstaten hebben nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de volledige omzetting van de richtlijnen; anders kan de Commissie deze lidstaten voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Vrij verkeer van goederen: Commissie verzoekt ROEMENIË beperkingen inzake installatie van LPG-tankpunten op te heffen

De Commissie heeft Roemenië vandaag een met redenen omkleed advies gezonden met het verzoek om maatregelen te nemen die het mogelijk maken LPG-tankpunten te installeren waar motorvoertuigen LPG kunnen tanken en gascilinders voor huishoudelijk gebruik kunnen worden gevuld. Momenteel stelt de Roemeense wettelijke regeling voorwaarden voor de installatie van nieuwe LPG-tankpunten, ook als die in een andere lidstaat rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel zijn gebracht. Roemenië heeft ook niet de voor de installatie van nieuwe LPG-tankpunten vereiste technische voorschriften en regels inzake brandveiligheidsattesten vastgesteld. De Commissie verstuurt het met redenen omkleed advies omdat deze situatie feitelijk de installatie en de grensoverschrijdende verkoop van LPG-tankpunten belet, wat in strijd is met de bepalingen van het Verdrag inzake het vrij verkeer van goederen (artikelen 34-36). Roemenië heeft nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om deze situatie te verhelpen. Anders kan de Commissie deze lidstaat voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

  • 6. 
    Mobiliteit en vervoer

(meer informatie: Anna-Kaisa Itkonen- tel. +32 229-56186, Alexis Perier - tel. +32 229-69143)

Verwijzingen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie

Zeevervoer: Commissie daagt PORTUGAL voor Hof wegens niet-nakoming van verplichtingen als vlaggenstaat

De Europese Commissie heeft vandaag besloten Portugal voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat het zijn verplichtingen als vlaggenstaat[*] niet nakomt. De Commissie heeft bij het Hof twee afzonderlijke zaken aanhangig gemaakt: een eerste betreffende de vlaggenstaatverplichtingen en een tweede betreffende de controle- en rapportageactiviteiten van zijn erkende organisaties. Wat de vlaggenstaatverplichtingen betreft, heeft Portugal niet voldaan aan zijn verplichtingen om een systeem voor het kwaliteitsbeheer van de operationele delen van de vlaggenstaatgerelateerde activiteiten van zijn instanties te ontwikkelen, te implementeren en in stand te houden; dat systeem moet worden gecertificeerd overeenkomstig de toepasselijke internationale kwaliteitsnormen (artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2009/21/EG). Volgens deze richtlijn moest het gecertificeerde kwaliteitsbeheerssysteem uiterlijk in juni 2012 zijn ingesteld. Tot op heden heeft Portugal dat niet gedaan. Wat de controle- en rapportageactiviteiten betreft, is Portugal zijn desbetreffende verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/15/EG niet nagekomen. De richtlijn bepaalt dat de lidstaten de namens hen optredende erkende organisaties moeten controleren die nagaan of de schepen aan internationale maritieme verdragen voldoen. Elke lidstaat moet de andere lidstaten en de Commissie om de twee jaar een verslag over de resultaten van dergelijke controlewerkzaamheden voorleggen. Portugal heeft echter voor de zes door hem erkende organisaties niet dergelijke verslagen voorgelegd. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Aanmaningsbrieven

Wegvervoer: Commissie treedt op tegen OOSTENRIJKSE minimumloonwetgeving

De Europese Commissie heeft vandaag tegen Oostenrijk een inbreukprocedure ingeleid betreffende de toepassing van de Oostenrijkse wet ter bestrijding van loondumping en sociale dumping (Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz) op de wegvervoersector. De Commissie is van mening dat deze praktijk de interne markt van de EU onevenredig beperkt. De Commissie, die zich volledig achter het beginsel van nationale minimumlonen schaart, is van mening dat de toepassing van de Oostenrijkse wettelijke regeling op alle internationale vervoersactiviteiten die met lossen en/of laden op het Oostenrijkse grondgebied gepaard gaan, het vrij verrichten van diensten en het vrij verkeer van goederen op onevenredige wijze beperkt. In het bijzonder kan naar de mening van de Commissie niet worden gerechtvaardigd dat de Oostenrijkse maatregelen worden toegepast op internationale vervoersactiviteiten die geen voldoende band met Oostenrijk hebben, omdat dit een onevenredig zware administratieve belasting meebrengt die eraan in de weg staat dat de interne markt naar behoren functioneert. Volgens haar zijn er evenredigere maatregelen beschikbaar om de sociale bescherming van werknemers en een eerlijke mededinging te waarborgen, terwijl tevens het vrij verkeer van diensten en goederen mogelijk blijft. Na een uitwisseling van informatie met de Oostenrijkse autoriteiten en een grondige juridische toetsing van de Oostenrijkse maatregelen, heeft de Commissie derhalve vandaag besloten Oostenrijk een aanmaningsbrief te sturen. Dit is de eerste stap in de inbreukprocedure. De Oostenrijkse autoriteiten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten die de Commissie in de aanmaningsbrief heeft aangevoerd. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Wegvervoer: Commissie verzoekt LUXEMBURG, POLEN en PORTUGAL nationaal elektronisch register aan te leggen

De Europese Commissie heeft Luxemburg, Polen en Portugal vandaag verzocht te voldoen aan de arresten van het Hof van Justitie van de EU betreffende de goede werking van de interne markt voor wegvervoer. In drie arresten uit 2016[†] heeft het Hof vastgesteld dat deze lidstaten het EU-recht (Verordening (EG) nr. 1071/2009) schenden door geen nationaal elektronisch register van wegvervoerondernemingen te hebben aangelegd en geen koppeling daarvan met de registers van de andere lidstaten tot stand te hebben gebracht. Nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen zijn databanken die bepaalde informatie (bijvoorbeeld naam, adres en aantal voertuigen) bevatten over alle ondernemingen die van een lidstaat de toelating hebben gekregen om commerciële activiteiten uit te voeren. Overeenkomstig het EU-recht moeten deze nationale registers onderling worden gekoppeld teneinde een Europees register van wegvervoerondernemingen (ERRU, European Register of Road Transport Undertakings) aan te leggen. Dit EU-wijde register maakt een betere informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en een betere handhaving van de bestaande wetgeving, met inbegrip van het sociaal acquis, mogelijk. Dankzij het register wordt gewaarborgd dat overtreders die strafbare feiten plegen in het buitenland, in kaart kunnen worden gebracht. Zo wordt de interne vervoersmarkt beter en sociaal rechtvaardiger. Luxemburg, Polen en Portugal leven de arresten van het Hof niet na, aangezien zij nog altijd geen nationaal register hebben aangelegd en gekoppeld. Met een aanmaningsbrief uit hoofde van artikel 260, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) verzoekt de Commissie deze lidstaten vandaag spoedig de desbetreffende maatregelen te nemen. De Luxemburgse, de Poolse en de Portugese autoriteiten hebben nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zij hebben genomen om ervoor te zorgen dat de desbetreffende arresten worden nageleefd. Als zij dit niet doen, kan de Commissie de zaak voor het Hof brengen, en daarbij het bedrag vermelden van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Met redenen omklede adviezen

Spoorwegvervoer: Commissie verzoekt OOSTENRIJK om correcte omzetting van EU-wetgeving inzake certificering van machinisten

De Europese Commissie heeft Oostenrijk vandaag een met redenen omkleed advies gestuurd omdat het de Europese voorschriften inzake de certificering van machinisten (Richtlijn 2007/59/EG) niet correct heeft omgezet. De Commissie heeft een aantal tekortkomingen bij de uitvoering van de richtlijn vastgesteld. Om te beginnen is de in Oostenrijk bevoegde autoriteit, die bijvoorbeeld belast is met de afgifte van vergunningen aan machinisten, niet tevens de voor de veiligheid verantwoordelijke autoriteit, zoals de richtlijn vereist. Voorts is de Commissie bezorgd over de omvang en de frequentie van de medische keuringen die machinisten moeten ondergaan om een vergunning te kunnen behouden. De inbreukprocedure is in november 2015 door de Commissie ingeleid. Als Oostenrijk niet binnen twee maanden een bevredigend antwoord verstrekt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.

Spoorwegvervoer: Commissie verzoekt DUITSLAND om volledige omzetting van EU-wetgeving inzake spoorweginteroperabiliteit

De Commissie heeft Duitsland verzocht zijn nationale voorschriften in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving inzake spoorweginteroperabiliteit (Richtlijn 2008/57/EG). Het verzoek heeft in het bijzonder betrekking op de omstandigheid dat de vereisten inzake interoperabiliteit niet voor de regionale vervoersnetwerken gelden en op de verplichtingen die de infrastructuurbeheerder jegens de aanvrager heeft ingeval verdere controles nodig mochten zijn. De EU-wetgeving inzake spoorweginteroperabiliteit heeft tot doel ervoor te zorgen dat de verschillende infrastructuren, het verschillende rollende materieel alsmede de verschillende seinapparatuur en andere subsystemen van het Europese spoorwegsysteem compatibel zijn, het grensoverschrijdend spoorverkeer te vergemakkelijken en de spoorwegen in staat te stellen beter met andere vervoersvormen te concurreren. De lidstaten hadden tot 19 juli 2010 de tijd om deze richtlijn om te zetten, en de correcte uitvoering ervan blijft verplicht op grond van het onlangs goedgekeurde vierde spoorwegpakket. Het verzoek van vandaag wordt gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies, nadat in februari 2016 de inbreukprocedure was ingeleid. Als Duitsland zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.

Zeevervoer: Commissie verzoekt BELGIË en IERLAND om correcte omzetting van wetgeving op gebied van maritieme veiligheid

De Commissie heeft België en Ierland vandaag verzocht om correcte omzetting van de EU-wetgeving tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector (Richtlijn 2009/18/EG). Wat België betreft, is de Belgische Federale Instantie voor Onderzoek van Scheepvaartongevallen nog niet operationeel en beschikt zij niet over personeel. België heeft de richtlijn dus niet correct omgezet. Wat Ierland betreft, bestaat er bij de Commissie aanleiding tot bezorgdheid in verband met de onafhankelijkheid van de leden van de Onderzoekcommissie voor maritieme incidenten (MCIB) die is opgericht. De Belgische en Ierse autoriteiten hebben nu twee maanden de tijd om te reageren op de argumenten die de Commissie heeft aangevoerd; anders kan de Commissie deze lidstaten voor het Hof van Justitie van de EU dagen.

Maritieme veiligheid: Commissie verzoekt IERLAND, ITALIË en ROEMENIË om omzetting van voorschriften inzake uitrusting van zeeschepen

De Commissie heeft bij Ierland, Italië en Roemenië aangedrongen op volledige omzetting van de EU-voorschriften inzake uitrusting van zeeschepen (Richtlijn 2014/90/EU). De voornaamste doelstelling van de richtlijn is de veiligheid op zee te verbeteren en de verontreiniging van de zee te voorkomen door de uniforme toepassing van de relevante internationale instrumenten. Zij heeft betrekking op uitrusting die aan boord van EU-schepen is geplaatst en waarborgt het vrije verkeer van dergelijke uitrusting binnen de EU. De richtlijn had uiterlijk op 18 september 2016 moeten zijn omgezet. Ierland, Italië en Roemenië hebben de Commissie nog niet in kennis gesteld van maatregelen tot omzetting van de richtlijn in nationaal recht. Daarom heeft de Commissie vandaag besloten met redenen omklede adviezen aan deze lidstaten te richten. Zij hebben nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om hun nationale wettelijke regeling in overeenstemming met het EU-recht te brengen; als zij dat niet doen, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Spoorwegvervoer: Commissie verzoekt BELGIË, DUITSLAND, OOSTENRIJK en SLOVENIË om omzetting van voorschriften inzake taalvereisten

De Commissie heeft België, Duitsland, Oostenrijk en Slovenië verzocht om volledige omzetting van de EU-voorschriften met betrekking tot de taalvereisten voor machinisten. Deze voorschriften zijn opgenomen in Richtlijn (EU) 2016/882 van de Commissie, waarbij de bestaande bepalingen inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de EU besturen (Richtlijn 2007/59/EG) zijn gewijzigd. De richtlijn zorgt voor meer flexibiliteit doordat zij de mogelijkheid biedt om machinisten die tot het eerste grensstation van een naburige lidstaat rijden vrij te stellen van de vereisten inzake een bepaald taalniveau. De voorwaarden hiervoor zijn dat alle aanvragers van een vrijstelling gelijk worden behandeld, de procedure transparant is en er geen negatieve gevolgen voor de veiligheid zijn. Hoewel de Commissierichtlijn uiterlijk op 1 juli 2016 had moeten zijn omgezet, hebben België, Duitsland, Oostenrijk en Slovenië de Commissie nog niet in kennis gesteld van maatregelen tot omzetting ervan in nationaal recht. Daarom heeft de Commissie vandaag besloten met redenen omklede adviezen aan deze lidstaten te richten. Zij hebben nu twee maanden de tijd om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die zijn genomen om hun nationale wettelijke regeling in overeenstemming met het EU-recht te brengen; als zij dat niet doen, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

Spoorwegvervoer: Commissie verzoekt VK eenvormige regels met betrekking tot overeenkomst inzake gebruik van infrastructuur bij internationaal spoorwegvervoer vast te stellen

De Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om toepassing van de aansprakelijkheidsregels in overeenkomsten tussen infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen die zijn neergelegd in (aanhangsel E) van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF). Alle EU-lidstaten die over spoorwegen beschikken, zijn partij bij het COTIF, dat het internationale spoorwegvervoer regelt. Aangezien het VK de regels in aanhangsel E niet toepast, kan het zijn stemrechten ter zake van daarmee verband houdende vraagstukken in de besluitvormingsorganen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) niet uitoefenen. Het is duidelijk in het belang van de EU dat alle aanhangsels van het COTIF, inclusief het aanhangsel waarom het hier gaat, verenigbaar blijven met het EU-recht en de EU is aangewezen op de steun van al haar lidstaten om ervoor te zorgen dat dit zo blijft. Als het VK zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.

  • 7. 
    Justitie, consumentenzaken en gendergelijkheid

(meer informatie: Christian Wigand - tel. +32 229-62253, Melanie Voin - tel. +32 229-58659)

Met redenen omklede adviezen

Commissie verzoekt GRIEKENLAND om omzetting van EU-richtlijn betreffende rechten van slachtoffers

De Commissie dringt er bij Griekenland op aan de EU-richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (Richtlijn 2012/29/EU) om te zetten. De richtlijn kent de slachtoffers van strafbare feiten in alle lidstaten een duidelijk recht op informatie, bescherming en toegang tot hulporganisaties toe. De slachtoffers hebben op grond van de richtlijn het recht om aan de procedure deel te nemen als zij dat wensen en worden geholpen om de terechtzitting bij te wonen. Deze richtlijn zorgt er tevens voor dat kwetsbare slachtoffers (zoals kinderen, slachtoffers van verkrachting of personen met een handicap) als zodanig worden erkend en passende bescherming krijgen. Ieder jaar wordt in de EU naar schatting één op de zeven personen slachtoffer van een strafbaar feit. De richtlijn slachtofferrechten had uiterlijk op 16 november 2015 in nationaal recht moeten zijn omgezet. Griekenland heeft de Commissie geen kennis gegeven van nationale wettelijke voorschriften tot omzetting van deze EU-richtlijn. Op grond daarvan verzoekt de Commissie de Griekse autoriteiten officieel om maatregelen en heeft zij derhalve besloten een met redenen omkleed advies te sturen. Als Griekenland zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU.

Non-discriminatie op het werk: Commissie verzoekt HONGARIJE richtlijn moederschapsverlof volledig om te zetten

De Commissie heeft Hongarije verzocht het EU-recht inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (Richtlijn 2006/54/EG (richtlijn gelijke behandeling)) en de richtlijn moederschapsverlof (Richtlijn 92/85/EEG van de Raad) correct en volledig om te zetten. Overeenkomstig de richtlijn gelijke behandeling kunnen EU-landen slechts onder strikte voorwaarden verschillen in behandeling op basis van een kenmerk dat verband houdt met het geslacht toestaan. De Hongaarse wetgeving voorziet echter in een uitzondering op het verbod van discriminatie op grond van geslacht die veel ruimer is dan wat op grond van deze richtlijn wordt toegestaan. Daarnaast hebben werkgevers overeenkomstig de richtlijn moederschapsverlof de plicht om de arbeidsomstandigheden van werkneemsters tijdens zwangerschap en lactatie aan te passen teneinde risico's voor hun gezondheid of veiligheid te vermijden. Deze verplichting is echter niet op een duidelijke en alomvattende wijze opgenomen in de Hongaarse wetgeving. De Commissie heeft Hongarije hierover in september 2016 een aanmaningsbrief gestuurd. Het antwoord van Hongarije op de aanmaningsbrief was niet van dien aard dat het deze twee kwesties kon verhelpen. De Commissie heeft daarom besloten Hongarije een met redenen omkleed advies te sturen. Als de Hongaarse autoriteiten hun verplichtingen niet binnen twee maanden nakomen, kan de Commissie de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU.

  • 8. 
    Belastingen en douane-unie

(meer informatie: Vanessa Mock - tel. +32 229-56194, Patrick Mc Cullough - tel. +32 229-87183)

Verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Unie

Belastingen: Commissie daagt ITALIË voor Hof van Justitie in verband met accijnsverlagingen voor benzine en diesel

De Europese Commissie heeft besloten Italië voor het Hof van Justitie van de EU te dagen omdat het nationale accijnstarief voor benzine en diesel niet wordt toegepast bij verkoop aan automobilisten die ingezetene zijn van de regio Friuli Venezia Giulia. Momenteel krijgen die automobilisten van de Italiaanse overheid een korting op de prijs van motorbrandstoffen. Volgens de Commissie gaat het hierbij om een verlaging van de accijns op als motorbrandstof gebruikte diesel en benzine, die een belemmering vormt voor de goede werking van de interne markt van de EU en in strijd is met de EU-voorschriften. De EU-voorschriften inzake energiebelasting (de energiebelastingrichtlijn, Richtlijn 2003/96/EG van de Raad) voorzien in minimumbelastingniveaus voor energieproducten. Aanzienlijke verschillen in nationale accijnsniveaus zouden de goede werking van de interne markt in gevaar kunnen brengen en tot "tanktoerisme" kunnen leiden. De lidstaten mogen alleen gedifferentieerde nationale accijnstarieven voor dezelfde producten toepassen wanneer de energiebelastingrichtlijn dat uitdrukkelijk toestaat. Regionale kortingen op de prijs, zoals die welke door Italië worden toegekend, zijn op grond van de energiebelastingrichtlijn niet toegestaan en zijn in strijd met het EU-recht. Zie voor meer informatie het volledige persbericht.

Afsluitingen

Belastingen: Commissie beëindigt met succes procedures tegen GRIEKENLAND en SLOWAKIJE ter bescherming van consumenten die hun auto in andere lidstaat kopen

De Commissie heeft vandaag inbreukprocedures tegen Griekenland en Slowakije afgesloten. De inbreukprocedure tegen Slowakije was oorspronkelijk ingeleid omdat in het kader van de Slowaakse motorvoertuigregistratiebelasting geen rekening werd gehouden met de werkelijke waarde van in andere lidstaten gekochte tweedehands voertuigen. Als gevolg daarvan betaalden de burgers over dergelijke auto's meer belasting dan over tweedehands voertuigen die in Slowakije werden gekocht. Na stappen van de Commissie heeft Slowakije in februari 2017 zijn wettelijke regelgeving aangepast, zodat over in andere lidstaten gekochte tweedehands voertuigen minder belasting verschuldigd is. De inbreukprocedure tegen Griekenland was oorspronkelijk ingeleid om te waarborgen dat op correcte wijze uitvoering werd gegeven aan een door het Hof van Justitie van de EU gewezen arrest betreffende motorvoertuigregistratiebelasting (zaak C-66/15, Commissie/Griekenland). Volgens het Hof was het innen van het volledige bedrag aan registratiebelasting over een voertuig dat door een Griekse ingezetene werd gehuurd of geleased bij een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, zonder dat rekening werd gehouden met de werkelijke duur van de autoleasing, in strijd met het EU-recht. Naar aanleiding van dit arrest heeft Griekenland zijn wettelijke regeling aangepast om te voorzien in een registratiebelasting op auto's op basis van de werkelijke duur van de leaseovereenkomst.

[*]De vlaggenstaat van een vaartuig is de staat volgens de wetgeving waarvan het vaartuig is geregistreerd of een vergunning heeft.

[†]Luxemburg: Arrest van 1 december 2016 (zaak C-152/16)

Polen: Arrest van 5 oktober 2016 (zaak C-23/16)

Portugal: Arrest van 5 oktober 2016 (zaak C-583/15)

MEMO/17/1045

 

Contactpersoon voor de pers:

Voor het publiek: Europe Direct per telefoon 00 800 67 89 10 11 of e-mail