Memorie van antwoord - Aanpassing en vernummering van bepalingen over onderwijs in de Grondwet
Inhoudsopgave van deze pagina:
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1982-1983 Nr. 45b
17450
Aanpassing en vernummering van bepalingen over onderwijs in de Grondwet MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 27 december 1982
De leden van de C.D.A.-fractie verklaarden zich te kunnen verenigen met de redactionele aanpassingen in de grondwetsbepaling over onderwijs, evenals met de toevoeging van de woorden «of levensovertuiging» in het derde lid van die bepaling. Wij bevestigen, dat ook naar ons oordeel zin en strekking van het grondwetsartikel door deze aanpassingswetgeving ongewijzigd blijven. Dit houdt tevens in, dat aan deze zin en strekking geen afbreuk wordt gedaan door andere artikelen uit het eerste hoofdstuk van de herziene Grondwet. Wij namen er kennis van, dat de leden van de C.D.A.-fractie het betreurden, dat in de Tweede Kamer het amendement-Van der Sanden over de plaats van het onderwijsartikel in hoofdstuk 1 is verworpen. In verband met het bijeenbrengen van de bepalingen over grondrechten in het eerste hoofdstuk van de herziene Grondwet achten wij het van belang, dat ook het onderwijsartikel in dit hoofdstuk zal worden opgenomen. Met het oog daarop menen wij, dat in de considerans van het onderhavige wetsontwerp ten aanzien van de bepalingen over onderwijs terecht is gesproken over «de juiste plaats in de herziene Grondwet». De vraag die zich dan vervolgens voordoet, te weten de keuze voor de plaats van het onderwijsartikel binnen dit eerste hoofdstuk, achten wij niet van principiële aard. Zoals reeds eerder van regeringszijde is uitgesproken in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer (17450, nr. 5, blz. 4), gaat het bij deze plaatsbepaling om een kwestie van appreciatie. Praktische overwegingen pleiten naar onze opvatting voor plaatsing van het artikel aan het slot van het eerste hoofdstuk. Wij zijn daarbij van mening dat aan de plaats van het onderwijsartikel geen betekenis voor de interpretatie daarvan in de toekomst kan worden ontleend. Volgens afspraken tussen de huidige bewindslieden van Onderwijs en Wetenschappen over hun onderlinge taakverdeling, zal in het vervolg wetgeving met betrekking tot het onderwijsartikel in de Grondwet onder de directe verantwoordelijkheid van de minister vallen. Om die reden is deze memorie ondertekend door de minister van Onderwijs en Wetenschappen.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, R. F. M. Lubbers De Minister van Binnenlandse Zaken, J. G. Rietkerk De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17450, nr. 45b