Koninklijke boodschap - Verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake uitzonderingstoestanden

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Tekst

Nr. 2

ONTWERP VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 678) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake uitzonderingstoestanden in overweging te nemen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet ondergaat de in de artikelen II-IV, omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

In een in de Grondwet op te nemen hoofdstuk 5, Wetgeving en bestuur, par. 2, Overige bepalingen, wordt het volgende opgenomen:

Tweede Kamer, zitting 1981, 16919, nrs. 1-3

Artikel 5.2.6

  • De wet bepaalt in welke gevallen ter handhaving van de uit-of inwendige veiligheid bij koninklijk besluit een door de wet als zodanig aan te wijzen uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd; zij regelt de gevolgen. 2. Daarbij kan worden afgeweken van de grondwetsbepalingen inzake de bevoegdheden van de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen, van de grondrechten geregeld in de artikelen 1.6, voorzover dit de uitoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen van het in dit artikel omschreven recht betreft, 1.7, 1.8, 1.9,1.11, tweede lid en 1.12, alsmede van artikel 6.2, eerste en derde lid. 3. Terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts, zolang deze niet bij koninklijk besluit is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen beslissen de Staten-Generaal omtrent het voortduren daarvan; zij beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

ARTIKEL III

Aan de Grondwet worden de volgende additionele artikelen toegevoegd:

Artikel A 5.2.6.1

Artikel 201, vierde lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 blijft gedurende vijfjaren of een bij of krachtens de wet te bepalen kortere termijn van kracht.

Artikel A 5.2.6.2

Bij wetten, als bedoeld in artikel 5.2.6., eerste lid, kan gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van dat artikel worden afgeweken van artikel 1.14, tweede lid.

ARTIKEL IV

De artikelen 201, vierde lid, 202 en 203 van de Grondwet vervallen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken,

De Staatssecretaris van Justitie,

De Minister van Defensie,

Tweede Kamer, zitting 1981, 16919, nrs. 1-3

 
 
 

2.

Meer informatie