Het Europees Parlement: politiek powerhouse of tandeloze tijger?

donderdag 23 mei 2019, analyse van Erwin de Pagter

Aan de verkiezingen voor het Europees Parlement worden in Nederland traditioneel weinig rode potloodjes versleten. Nooit is de opkomst in ons land hoger geweest dan 60%. Sinds de jaren ’90 is die zelfs resoluut onder de grens van 40% gedoken1. Een van de redenen waardoor weinig mensen warmlopen voor deze verkiezingen zou kunnen zijn dat de gewone Nederlander onvoldoende op de hoogte is van de functie van het Europees Parlement, en de rol die het speelt op het Europese toneel. De vraag die rijst, is wat de bevoegdheden van het Parlement eigenlijk zijn. En of deze de stembusgang toch niet de moeite waard maken.

Geschiedenis

In de beginjaren van de Europese Unie was het Parlement niet meer dan een adviserend orgaan voor de wetgevende Europese instituties. De zetels werden voornamelijk gevuld door nationale parlementariërs, die naast hun Kamerlidmaatschap ook nog ‘even’ Europa deden. Pas in 1979 vonden de eerste directe verkiezingen voor het Europees Parlement plaats. Een paar jaar eerder, in 1975, had het Parlement de bevoegdheid gekregen om de begroting van de Europese Gemeenschap te wijzigen dan wel te verwerpen. Het duurde tot 1986 voordat het Parlement in de Europese Akte i ook daadwerkelijk wetgevingsbevoegdheden kreeg.

Hoofdtaken

Het huidige Europees Parlement heeft drie belangrijke taken. Allereerst is het Parlement medewetgever. Dit betekent dat het samen met de Raad van de Europese Unie, waarin de lidstaten door hun ministers vertegenwoordigd worden, mag beslissen over wetsvoorstellen die door de Europese Commissie zijn opgesteld. Deze bevoegdheid geldt alleen binnen de gewone wetgevingsprocedure, die echter van toepassing is op ongeveer 90% van alle Europese wetgeving2. Op een aantal beleidsterreinen waar de lidstaten zelf de touwtjes in handen willen houden, zoals beleid aangaande belastingen of buitenlandse betrekkingen, heeft het Parlement slechts een adviserende taak en neemt de Raad de uiteindelijke beslissing. In dit geval spreken we van een bijzondere wetgevingsprocedure.

Ten tweede heeft het Parlement, zoals reeds genoemd, de bevoegdheid om de Europese begroting te wijzigen dan wel te verwerpen. Ook deze bevoegdheid deelt het met de Raad. In tegenstelling tot de gewone wetgevingsprocedure heeft hier echter het Parlement het laatste woord en kan het in theorie een begroting goedkeuren tegen de wil van de Raad3. Dat men zich deze bevoegdheid in Straatsburg niet ongelegen laat liggen werd recent nog eens duidelijk toen de conceptbegroting voor 2019 voor zoveel onenigheid tussen Parlement en Raad i zorgde dat de Commissie genoodzaakt was om met een nieuw voorstel op de proppen te komen.

De derde bevoegdheid van het Europees Parlement is het toezien op het werk van de Commissie. Dit gaat niet alleen om het controleren van de Commissie maar betreft ook haar aanstelling. Eurocommissarissen kunnen niet door de Europese Raad i benoemd worden voordat het Parlement zijn goedkeuring heeft gegeven.

Daarnaast is het Parlement bij machte de Commissie tot aftreden te dwingen. Hoewel nog nooit een motie van wantrouwen jegens de Commissie een meerderheid heeft behaald in het Parlement, voelde de Commissie-Santer i zich in 1999 gedwongen om af te treden nog voordat er een motie in stemming kon worden gebracht. Saillant detail in dit unieke geval was het feit dat de hele Commissie aftrad als gevolg van frauduleuze activiteiten van slechts enkele commissarissen4. Het Parlement kan dan ook (in ieder geval theoretisch) alleen de Commissie als geheel ontslaan en geen individuele leden.

Politieke vuist

Het Parlement heeft door de jaren heen steeds meer invloed gekregen op de Europese besluitvorming. Daarnaast probeert het ook steeds meer een vuist te maken in de Europese politieke arena. Zo dwong het Parlement in 2014 af dat één van haar zogenoemde Spitzenkandidaten i, de christendemocraat Jean-Claude Juncker, werd benoemd tot voorzitter van de Commissie. Dit gebeurde ondanks het feit dat de Europese Raad, die mede over deze voordracht gaat, niet onverdeeld enthousiast was en is over deze procedure.

De vraag is dan ook of het Parlement dit kunstje na de verkiezingen van aanstaande mei nog eens kan herhalen. Het betreft namelijk geen formele procedure in de zin dat deze verdragsmatig is vastgelegd. Ondertussen lopen wel heel wat Spitzenkandidaten zich warm voor de aankomende verkiezingen, onder wie onze eigen Frans Timmermans en Bas Eickhout.

Stembus

Hoewel de Europese lidstaten een aardige vinger in de pap hebben, heeft het Europees Parlement absoluut geen marginale rol in het besluitvormingsproces. Van een tandeloze tijger lijkt dus geen sprake. Daarnaast is het Parlement het enige direct democratisch gekozen orgaan binnen de institutionele inrichting van de EU. Recente ontwikkelingen rondom Europese wetgeving over online auteursrecht i en pulsvisserij hebben laten zien dat ook het Parlement duidelijk een stem heeft in dergelijke voor Nederland belangrijke dossiers. Wellicht is dat toch de moeite waard om voor naar de stembus te gaan.

Erwin de Pagter was als redacteur verbonden aan de website Europa-Nu.nl van PDC en is tegenwoordig actief voor het kenniscentrum Europa Decentraal.

--

1 Het gaat hier om de opkomstcijfers in Nederland. De opkomst binnen de gehele EU ligt gemiddeld hoger. Zie ook: http://www.europarl.europa.eu/elections2014- results/nl/country-results-nl-2014.html

2 Zie: Foster, N. (2017). Foster on EU Law. Oxford University Press, Sixth Edition (p. 59)

3 Hoewel het Europees Parlement in theorie het laatste woord heeft over de begroting heeft dit er nog nooit toe geleid dat het in praktijk de Raad heeft overruled. Wel geeft het duidelijk aan dat Parlement en Raad hier op gelijke voet staan. Zie ook: http://www.europarl.europa.eu/factsheets/nl/sheet/10/de-begrotingsprocedure

4 Er is wel degelijk een motie van wantrouwen tegen de Commissie-Santer ingediend. Toen deze met slechts een klein verschil van stemmen werd verworpen stelde het Parlement een onafhankelijk onderzoekscomité in. De harde conclusies van dit comité vormden voor de Commissie reden om af te treden voordat er een tweede motie van wantrouwen (die zeer waarschijnlijk wel een meerderheid zou halen) kon worden ingediend. Zie ook: https://www.cvce.eu/content/publication/2004/6/17/7380f95b1fb2-484d-a262-d870a0d5d74d/publishable_en.pdf