Constitutionele verankering EU-lidmaatschap (2019-2021)

De Tweede Kamerleden Kees Verhoeven i (D66) en Rob Jetten i (D66) dienden op 9 mei 2019 een wetsvoorstel in om het lidmaatschap van de Europese Unie in de Grondwet te verankeren.

Volgens D66 zou het voorstel recht doen aan 'het grote belang dat de EU heeft voor Nederland'. In veel Europese landen was het EU-lidmaatschap ten tijde van de indiening al wel opgenomen in de constitutie. In het voorstel zou een artikel 95a toegevoegd worden aan de Grondwet, aansluitend aan artikel 95 i dat gaat over internationale verdragen. Oorspronkelijk wilden de indieners het voorstel in artikel 90 en 91 borgen, maar na advies van de Raad van State werd dit aangepast.

Het wetsvoorstel werd op 25 februari 2021 door een grote meerderheid in eerste lezing i verworpen. Alleen de fracties van GroenLinks, 50PLUS en D66 stemden voor.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Het voorstel

In het wetsvoorstel werd na artikel 95 i, waarin de bekendmaking van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties geregeld is, een nieuw artikel ingevoegd:

 

Artikel 95a

  • 1. 
    Het Koninkrijk is lid van de Europese Unie.
  • 2. 
    De wet regelt de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij besluitvorming van de Europese Unie over wetgeving en verdragen.

De achtergrond van het voorstel is dat de indieners het lidmaatschap van de Europese Unie zo belangrijk vonden, dat het een plaats verdiende in de Nederlandse Grondwet.

Oorspronkelijk voorstel

In het oorspronkelijke voorstel was de bepaling over het lidmaatschap van de Europese Unie toegevoegd aan de bestaande tekst van artikel 90 en 91. Dit achtte de Raad van State in het advies over het voorstel echter niet logisch gezien de systematiek van de Grondwet. In Artikel 91 tot en met 95 worden regels gesteld over de totstandkoming, goedkeuring en werking van verdragen en de overdracht van bevoegdheden aan volkenrechtelijke organisaties. Het zou volgens de Raad passender zijn de specifieke bepaling over het lidmaatschap van de EU te plaatsen aan het slot van de bepalingen over de buitenlandse betrekkingen. Dat is naar aanleiding van het advies van de Raad van State gewijzigd door de indieners. Het oorspronkelijke voorstel zag er als volgt uit:

 

Artikel 90

  • 1. 
    De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.
  • 2. 
    Het Koninkrijk is lid van de Europese Unie.
  • 3. 
    Over het opzeggen van het lidmaatschap van de Europese Unie wordt geen besluit genomen zonder voorafgaande goedkeuring bij wet. Artikel 137 is van overeenkomstige toepassing.
  • 4. 
    De wet regelt de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij besluitvorming van de Europese Unie over wetgeving en verdragen.
 

Artikel 91 lid 3

  • 3. 
    Indien een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaken, kunnen de kamers, onverminderd artikel 90, derde lid, de goedkeuring alleen verlenen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

2.

Wetgevingsdossier

3.

Historische ontwikkeling

In het verleden zijn er meerdere ideeën geweest om het Nederlandse EU-lidmaatschap in de Grondwet te verankeren. Deze hebben echter niet in een Grondwetswijziging geresulteerd. Bij de behandeling van het Verdrag van Amsterdam (1999) i in de Tweede Kamer hield senator Erik Jurgens (PvdA) bijvoorbeeld een pleidooi voor de verankering van het EU-lidmaatschap in de Grondwet. Toenmalig premier Kok zegde daarop toe een Grondwetswijziging op dit punt te onderzoeken, maar dat leidde niet tot concrete resultaten.

Later stelde de Nationale Conventie in 2006 voor om het lidmaatschap van de Grondwet als een algemene bepaling toe te voegen aan het eerste hoofdstuk van de Grondwet. Dit heeft ook geen resultaten gehad.

Het voorstel van Verhoeven en Jetten uit 2019 had als directe aanleiding de Brexit. De indieners waren van mening dat er in de Nederlandse Grondwet een bepaling over het EU-lidmaatschap moest komen te staan, zodat ook een zware Grondwetsprocedure i nodig was om eventueel uit de EU te stappen.

In verschillende andere landen was het EU-lidmaatschap ten tijde van de indiening van dit wetsvoorstel wél neergelegd in de constitutie. Deze landen zijn: Duitsland, Frankrijk, België, Italië, Oostenrijk, Zweden, Finland, Letland, Litouwen, Spanje, Griekenland, Ierland, Portugal, Malta, Cyprus, Slowakije, Kroatië, Hongarije, Roemenië en Bulgarije.

Niet toevallig maakten Verhoeven en Jetten hun voorstel aanhangig op 9 mei 2019. Die dag staat namelijk internationaal bekend als 'Dag van Europa i'. Het voorstel strandde op 25 februari 2021 toen de Tweede Kamer er in eerste lezing over stemde. Alleen GroenLinks, 50PLUS en D66 stemden voor. De overige fracties waren veelal van mening dat een dergelijke bepaling niet in de Grondwet thuishoorde. Ook was er een klein aantal fracties dat de EU als zodanig kritisch benaderde, en daarom tegen het voorstel stemde.

4.

Meer informatie