Sociaaldemocratisch West-Europa: lessen uit Scandinavië?

maandag 26 april 2021, analyse van dhr Mathijs Rooduijn en dhr Douwe Roest i

Al jaren constateren wetenschap, media en maatschappij hetzelfde: de sociaaldemocratie is in crisis. Vooral in West-Europa hebben deze partijen het de afgelopen jaren zwaar: de PvdA is een schim van zijn vroegere zelf, de Franse Parti Socialiste is ineengestort, Labour presteert al jaren slecht tijdens verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk en de Duitse SPD verliest sinds 2005 bijna constant terrein. De Scandinavische sociaaldemocraten staan er nog grotendeels goed voor; in Denemarken, Zweden en Finland leiden deze partijen de regering. Kunnen hun evenbeelden in West-Europa leren van een werkbezoek aan Scandinavië?

De neergang van de oude sociaaldemocratische partijen, die decennialang de dienst uitmaakten op links komt niet uit de lucht vallen. Al sinds de jaren ‘80 voorspellen politicologen dat de krimpende arbeidersklasse de electorale kansen van de sociaaldemocratische partijen erodeert. Daarbij heeft een herwaardering van niet-materiële zaken in de postindustriële samenleving de politieke scheidslijnen opnieuw opgetekend, waardoor het electorale speelveld is veranderd.

In veel landen sloegen de sociaaldemocraten in de jaren ‘90 de zogenoemde ‘derde weg’ in. Met het idee dat ze met de tijd mee moesten gaan zochten deze partijen een middenweg tussen de sociaaldemocratie en het liberalisme, een ontwikkeling ooit beschreven door Wim Kok als “het afschudden van de ideologische veren.” Aanvankelijk leek dit succes te hebben in de jaren ‘90 met de verkiezingswinsten van New Labour onder Tony Blair in het VK, Bill Clinton in de VS en de SPD onder Gerard Schröder in Duitsland. In Nederland kreeg deze ‘middenweg’ misschien nog wel het meest symbolisch gestalte door middel van de samenwerking tussen de PvdA en de liberale VVD en D66 tijdens de kabinetten Kok I en II.

Maar zeker in het post-9/11 tijdperk houden linkse volkspartijen steeds moeilijker stand. Al lang worstelen de sociaaldemocratische partijen met de opkomst van sociaal-culturele thema’s als migratie. Volgens politicoloog Matthijs Rooduijn, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, komt dit doordat “door de dominantie van deze thema’s het voor sociaaldemocraten moeilijker geworden is om de oude achterban te verbinden: hoger opgeleide progressieve en kosmopolitische kiezers aan de ene kant en lager opgeleide conservatievere en nativistischere kiezers aan de andere kant”.

Hierom wordt het electorale verlies van de sociaaldemocraten in deze periode dan ook vaak gekoppeld aan de opkomst van radicaal-rechts; de arbeidersklasse zou wegens ontevredenheid over de migratiekoers zijn weggelopen. De afgelopen jaren heeft dit idee dat sociaaldemocraten zich strenger op migratie moeten opstellen weer een opleving gehad, grotendeels door het veronderstelde succes in Scandinavië. Vooral Denemarken trekt vaak de aandacht van media, wetenschap en sociaaldemocratische politici.[1] Na de winst van de anti-immigratie Deense Volkspartij (DPP) bij verkiezingen in 2015, kozen de sociaaldemocraten in Denemarken voor een streng migratiebeleid, waarna ze in 2019 de verkiezingen wonnen.[2] Ook in Zweden en Noorwegen schermen de Sociaaldemocraten in toenemende mate met dezelfde strategie, al zijn de positieveranderingen minder vergaand.[3] Is dit een voorbeeld van hoe West-Europese arbeiderspartijen over de brede linie stemmen terug kunnen winnen?

Daar lijkt het voorlopig niet op. Van de stemmers die in 2015 op de DPP (de Deense anti-migratie partij) stemde bijvoorbeeld maar 12% op de sociaaldemocraten (de rechtse regeringspartij Venstre ontving 17%). Van een massale overloop is dus geen sprake. Volgens de Nederlandse politicoloog Cas Mudde, is deze strategie dan ook geen model voor de andere Europese sociaaldemocraten, aangezien deze electorale logica gebaseerd is op verkeerde aannames.[4] In de praktijk is het electoraat van de rechts-radicale partijen niet merendeels afkomstig uit de oude arbeidersklasse en de achterban van de sociaaldemocraten. Integendeel, de kiezersstromen laten zien dat de oude sociaaldemocratische kiezers vaak breed zijn uitgewaaierd over het politieke spectrum. Rooduijn sluit zich aan bij deze stelling: “je kan moeilijk spreken van de oude arbeidersklasse terugwinnen als deze stemmers nooit massaal naar radicaal-rechts overgelopen zijn.”

Interessant is wel dat het linkse blok in Denemarken als geheel gegroeid is na de verkiezingen. De sociaaldemocraten bleven rond de 26% van de zetels hangen, wonnen kiezers van rechts, maar verloren kiezers aan andere linkse partijen. Volgens de Deense politicoloog Karina Kosiara-Pedersen is de uitkomst van de strategie van een strikt migratiebeleid omarmen, het neutraliseren van dit verkiezingsthema.[2] Hierdoor zouden andere thema’s zoals de economie en klimaat meer lucht krijgen, waardoor de linkse partijen zich beter kunnen profileren en dus beter presteren bij de verkiezingen.

Toch lijkt dit een onzekere en riskante strategie voor de West-Europese sociaaldemocraten. Zo benadrukt de Duitse politicoloog Tarik Abou-Chabi dat de Scandinavische sociaaldemocratische partijen een zeer stabiele positie hebben: de Zweedse sociaaldemocraten hebben sinds de oorlog geen verkiezing verloren.[2] Hun Europese zusterpartijen hebben echter vooral na de eurocrisis veel vertrouwen verloren en staan veelal op een dieptepunt. Als de andere linkse partijen hier niet in meegaan is de kans groot dat ze hun progressieve kiezers verliezen.

Daarnaast waarschuwt Rooduijn dat dit kan leiden tot “het legitimeren van radicaal-rechtse idealen en partijen.” Politicologisch onderzoek wijst uit dat wanneer middenpartijen naar rechts schuiven op het gebied van migratie, de populistische partijen juist stemmen winnen.[5] Ook valt te bezien of anti-immigratie-standpunten op lange termijn verenigbaar zijn met het sociaaldemocratisch gedachtegoed en de desastreuze effecten die intern verzet voor een partij kan hebben.

Wat de Scandinavische casus wel duidelijk laat zien is dat om winst te behalen de sociaaldemocraten zich duidelijk moeten onderscheiden en dit ook geloofwaardig moeten kunnen presenteren. Zo wisten de Finse sociaaldemocraten zich te herstellen van eerdere verliezen na een succesvolle ‘traditioneel linkse’ campagne tegen de besparingen en privatiseringen waarbij ze zich duidelijk afzetten tegen het beleid van de vorige conservatieve regering.

Dit geeft hoop voor linkse partijen. Want ook in Zuid-Europa hebben in recente jaren linkse bewegingen weer meer succes gehad. Denk aan Frankrijk onder Mélenchon of in Spanje waar een linkse coalitieregering van sociaaldemocraten en radicaal-links aan de macht is. Er lijkt dan ook geen algehele voor de hand liggende strategie voor het herstel voor electoraal herstel bij de sociaaldemocraten. Maar één ding is wel duidelijk volgens Rooduijn: “de crisis van de sociaaldemocratie is een crisis van de sociaaldemocratische partij en niet van het sociaaldemocratisch gedachtegoed”.

 

Matthijs Rooduijn is als politicoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Douwe Roest is stagair-redacteur en verbonden aan de redactie van het Montesquieu Instituut.

 

[1] Zie: https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2237309-wat-deed-pvda-leider-asscher-in-denemarken.html

[2] Voor meer informatie over de Deense verkiezingen van 2019 zie: https://www.economist.com/europe/2019/06/09/denmarks-social-democrats-beat-the-migrant-bashers-at-their-game

[3] Hagelund, A. (2020). After the refugee crisis: public discourse and policy change in Denmark, Norway and Sweden. Comparative Migration Studies, 8(1), 1-17.

https://comparativemigrationstudies.springeropen.com/articles/10.1186/s40878-019-0169-8

[4] Voor het hele artikel zie: https://www.theguardian.com/profile/cas-mudde

[5] Lees hier meer: https://democracy.blog.wzb.eu/2018/07/17/radical-right-success-and-mainstream-parties-anti-immigrant-policy-shifts/