Verkiezingsjaar 2021: Tweede Kamer veel actiever dan in dezelfde periode in 2017

maandag 27 september 2021, analyse van het Parlementair Documentatiecentrum (PDC)

De nieuwe Tweede Kamer toonde in het eerste half jaar van de huidige zittingsperiode veel meer activiteit dan in dezelfde periode in 2017. De parlementsleden dienden meer moties en amendementen in en stelden meer Kamervragen. Deze stijging is zo significant, dat zij zelfs spectaculair te noemen is.

PDC analyseerde de activiteiten van de Tweede Kamer uit twee perioden in de verkiezingsjaren 2017 en 2021: het gaat in beide jaren om de periode tussen 31 maart en 17 september. Uit die vergelijking blijkt dat het aantal moties meer dan twee keer zo groot is, het aantal Kamervragen groeide met een derde. De nieuwe Tweede Kamer maakt gretiger gebruik van de parlementaire rechten in de eerste fase dan de vorige Kamer.

Is dit het gevolg van profileringsdrang onder coalitiepartijen of neemt het parlement zijn controlerende taak serieuzer? Prof. Dr. Bert van den Braak, onderzoeker bij PDC en bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis, ziet in de coronacrisis een belangrijke oorzaak: ‘politiek gevoelig beleid resulteerde in meer plenaire debatten en dus ook meer parlementaire activiteit dan in 2017’.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Verdubbeling van het aantal moties

De verhoogde activiteit van de Tweede Kamer is terug te zien in het aantal ingediende moties. Waar er in 2017 779 moties ingediend werden, is dit aantal in 2021 ruimschoots verdubbeld naar 1.665. 125 van die moties kwamen op het conto van de SP en dat aantal werd door geen enkele andere partij geëvenaard.

De stijging in het aantal moties leidde tegelijkertijd niet tot effectiviteitsverlies van het middel. Integendeel zelfs. In 2021 werd meer dan de helft van de moties aangenomen, terwijl dit vier jaar eerder in 2017 ongeveer in een derde van de gevallen gebeurde. Deze ontwikkeling is niet vreemd wanneer je bedenkt dat het huidige demissionaire kabinet uit vier coalitiepartijen bestaat en aan het voorgaande kabinet slechts twee partijen deelnamen. Alle vier de coalitiepartijen willen zich op eigen wijze profileren en in coalitieverband worden moties eenvoudiger aangenomen. Dit is echter niet de gehele verklaring, aangezien maar 31 procent van de moties ingediend werd door een lid van een coalitiepartij.

Een andere verklaring voor de toename in het aantal moties is de toename in het aantal Tweede Kamerfracties. Na de verkiezingen van 2017 zetelden er dertien fracties in het parlement. De meest recente stembusgang leidde tot de toetreding van vier nieuwe fracties waardoor de hoeveelheid fracties steeg tot een recordhoogte van zeventien, waarna er bovendien al snel twee afsplitsingen waren. Dat resulteerde in negentien fracties. Iedere fractie wil immers zichtbaar zijn in de Kamer en het indienen van een motie is daar een populair middel voor.

De derde mogelijke verklaring voor de stijging van het aantal moties kan volgens Van den Braak gevonden worden in de activiteit van het kabinet. ‘De eerste periode van de nieuwe Tweede Kamer viel samen met de coronacrisis waardoor het demissionaire kabinet relatief veel beleid heeft moeten voeren. Dit politiek gevoelige beleid resulteerde in meer plenaire debatten en dus ook meer parlementaire activiteit dan in 2017.’

Tabel 1: aantallen ingediende moties tussen 31 maart en 17 september

Type/Jaartal

2017

2021

Ingediende moties

779

1.665

Ingediende moties oppositie

709

1.144

Ingediende moties coalitie

70

521

Aangenomen moties

276

865

Aangenomen moties oppositie

230

420

Aangenomen moties coalitie

46

445

Tabel 2: aantallen ingediende moties per partij tussen 31 maart en 17 september*

Politieke partij/Jaartal

2017

2021

SP

125

179

GL

122

107

PVV

97

118

PvdD

82

138

D66

69

144

CDA

68

142

VVD

51

124

DENK

43

156

50PLUS

39

5

CU

30

111

PvdA

19

94

SGP

19

67

FVD

15

57

BIJ1

-

49

BBB

-

49

JA21

-

39

Groep-Van Haga

-

38

Volt

-

25

Fractie-Den Haan

-

22

2.

Meer wetsvoorstellen en amendementen

Gedurende de eerste zes maanden van de zittingsperiode van de huidige Tweede Kamer werden 131 wetsvoorstellen ingediend. Dit aantal is hoger dan in dezelfde periode in 2017 toen er 105 wetsvoorstellen aangeboden werden. In het licht van deze stijging is het niet verwonderlijk dat ook het aantal amendementen toenam. Dat het aantal amendementen meer dan verdubbelde (van 62 in 2017 tot 130 in 2021) is echter wel opvallend en is een disproportionele stijging ten opzichte van het aantal wetsvoorstellen.

De toename in amendementen is zowel afkomstig van de oppositie- als de coalitiepartijen. Oppositiepartij SP diende opnieuw de meeste amendementen in. Het aandeel van de coalitiepartijen in de stijging is echter flink toegenomen: van 23 procent in 2017 tot 36 procent dit jaar. Dat vervolgens ook het aantal aangenomen amendementen steeg van 34 naar 46 procent is verklaarbaar gezien de meerderheidspositie van de coalitie in de Kamer.

Evenals bij de toename in het aantal (aangenomen) moties, kan ook de stijging van de hoeveelheid (aangenomen) amendementen mogelijk verklaard worden door de toegenomen profileringsdrang van de coalitiepartijen. Alle vier de partijen willen immers hun stempel drukken op het kabinetsbeleid en daarmee de wetgeving. Die profileringsdrang is het duidelijkst zichtbaar bij D66 en de ChristenUnie die beide meer amendementen indienden dan de VVD en het CDA.

Tabel 3: aantallen wetsvoorstellen en amendementen tussen 31 maart en 17 september

Type/Jaartal

2017

2021

Wetsvoorstellen

105

131

Ingediende amendementen

62

130

Ingediende amendementen oppositie

48

83

Ingediende amendementen coalitie

14

47

Aangenomen amendementen

21

60

Aangenomen amendementen oppositie

14

22

Aangenomen amendementen coalitie

7

38

3.

Meer Kamervragen

Het aantal Kamervragen steeg ten opzichte van het eerdere verkiezingsjaar ook flink. In de onderzochte periode in 2017 werden 991 Kamervragen gesteld en in 2021 was dit aantal toegenomen tot 1.299. Net als bij de eerdergenoemde graadmeters van activiteit van de Kamer, kan dit mogelijk toegeschreven worden aan de toename van het aantal fracties en de verhoogde activiteit van het kabinet.

Dat het merendeel van de Kamervragen afkomstig is van de oppositiepartijen is logisch. Zij zijn immers kritischer op het kabinet. Dit geldt in een perfect functionerend dualistisch systeem, waarbij er een strikte scheiding is tussen kabinet en parlement, ook voor de coalitiepartijen. In de praktijk wordt vaak gesteld dat er minder sprake is van dualisme in de relatie tussen coalitiepartijen en regering, omdat er vaak strikte afspraken gemaakt worden.

Het is dan ook opvallend te noemen dat het aandeel van de coalitiepartijen in het aantal Kamervragen sterk toegenomen is. Waar in 2017 nog negentien procent van de vragen afkomstig was van de coalitie, is dit in 2021 gestegen tot 45 procent. Voor de oppositiepartijen nam dit percentage af van 81 tot 55 procent. Zo stelden de coalitiepartijen VVD, D66 en CDA meer Kamervragen dan oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en de PVV.

Volgens Van den Braak kan dit een gevolg zijn van verhoogd dualistisch gedrag van coalitiefracties. ‘Meer dualisme betekent dat de coalitiepartijen onafhankelijker opereren van het kabinet. Dit zou een indirect gevolg van de toeslagenaffaire kunnen zijn die de roep om een nieuwe bestuurscultuur luider deed klinken.’

Tabel 4: aantallen Kamervragen tussen 31 maart en 17 september

Type/Jaartal

2017

2021

Kamervragen

991

1.299

Kamervragen oppositie

806

718

Kamervragen coalitie

185

581

 

De opgenomen cijfers maken onderdeel uit van het biografisch archief van PDC. Zowel op teksten als op de cijfers is het copyright van toepassing. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de redactie van Parlement.com, t.a.v. Prof. dr. Bert van den Braak, eindredacteur en onderzoeker bij PDC en bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel aan de Universiteit Maastricht.

E-mail: info@parlement.com