Was de affaire Khadija Arib een conflict om (politieke) competentie? (deel 2)
Dit commentaar is deel 2 van een tweeluik. Lees deel 1 hier.
We zagen in deel 1 dat, met uitzondering van onder meer onderzoekjournalisten van de Volkskrant, velen vonden dat de affaire Arib voortkwam uit onheus gedrag van de toenmalige Kamervoorzitter jegens ambtenaren van de Griffie. Er werd daarom ook niet dieper ingegaan op de (mogelijk negatief te waarderen) rol van deze (top)ambtenaren in deze zaak.
Ook een aantal commentatoren gingen van dit frame uit, zoals bijvoorbeeld Jesse Frederik, journalist bij De Correspondent. Hij gaat vanaf het begin van zijn stuk uit van een “betrekkelijk overzichtelijke personeelskwestie” die volgde uit de klachten van de anonieme briefschrijvers. Frederik bevestigt wel dat ook directeuren geklaagd hadden over de “negatieve leiderschapsstijl” van Arib, zoals Jan Willem Duijzer deed in zijn afscheidsbrief aan het Presidium van de Kamer in februari 2019. Frederik vermeldt ook dat in een van de anonieme brieven gewezen wordt op meerdere hoge ambtenaren van de Griffie die door toedoen van Arib waren vertrokken.
Vanuit de Kamercommissie voor de Werkwijze werd er tijdens een vergadering geklaagd over de beslissing van het Presidium om onderzoek naar Arib te laten doen. Die vergadering werd op 1 november 2022 gehouden. Frederik betwist dat die commissie formeel iets te zeggen zou hebben over arbeidsrechtelijke problemen bij de Griffie. Die vergadering ging echter juist over de vraag of de problemen wel arbeidsrechtelijk waren. Commissieleden vroegen zich af of de “maatschappelijke onrust” die deze zaak opriep, niet ertoe noopte het onderzoek stil te leggen en eerst antwoorden te krijgen op de vele vragen die leefden. Maar Frederik betitelde deze wens als een “politieke chicane” en beschreef de vergadering als een pandemonium. Er was echter helemaal geen verwarring: er was een verzoek om reflectie over wat voor een soort conflict het hier nu eigenlijk ging.
Werkgevers-werknemers conflict of competentiestrijd?
Het Presidium had de landsadvocaat Pels Rijcken eerder al gevraagd te adviseren over de vraag of de anonieme brieven tot “nadere stappen” aanleiding moest geven. In zijn advies bleek de landsadvocaat de affaire alleen als een conflict in de werkgevers-werknemerssfeer te interpreteren en concludeerde dat de Tweede Kamer als werkgever wettelijk verplicht was zorg te dragen voor een veilig werkklimaat. De landsadvocaat heeft zich dus kennelijk ook niet afgevraagd of dit conflict voortkwam uit een politieke competentiestrijd (topambtenaren die meenden autonoom hun werkzaamheden rond het Presidium te kunnen inrichten).
Het onderzoek naar het bestaan van een “onveilige werksituatie” op de Griffie, veroorzaakt door Arib, ging gewoon door. Uit de offerte van het onderzoekbureau bleek ook dat het onderzoeksbureau Hoffmann zich tijdens het onderzoek welwillend naar de wensen van de opdrachtgever wenste te plooien. Het komt natuurlijk vaker voor dat onderzoekbureaus naar conclusies toewerken die de opdrachtgever graag wenst te horen. De interpretatie van de werkelijkheid is immers plooibaar. In dit geval is dit echter wel heel pijnlijk, omdat de belangen van de onderzochte persoon in het geding waren. Haar belangen werden in het onderzoek niet behartigd.
Feitenonderzoek en conclusies
Na een jaar werd het feitenonderzoek naar het gedrag van voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib gepubliceerd, althans een samenvatting van dat onderzoek. In iets meer dan één A4 krijgt de lezer uitsluitsel over de geconstateerde feiten. Bureau Hoffmann bevestigt in paragraaf 3.1 van de samenvatting dat “de voormalig Voorzitter zich structureel mengde in, en beslissingen nam over, de ambtelijke organisatie” en dat “de voormalig Voorzitter functionarissen rechtsreeks, in sommige gevallen met stemverheffing, heeft aangesproken” (p. 4/5). Het eerste ‘feit’ maakt echter voornamelijk duidelijk dat het hier ging om een conflict over de rolverdeling tussen de Griffie van de Tweede Kamer en gekozen volksvertegenwoordigers. Bij het tweede ‘feit’ verzuimde het bureau te vermelden of de desbetreffende functionarissen misschien zelf ook met “stemverheffing” Arib hadden aangesproken.
Bureau Hoffmann beschouwde de “functionarissen” als slachtoffers en heeft zich niet afgevraagd of zij zich een rol hadden toegekend die in strijd was met het democratisch grondbeginsel dat alleen gekozen volksvertegenwoordigers zeggenschap hebben over de werkzaamheden rond het Presidium.
Mevrouw Arib heeft in een bodemprocedure de Staat aangeklaagd vanwege het laten uitvoeren van het feitenonderzoek. De rechtbank in Den Haag deed daarover op 5 februari 2025 de volgende uitspraak:
“De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat de Tweede Kamer als werkgever van de betrokken ambtenaren verplicht was om de concrete signalen over een onveilige werkomgeving die zij had ontvangen op feitelijke juistheid te onderzoeken.”
Ook de rechtbank ging er dus bij voorbaat vanuit dat hier sprake zou kunnen zijn van een probleem in een werkgever-werknemerssituatie. Rob van Gestel, hoogleraar theorie en methode van wetgeving aan Tilburg University en hoogleraar methoden van juridisch onderzoek aan de KU Leuven, haakte daarop in (zie hier). Ook hij gaat ervan uit dat de voorzitter van het Presidium niet het recht heeft (top)ambtenaren de toegang te ontzeggen tot een vergadering van het Presidium “waar zij bij hoorden te zijn”. Van Gestel claimt ook dat de ‘kwaliteitspers’ (quotes door Van Gestel geplaatst) aanhoudend gesuggereerd heeft dat het onderzoek geheel gebaseerd zou zijn op anonieme klachten. Die claim is echter niet terecht. In de hierboven besproken artikelen in de Volkskrant worden openbare uitingen van directeuren bij de Griffie vermeld en onderzocht. De brieven die bij mevrouw Bergkamp binnenkwamen waren anoniem, maar het is waarschijnlijk niet voor niets dat, zoals Van Gestel ook vermeldt, de Griffier en de directeuren van de Griffie zich in de anonieme klachten herkenden.
Bergkamp en de Griffier verborgen cruciale informatie over het lekken naar de pers
De affaire Khadija Arib heeft een bijzondere wending gekregen door de rechtszaak die inmiddels wordt gevoerd over het naar de pers lekken van het voorgestelde onderzoek naar Arib. Op 28 september 2022 verscheen namelijk in de NRC het nieuws over het onderzoek op basis van vertrouwelijke informatie uit het Presidium. Vera Bergkamp zei dit lekken te betreuren en deed op 3 oktober 2022 aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM). De zaak kwam pas aan het rollen nadat een ambtenaar een geheime bijeenkomst van topambtenaren had onthuld. Tijdens die geheime bijeenkomst, die plaatsvond op 28 september 2022, werden ‘scenario’s’ besproken op welke wijze de beschuldigingen tegen Arib wereldkundig konden worden gemaakt. Toen die bijeenkomst aan het licht kwam, kwam Sonja K. als verdachte tevoorschijn van het lekken van geheime stukken over mevrouw Arib naar de NRC.
Sonja K. was woordvoerder geweest van Vera Bergkamp ten tijde van het Kamervoorzitterschap van Bergkamp. Dit laatste is pikant door wat Follow the Money (FTM) erover meldde. In de aangifte van 3 oktober 2022 had Vera Bergkamp namelijk een opsomming gegeven van functionarissen die van het onderzoek op de hoogte waren. Sonja K. stond daar niet bij. Vera Bergkamp had echter zelf het verslag van de vergadering van het Presidium, waarin tot het onderzoek naar Arib werd besloten, aan Sonja K. gemaild. Dit zou Sonja K. kunnen helpen bij de “woordvoering”, zoals Bergkamp aan K. meedeelde. Bergkamp kreeg de kans dit alsnog aan het OM te melden, maar, zoals FTM schrijft:
“Op 7 oktober 2022 vroeg het Openbaar Ministerie per brief om een ‘concretisering’ van de aangifte. Bergkamp moest onder meer duidelijk maken wie wanneer stukken had ontvangen, en op welke manier. In reactie daarop noemde de toenmalige Kamervoorzitter twee mails aan de leden van het Presidium. Opnieuw verzweeg ze dat Sonja K. de stukken ook had gekregen.”
Sonja K. blijkt ook op 28 september 2022 bij de hierboven gemelde geheime bijeenkomst van topambtenaren geweest te zijn. Tijdens de eerste zitting van het proces tegen haar, verklaarde zij echter dat zij daarheen was gestuurd door Bergkamp. Het heeft er alle schijn van dat Sonja K. na die bijeenkomst met journalisten van de NRC heeft gesproken. Deed zij dat op eigen initiatief? Het is haast niet voorstelbaar. Dat is het zeker niet als zij inderdaad door Bergkamp naar die geheime bijeenkomst was gestuurd.
Toen de Rijksrecherche lucht begon te krijgen van de rol van Sonja K., vroeg de Rijksrecherche aan de beveiligingsorganisatie van de Tweede Kamer een lijst op te stellen van personen die documenten over het onderzoek naar Arib had ontvangen. Volgens FTM heeft de toenmalige Griffier, Simone Roos, ervoor gezorgd dat Sonja K. niet op die lijst terecht kwam. Het lijkt er dus sterk op dat ook de Griffie er belang bij had de rol van Sonja K. en daarmee indirect die van Bergkamp onzichtbaar te maken.
Conclusie
Van Gestel schreef dat journalisten “vooral geïnteresseerd leken in het ‘framen’ van deze affaire als een politieke afrekening”. Deze bewering kun je echter counteren door te stellen dat veel gezagsdragers en (top)ambtenaren er belang bij leken te hebben deze affaire te framen als een arbeidsconflict als gevolg van onheus gedrag van de werkgever (Arib) jegens werknemers (ambtenaren van de Tweede Kamer). In dat geval was er immers maar één dader, namelijk Arib. Anderen, met name topambtenaren bij de Griffie, waren slachtoffers en zouden zich dan niet hoeven te verantwoorden voor hun gedrag. Politici zijn daarmee vogelvrij verklaard voor op wraak beluste topambtenaren die zich in hun beslissingsbevoegdheid (ten onrechte) aangetast voelen.
Welke van de twee interpretaties – personeelskwestie of competentiestrijd – juist is, valt van een afstand moeilijk in te schatten. Wat mij betreft hebben serieuze onderzoekjournalisten het aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een competentiestrijd tussen Arib als Kamervoorzitter en topambtenaren bij de Griffie, inclusief de Griffier zelf.
Deze interpretatie wordt alleen nog maar overtuigender nu in verband met de rechtszaak over het lekken van het onderzoek naar de NRC duidelijk is geworden dat zowel Bergkamp als de toenmalige Griffier pogingen hebben gedaan cruciale informatie over dit lekken naar de pers voor het OM verborgen te houden. Het lijkt mij aan te raden deze hele zaak van voren af aan opnieuw te doen en daarbij niet alleen Arib, maar ook Bergkamp en de (voormalige) topambtenaren van de Griffie als mogelijke daders te beschouwen.
Harrie Verbon is emeritus hoogleraar aan Tilburg University