Uit de regering stappen zonder electorale klappen: Waarom blijft de PVV al maanden relatief hoog scoren in de peilingen?
Met partijen die uit een kabinet stappen loopt het vaak niet best af in de daaropvolgende verkiezingen. Denk aan D66 in 2006. Uit onvrede met het optreden van VVD-minister Rita Verdonk rondom het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali stapten destijds alle D66 bewindslieden uit het kabinet-Balkenende II. Het gevolg? Uitgeregeerd werden de Democraten electoraal gehalveerd. Ze gingen van zes naar drie zetels. Iets soortgelijks overkwam de PVV in het voorjaar van 2012. Na anderhalf jaar gedoogsteun te hebben gegeven aan Rutte I, liet Wilders dit kabinet vallen door niet verder mee te gaan in de besprekingen over een nieuwe begroting. Nog geen vijf maanden later verloor zijn partij negen van de 24 zetels – ofwel min 37,5 procent – bij de door hem veroorzaakte verkiezingen.
In 2025, nadat de PVV wederom een kabinet verliet, lijken de zaken anders te liggen. Toegegeven: de partij staat in de peilingen niet meer op het huidige aantal van 37 Kamerzetels en ze is nog verder verwijderd van haar virtuele zetelstand in de maanden voor en bij aanvang van Schoof I (zie Figuur 1). In die zin ervaart ook Wilders, wiens partij in dit kabinet voor het eerst ministeriële verantwoordelijkheid droeg, wat andere partijen in Nederland en daarbuiten de afgelopen decennia al in toenemende mate hebben ondervonden. Namelijk dat kiezers hun stem steeds meer inzetten om kritisch te oordelen over de zittende regering.“Van afspiegelen naar afrekenen” noemden Rudy Andeweg en Jacques Thomassen deze trend ooit treffend. Ondanks een zekere afrekening schommelt de PVV-steun echter al maanden rond de 31 zetels. Dus niet de helft of ruim een derde, maar ‘slechts’ 16,2 procent minder dan het huidige aantal Kamerzetels. Daarmee blijft de PVV in de peilingen met afstand de grootste partij. Hoe valt die bijzondere situatie – opstappen zonder (virtuele) electorale klappen – te duiden?
Figuur 1: Trend stemintentie voor de PVV sinds de vorige verkiezingen volgens de Peilingwijzer
Bron: Peilingwijzer, o.b.v. peilingen Ipsos I&O & Verian/EenVandaag; N.B. de licht gekleurde gebieden geven de onzekerheidsmarge aan; de twee rode verticale strepen staan voor het begin van het kabinet-Schoof I (2 juli 2024) en het moment waarop de PVV uit deze coalitie stapte (3 juni 2025).
Dader en slachtoffer
Om te beginnen draait deze populariteit om een kwestie van dader- en slachtofferschap. Als je de twee keer dat de PVV uit het kabinet stapte naast elkaar legt, valt op hoe sterk het imago van Wilders in 2012 verschilt van de situatie van vandaag. Na het einde van Rutte I wisten partijen als CDA, D66 en VVD de PVV-leider effectief te framen als een onbetrouwbare ‘trekker van de stekker’ die niet thuis gaf zodra er bezuinigd moest worden. Wilders werd zo succesvol neergezet als wegloper van verantwoordelijkheid. In 2025 heeft de PVV-leider de zogenaamde blame game grotendeels weten te ontwijken. Sterker nog: in plaats van weglopende dader ontpopte hij zich in de ogen van menig kiezer tot welwillend slachtoffer.
Daarbij was het voor Wilders niet ongunstig dat kabinet-Schoof I op papier een extraparlementair karakter had. In de Tweede Kamer kon hij immers veel vrijer opereren dan als lid van de ministersploeg. Zoals Kristof Jacobs al observeerde: Wilders zat een beetje wel en een beetje niet in de regering – en gedroeg zich daar ook naar. Zo redde hij enerzijds meermaals de coalitie door compromisbereidheid te tonen – en daarmee bestuurlijke verantwoordelijkheid. Anderzijds bleef zijn partij zich in woord en daad hard inzetten voor de eigen kiezers, met name op het thema migratie. Denk aan de roemruchte grenscontroles van minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie. Ondanks alle kritiek die haar ten deel viel en “ondanks alle tegenwind die er is op dit dossier”, had zij een heldere boodschap: ‘gewoon’ ander beleid uitvoeren voor ‘degene die het meest vergeten wordt, dat is de kiezer zelf.’
Opkomen voor ‘de echte Nederlander’
Door dergelijke optredens sterkten Wilders en de zijnen een overtuiging die vele van zijn stemmers bindt. Namelijk dat de PVV wél opkomt voor Nederland en de Nederlanders maar in dat streven wordt tegengewerkt door partijen die als minder vaderlandslievend worden gezien. Precies dit beeld komt ook naar voren in focusgroepen onder PVV-stemmende jongeren die mijn Utrechtse collega Anouk Smeekes en ik eerder dit jaar organiseerden en die we momenteel analyseren. analyseren. Hoewel ze doorgaans niet getrouwd zijn met de PVV, zien onze respondenten Wilders c.s. wel als enigen die consistent “de problemen durven te benoemen en ook durven aan te pakken”. Zeker nadat de PVV in 2023 de grootste werd, vinden veel deelnemers het jammer dat Wilders “niet premier mocht worden” en dat hij “niet kan uitvoeren wat hij beloofde”, omdat andere partijen “moeilijk deden” en “heel veel tegenhouden.”
Onze focusgroepen onderstrepen tegelijkertijd een ander element dat een sleutelrol speelt in de opmerkelijk stabiele populariteit van de PVV: het centrale belang dat aan migratie wordt gehecht. Zoals onderzoek keer op keer laat zien – en zoals ook onze respondenten aangeven – is dit onderwerp cruciaal voor kiezers van partijen als de PVV, zij het om uiteenlopende redenen. Bovendien toont survey-onderzoek al decennia dat zorgen omtrent migratie veel breder leven dan bij de PVV-achterban alleen.1) Wilders doet het dan ook vaak goed in peilingen op momenten dat migratie door een groot deel van de bevolking als significant probleem wordt ervaren. Dat was zo’n tien jaar geleden – tijdens de ‘vluchtelingencrisis’ – al het geval, toen de PVV virtueel ruim boven de 40 zetels uitkwam. Dat was twee jaar geleden zo, rond de vorige Tweede Kamerverkiezingen, toen asiel hoog op de politieke agenda prijkte en de PVV voor het eerst de grootste partij van Nederland werd. Vooralsnog lijkt weinig erop te wijzen dat die situatie in de nabije toekomst aanzienlijk zal wijzigen.
Koen Damhuis is als universitair docent verbonden aan het Departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO), Universiteit Utrecht.
-
1)Zo schatte het SCP eerder dit jaar dat meer dan 70 procent van de mensen in Nederland het er (helemaal) mee eens is dat ‘de aanwezigheid van vluchtelingen het vinden van een woning voor Nederlanders moeilijker maakt’; dat meer dan de helft van de bevolking het er (helemaal) mee eens is ‘dat Nederland door migratie en open grenzen te veel van zijn eigenheid dreigt te verliezen’ en dat bijna de helft (45 procent) ‘bang [is] dat het geweld op straat stijgt door de komst van immigranten.’