Proeve van een Grondwet van C.A.J.M. Kortmann

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. 
    Nederland is een democratische rechtsstaat.
  • 2. 
    Nederland respecteert en waarborgt de menselijke waardigheid, de gelijkheid van allen voor de wet, de rechtszekerheid en de overige fundamentele rechtsbeginselen.

Artikel 2

Overheidsinstellingen bezitten alleen bevoegdheden die hun uitdrukkelijk bij of krachtens de Grondwet of de wet zijn toegekend.

2.

Grondrechten

Artikel 3

  • 1. 
    Iedereen die zich in Nederland bevindt heeft:
    • het recht het land te verlaten;
    • het recht van petitie;
    • het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging;
    • het recht zijn mening vrij te uiten, zonder enige vorm van censuur;
    • het recht tot vereniging;
    • het recht tot vergadering en betoging;
    • het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
    • het recht gevrijwaard te worden van de doodstraf en andere onmenselijke behandelingen;
    • het recht op onschendbaarheid van de woning;
    • het recht op ongestoorde communicatie;
    • het recht op eigendom;
    • het recht op bewegingsvrijheid;
    • het recht op het vrij geven van onderwijs;
    • het recht zich in rechte te doen bijstaan.
  • 2. 
    De uitoefening van deze rechten kan slechts bij of krachtens de wet worden beperkt ter wille van ... (volgt een aantal doelcriteria)
  • 3. 
    De kern van deze rechten mag niet worden aangetast.
  • 4. 
    Wettelijke voorschriften blijven buiten toepassing, indien die toepassing niet verenigbaar is met het bepaalde in de leden 1-3.

3.

De Koning

Artikel 4

  • 1. 
    Nederland is een koninkrijk.
  • 2. 
    Het koningschap vererft of gaat in buitengewone omstandigheden anders over volgens regels te stellen bij organieke wet.
  • 3. 
    De organieke wet regelt
    • geldelijke voorzieningen voor de Koning;
    • de waarneming van het koningschap in buitengewone omstandigheden.

4.

Het parlement

Artikel 5

  • 1. 
    Het parlement vertegenwoordigt het gehele Nederlandse volk.
  • 2. 
    Het parlement telt honderdvijftig leden.
  • 3. 
    De leden worden iedere vier jaar rechtstreeks gekozen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging.
  • 4. 
    Alles wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft wordt geregeld bij organieke wet.

Artikel 6

De organieke wet regelt de geldelijke voorzieningen van de leden van het parlement.

Artikel 7

  • 1. 
    De vergaderingen zijn openbaar, tenzij het parlement anders besluit.
  • 2. 
    De leden stemmen zonder last.
  • 3. 
    Besluiten worden, onverminderd de artikelen 8, tweede lid, en 26, tweede lid, genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
  • 4. 
    De leden van het parlement en andere ambtsdragers en personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor wat zij in een vergadering van het parlement of van een commissie daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 8

  • 1. 
    Het parlement stelt de wetten en de begroting vast.
  • 2. 
    Organieke wetten worden vastgesteld met ten minste een meerderheid van het aantal zittende leden.
  • 3. 
    Vastgestelde wetten en de begroting behoeven bekrachtiging door de regering.
  • 4. 
    Het parlement stelt een reglement van orde vast.

Artikel 9

  • 1. 
    De leden van het parlement en de regering bezitten het recht van initiatief.
  • 2. 
    De leden van het parlement en de regering kunnen door hen ingediende wetsvoorstellen en de ontwerp-begroting tot de eindstemming wijzigen en intrekken.

Artikel 10

Een organieke wet regelt:

  • de gevallen waarin en de wijzen waarop delegatie van wetgevende bevoegdheid is geoorloofd; blanco-delegatie is verboden;
  • de bekendmaking en inwerkingtreding van wetten en andere regelingen van de rijksoverheid;
  • de goedkeuring door het parlement van verdragen, van de inzet van de krijgsmacht en van het instellen van een noodtoestand.

Artikel 11

  • 1. 
    De ministers geven het parlement de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
  • 2. 
    Het parlement heeft het recht van onderzoek, te regelen bij de wet.

5.

De regering

Artikel 12.

  • 1. 
    De regering bestaat uit de minister-president en de overige ministers.
  • 2. 
    De minister-president en de overige ministers worden benoemd en ontslagen bij regeringsbesluit.
  • 3. 
    Regeringsbesluiten worden ondertekend door een of meer ministers.

Artikel 13

De regering is belast met

  • de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het rijksbeleid voorzover dit niet mede toekomt aan het parlement, dan wel bij of krachtens de wet aan andere instellingen is opgedragen;
  • de buitenlandse betrekkingen;
  • de verdediging;
  • de taken haar bij of krachtens de Grondwet of de wet opgedragen;
  • de regeling van haar interne organisatie.

Artikel 14

  • 1. 
    Verdragen verbinden binnen de interne rechtsorde.
  • 2. 
    Verdragen hebben voorrang op intern recht met uitzondering van de Grondwet.

Artikel 15

  • 1. 
    Een minister biedt, behoudens ontbinding van het parlement, ontslag aan als het parlement het vertrouwen heeft opgezegd.
  • 2. 
    De regering kan het parlement ontbinden.
  • 3. 
    Na ontbinding vinden binnen drie maanden algemene verkiezingen plaats.

Artikel 16

  • 1. 
    De organieke wet bepaalt in welke gevallen de regering een uitzonderingstoestand kan instellen. Zij regelt de gevolgen.
  • 2. 
    Tijdens een volgens het eerste lid ingestelde uitzonderingstoestand kan worden afgeweken van bij organieke wet aan te wijzen bepalingen van de Grondwet.

6.

De rechter

Artikel 17

Iedereen die zich in Nederland bevindt heeft toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

Artikel 18

  • 1. 
    De rechter is onafhankelijk.
  • 2. 
    Rechters worden bij regeringsbesluit voor het leven benoemd.
  • 3. 
    Rechters kunnen alleen in de gevallen bij de wet bepaald door een rechterlijke instelling uit hun ambt worden ontzet.

Artikel 19

De organieke wet regelt de bevoegdheid van de rechter en de inrichting en samenstelling van de rechterlijke instellingen.

Artikel 20

  • 1. 
    De leden van de Hoge Raad worden benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door het parlement.
  • 2. 
    De organieke wet regelt de bevoegdheid tot cassatie.

Artikel 21

De organieke wet regelt welke ambtsdragers in welke gevallen wegens ambtsmisdrijven terecht staan voor de Hoge Raad. Zij regelt de procedure.

Artikel 22

De organieke wet regelt de verlening van gratie en amnestie.

7.

Decentralisatie

Artikel 23

  • 1. 
    Nederland kent provincies, gemeenten en waterschappen. Hun besturen zijn niet ondergeschikt aan de instellingen van het rijk.
  • 2. 
    De provincies, gemeenten en waterschappen bezitten ieder ten minste een bestuur waarvan de leden rechtstreeks worden gekozen.
  • 3. 
    De organieke wet regelt de inrichting en samenstelling van de besturen van de provincies, gemeenten en waterschappen.

Artikel 24

  • 1. 
    De besturen van de provincies, gemeenten en waterschappen zijn bevoegd tot regeling en bestuur van hun belangen.
  • 2. 
    Bij of krachtens de wet kan van hun besturen medebewind worden gevorderd.
  • 3. 
    De organieke wet regelt het toezicht op de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen. Deze regeling omvat het geval van taakverwaarlozing.
  • 4. 
    De organieke wet regelt de financiën van de provincies, gemeenten en waterschappen.

Artikel 25

  • 1. 
    De wet kan andere gedecentraliseerde verbanden instellen.
  • 2. 
    De artikelen 23, eerste en derde lid, en 24 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een gewone wet volstaat.

8.

Herziening van de Grondwet

Artikel 26

  • 1. 
    De Grondwet kan bij wet worden herzien.
  • 2. 
    Het parlement kan het wetsvoorstel daartoe alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal zittende leden.

Artikel 27

Wetten en andere regelingen en besluiten die in strijd geraken met een latere herziening van de Grondwet, blijven van kracht totdat daarvoor overeenkomstig de herziene Grondwet een voorziening is getroffen.