Hoofdstuk 1B - Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid

Inhoudsopgave van deze pagina:

17: {Missies}

  • 1. 
    De in artikel 30, lid 1, van deel I van de Grondwet bedoelde missies, waarbij de Unie militaire en civiele middelen kan inzetten, omvatten gezamenlijke ontwapeningsacties, humanitaire en reddingsmissies, missies voor advies en bijstand op militair gebied, conflictpreventie- en vredeshandhavingsmissies, missies van strijdkrachten op het gebied van crisisbeheersing, met inbegrip van het tot stand brengen van vrede, steun bij de strijd tegen het terrorisme op verzoek van een derde land en stabiliseringsoperaties aan het eind van conflicten.
  • 2. 
    De Raad neemt met eenparigheid van stemmen de besluiten aan betreffende de in dit lid bedoelde missies en stelt doel en draagwijdte ervan vast, alsmede de algemene voorschriften voor de uitvoering ervan. De minister van Buitenlandse Zaken ziet onder gezag van de Raad en in nauw en voortdurend contact met het Politiek en Veiligheidscomité toe op de coördinatie van de civiele en militaire aspecten van deze missies.

Commentaar

Dit artikel preciseert de draagwijdte van artikel 30, lid 1, van deel II door:

  • de reeds in het Verdrag opgenomen missies in de tekst op te nemen, namelijk:
  • humanitaire en reddingsopdrachten,
  • vredeshandhavingsopdrachten,
  • opdrachten van strijdkrachten op het gebied van crisisbeheersing, met inbegrip van het tot stand brengen van vrede;
  • de missies toe te voegen die door Werkgroep VIII worden aanbevolen:
  • gezamenlijke ontwapeningsacties,
  • missies voor advies en bijstand op militair gebied,
  • conflictpreventiemissies,
  • steun bij de strijd tegen het terrorisme op verzoek van een derde land,
  • stabiliseringsoperaties aan het eind van conflicten.

Het tweede lid bevat een uitvoerige beschrijving van de besluitvormingsprocedure voor de missies en van de elementen die voor de inhoudelijke kant van het besluit nodig zijn. De tweede zin is conform de aanbevelingen van Werkgroep VIII over de versterking van de rol van de minister van Buitenlandse Zaken op het gebied van crisisbeheersing, met name wat betreft de coördinatie van de civiele en militaire aspecten van de missies.

18: {Samenwerking bij de uitvoering van een missie}

  • 1. 
    In het kader van de besluiten die overeenkomstig artikel 17 van deze titel zijn aangenomen, kan de Raad de uitvoering van een missie toevertrouwen aan een groep lidstaten die over de nodige vermogens beschikken en zich met de missie willen belasten. Deze lidstaten regelen onderling het beheer van de missie.
  • 2. 
    De Raad wordt door de deelnemende lidstaten regelmatig op de hoogte gehouden van de stand van de missie, en wordt door die lidstaten verzocht zich uit te spreken indien de uitvoering van de missie nieuwe, zeer zwaarwegende gevolgen met zich meebrengt of een wijziging van de door de Raad krachtens artikel 17, lid 2, van deze titel overeengekomen doelstelling, reikwijdte of uitvoeringsbepalingen vereist. In dat geval neemt de Raad de nodige besluiten.

Commentaar

Dit artikel bevat nadere bepalingen voor samenwerking bij de uitvoering van een missie waartoe de Raad heeft besloten.

Het is moeilijk voor te stellen dat in een Unie van 25 lidstaten een missie door alle lidstaten samen zal worden uitgevoerd. Dit artikel bevat derhalve nadere bepalingen op grond waarvan de uitvoering van een missie waartoe door alle lidstaten is besloten, kan worden toevertrouwd aan slechts enkele lidstaten, hetzij omdat bepaalde lidstaten niet aan de uitvoering van een dergelijke missie willen deelnemen - zonder overigens de andere lidstaten daarvan te willen weerhouden -, hetzij wegens de omvang van de vermogens die een missie vereist en waarover slechts enkele lidstaten beschikken.

Het besluit over het starten van een missie, en de doelstellingen, de reikwijdte en de algemene uitvoeringsbepalingen ervan wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld. In dat besluit staat de lijst van staten die zich bereid hebben verklaard de missie uit te voeren. De uitvoering van de missie ligt derhalve in handen van de groep van lidstaten die in het besluit zijn vermeld. Wanneer de operatie eenmaal van start is gegaan nemen alleen de aan de uitvoering deelnemende staten deel aan de beraadslagingen over de acties en maatregelen in verband met de uitvoering van de operatie. De overige lidstaten worden op de hoogte gehouden over de ter zake genomen maatregelen. Indien de uitvoering van de missie nieuwe, zeer zwaarwegende gevolgen met zich meebrengt of een wijziging van de oorspronkelijk door de Raad overeengekomen doelstelling, reikwijdte of uitvoeringsbepalingen vereist, wordt dit onmiddellijk door de deelnemende lidstaten aan de Raad voorgelegd. In dat geval neemt de Raad de nodige besluiten.

19: {Europees Bureau voor bewapening en strategisch onderzoek}

  • 1. 
    Het Europees Bureau voor bewapening en strategisch onderzoek heeft tot taak:
    • bij te dragen tot het vaststellen van de na te streven militaire vermogens van de lidstaten en de nakoming van de door de lidstaten aangegane verbintenissen inzake vermogens te evalueren;
    • het harmoniseren van de operationele behoeften en het hanteren van doelmatige en onderling verenigbare aankoopmethoden te bevorderen;
    • multilaterale projecten voor te stellen om de doelstellingen in termen van militaire vermogens te halen, de door de lidstaten uitgevoerde programma's te coördineren en de specifieke samenwerkingsprogramma's te beheren;
    • onderzoek inzake defensietechnologie te ondersteunen, en gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en studies naar technische oplossingen die beantwoorden aan toekomstige operationele behoeften, te coördineren en te plannen;
    • bij te dragen tot de vaststelling en in voorkomend geval de uitvoering van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken en de efficiëntie van de militaire uitgaven te verbeteren.
  • 2. 
    Het Agentschap staat open voor alle lidstaten die daaraan wensen deel te nemen. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid een besluit vast waarin het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Agentschap zijn vastgelegd. Daarin moet rekening worden gehouden met de mate van daadwerkelijke deelname aan de activiteiten van het Agentschap. Binnen het Agentschap worden specifieke groepen lidstaten gevormd die gezamenlijke projecten uitvoeren.

Commentaar

Dit artikel bevat een meer gedetailleerde uiteenzetting van de doelstellingen en de werking van het Europees Bureau voor bewapening en strategisch onderzoek. Het sluit nauw aan bij de aanbevelingen van de Werkgroep defensie. In dit artikel wordt niet ingegaan op de details van de werking van het Bureau. Daarvoor wordt in lid 2 verwezen naar een besluit van de Raad.

20: {werking van de gestructureerde samenwerking}

  • 1. 
    De lidstaten die voldoen aan criteria inzake grote militaire vermogens en die op dit gebied verdere verbintenissen willen aangaan met het oog op veeleisender missies, en waarvan de lijst staat in Verklaring X bij de Grondwet, stellen onderling een gestructureerde samenwerking in de zin van artikel 30, lid 6, van deel I van de Grondwet in. Diezelfde verklaring vermeldt de door die lidstaten overeengekomen criteria en verbintenissen inzake militaire vermogens.
  • 2. 
    Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad van zijn voornemen in kennis. De Raad neemt in zijn beperkte samenstelling van de gestructureerde samenwerking een besluit over het verzoek van de betrokken lidstaat.
  • 3. 
    Alleen de lidstaten die aan de samenwerking deelnemen, nemen besluiten over het voorwerp van de samenwerking aan. De minister van Buitenlandse Zaken is bij de beraadslagingen aanwezig. De overige lidstaten worden door de minister van Buitenlandse Zaken naar behoren en regelmatig van de ontwikkeling van de samenwerking op de hoogte gebracht.
  • 4. 
    De Raad kan de lidstaten die aan deze samenwerking deelnemen, de uitvoering, in het kader van de Unie, van een missie als bedoeld in artikel 17 van deze titel toevertrouwen.

Commentaar

Dit artikel bevat de nadere bepalingen voor de werking van de gestructureerde samenwerking als beschreven in artikel 30, lid 6, van deel I. De lidstaten die voldoen aan de criteria inzake grote militaire vermogens en die op dit gebied onderling verdere verbintenissen willen aangaan met het oog op de meest veeleisende missies, kunnen zulks doen door met elkaar een gestructureerde samenwerking aan te gaan als bedoeld in de Grondwet. De deelnemende staten verbinden zich ertoe te voldoen aan de criteria en vermogenstoezeggingen die zij onderling via onderhandelingen vaststellen en die worden opgenomen in een verklaring bij de Grondwet. In die verklaring wordt ook aangegeven welke lidstaten deelnemen aan de gestructureerde samenwerking.

Wanneer de gestructureerde samenwerking is ingesteld, nemen alleen de deelnemende staten deel aan de aanneming van besluiten over de ontwikkeling van deze samenwerking, en over de start en de uitvoeringsbepalingen van eventuele operaties. De deelnemende lidstaten zouden gebruik kunnen maken van de structuren van de Unie zoals het PVC of het Militair Comité, die eveneens uitsluitend in de samenstelling van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten zouden vergaderen. De operaties waartoe deze groep van staten zou beslissen, zijn echter geen operaties van de Unie. Voorts woont de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie de beraadslagingen in het kader van deze samenwerking bij en houdt hij de overige lidstaten van de ontwikkelingen op de hoogte. De minister vormt zo de schakel tussen de staten van de gestructureerde samenwerking en de niet-deelnemende staten, waardoor de acties in het kader van de samenwerking beter zichtbaar worden.

Het is echter mogelijk dat de Raad de staten van de gestructureerde samenwerking de uitvoering van een missie waartoe de Raad heeft besloten, toevertrouwt. In dat geval wordt de missie namens de Unie door de gestructureerde samenwerking uitgevoerd.

21: {Samenwerking defensie}

  • 1. 
    De nauwere samenwerking op het gebied van wederzijdse defensie zoals voorzien in artikel 30, lid 7, van deel I staat open voor alle lidstaten van de Unie. Een lijst van deelnemende staten is opgenomen in een verklaring bij de Grondwet. Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad daarvan in kennis en onderschrijft hij de verklaring bij de Grondwet.
  • 2. 
    Een lidstaat die het voorwerp is van een gewapende aanval op zijn grondgebied, brengt de overige deelnemende staten op de hoogte van de situatie en kan hun om hulp en bijstand verzoeken. De deelnemende staten komen bijeen op ministerieel niveau en worden bijgestaan door hun vertegenwoordiger in het Politiek en Veiligheidscomité en het Militair Comité.
  • 3. 
    De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van elke gewapende aanval en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen.
  • 4. 
    Deze bepalingen laten, voor de betrokken staten, de rechten en verplichtingen uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag onverlet.

Commentaar

Tien van de huidige lidstaten van de Europese Unie zijn ook lid van de West-Europese Unie en zijn krachtens artikel V van het Verdrag van Brussel gebonden aan een verplichting tot wederzijdse verdediging. Dit vormt zonder enige twijfel een vorm van samenwerking, die buiten het kader van de Unie valt.

Gezien de uiteenlopende politieke opvattingen is het moeilijk voor te stellen dat alle lidstaten een dergelijke verbintenis in het kader van de Grondwet willen aangaan. Daarom bestond er behoefte aan om op dit terrein een nauwere samenwerking mogelijk te maken waardoor de staten die zulks wensen, de verbintenis die zij reeds in artikel V van het Verdrag van Brussel zijn aangegaan, ook in het kader van de Unie kunnen aangaan. De voordelen van het opnemen van een dergelijke verbintenis in de Grondwet zijn legio:

  • de wederzijdse verdediging wordt in de Grondwet verankerd, hetgeen bijdraagt tot de geloofwaardigheidvan de Unie voor de burgers;
  • dankzij deze samenwerking kunnen de deelnemende lidstaten een beroep doen op de structuren en de expertise van de Unie, bijvoorbeeld het Militair Comité en de Militaire Staf.

Overigens geldt hier hetzelfde als voor de overige hierboven vermelde samenwerkingsterreinen, namelijk dat alleen de deelnemende lidstaten deelnemen aan de vaststelling van besluiten in het kader van de samenwerking. Waar een beroep wordt gedaan op de structuren van de Unie, komen deze staten alleen bijeen in de samenstelling van de vertegenwoordigers van de staten die aan deze samenwerking deelnemen.