Artikel 21: {Samenwerking defensie}

20
Artikel 21
22
  • 1. 
    De nauwere samenwerking op het gebied van wederzijdse defensie zoals voorzien in artikel 30, lid 7, van deel I staat open voor alle lidstaten van de Unie. Een lijst van deelnemende staten is opgenomen in een verklaring bij de Grondwet. Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad daarvan in kennis en onderschrijft hij de verklaring bij de Grondwet.
  • 2. 
    Een lidstaat die het voorwerp is van een gewapende aanval op zijn grondgebied, brengt de overige deelnemende staten op de hoogte van de situatie en kan hun om hulp en bijstand verzoeken. De deelnemende staten komen bijeen op ministerieel niveau en worden bijgestaan door hun vertegenwoordiger in het Politiek en Veiligheidscomité en het Militair Comité.
  • 3. 
    De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van elke gewapende aanval en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen.
  • 4. 
    Deze bepalingen laten, voor de betrokken staten, de rechten en verplichtingen uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag onverlet.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Commentaar

Tien van de huidige lidstaten van de Europese Unie zijn ook lid van de West-Europese Unie en zijn krachtens artikel V van het Verdrag van Brussel gebonden aan een verplichting tot wederzijdse verdediging. Dit vormt zonder enige twijfel een vorm van samenwerking, die buiten het kader van de Unie valt.

Gezien de uiteenlopende politieke opvattingen is het moeilijk voor te stellen dat alle lidstaten een dergelijke verbintenis in het kader van de Grondwet willen aangaan. Daarom bestond er behoefte aan om op dit terrein een nauwere samenwerking mogelijk te maken waardoor de staten die zulks wensen, de verbintenis die zij reeds in artikel V van het Verdrag van Brussel zijn aangegaan, ook in het kader van de Unie kunnen aangaan. De voordelen van het opnemen van een dergelijke verbintenis in de Grondwet zijn legio:

  • de wederzijdse verdediging wordt in de Grondwet verankerd, hetgeen bijdraagt tot de geloofwaardigheidvan de Unie voor de burgers;
  • dankzij deze samenwerking kunnen de deelnemende lidstaten een beroep doen op de structuren en de expertise van de Unie, bijvoorbeeld het Militair Comité en de Militaire Staf.

Overigens geldt hier hetzelfde als voor de overige hierboven vermelde samenwerkingsterreinen, namelijk dat alleen de deelnemende lidstaten deelnemen aan de vaststelling van besluiten in het kader van de samenwerking. Waar een beroep wordt gedaan op de structuren van de Unie, komen deze staten alleen bijeen in de samenstelling van de vertegenwoordigers van de staten die aan deze samenwerking deelnemen.

2.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De nauwere samenwerking op het gebied van wederzijdse defensie zoals voorzien in artikel 30, lid 7, van deel I staat open voor alle lidstaten van de Unie. Een lijst van deelnemende staten is opgenomen in een verklaring bij de Grondwet. Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad daarvan in kennis en onderschrijft hij de verklaring bij de Grondwet.
  • 2. 
    Een lidstaat die het voorwerp is van een gewapende aanval op zijn grondgebied, brengt de overige deelnemende staten op de hoogte van de situatie en kan hun om hulp en bijstand verzoeken. De deelnemende staten komen bijeen op ministerieel niveau en worden bijgestaan door hun vertegenwoordiger in het Politiek en Veiligheidscomité en het Militair Comité.
  • 3. 
    De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van elke gewapende aanval en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen.
  • 4. 
    Deze bepalingen laten, voor de betrokken staten, de rechten en verplichtingen uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag onverlet.

3.

Commentaar

Tien van de huidige lidstaten van de Europese Unie zijn ook lid van de West-Europese Unie en zijn krachtens artikel V van het Verdrag van Brussel gebonden aan een verplichting tot wederzijdse verdediging. Dit vormt zonder enige twijfel een vorm van samenwerking, die buiten het kader van de Unie valt.

Gezien de uiteenlopende politieke opvattingen is het moeilijk voor te stellen dat alle lidstaten een dergelijke verbintenis in het kader van de Grondwet willen aangaan. Daarom bestond er behoefte aan om op dit terrein een nauwere samenwerking mogelijk te maken waardoor de staten die zulks wensen, de verbintenis die zij reeds in artikel V van het Verdrag van Brussel zijn aangegaan, ook in het kader van de Unie kunnen aangaan. De voordelen van het opnemen van een dergelijke verbintenis in de Grondwet zijn legio:

  • de wederzijdse verdediging wordt in de Grondwet verankerd, hetgeen bijdraagt tot de geloofwaardigheidvan de Unie voor de burgers;
  • dankzij deze samenwerking kunnen de deelnemende lidstaten een beroep doen op de structuren en de expertise van de Unie, bijvoorbeeld het Militair Comité en de Militaire Staf.

Overigens geldt hier hetzelfde als voor de overige hierboven vermelde samenwerkingsterreinen, namelijk dat alleen de deelnemende lidstaten deelnemen aan de vaststelling van besluiten in het kader van de samenwerking. Waar een beroep wordt gedaan op de structuren van de Unie, komen deze staten alleen bijeen in de samenstelling van de vertegenwoordigers van de staten die aan deze samenwerking deelnemen.

2003
  • 1. 
    De nauwere samenwerking op het gebied van wederzijdse defensie zoals voorzien in [artikel 32, lid 7, van deel I] i staat open voor alle lidstaten van de Unie. Een lijst van deelnemende staten is opgenomen in een verklaring bij de Grondwet. Indien een lidstaat in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaruit voortvloeiende verplichtingen te onderschrijven, stelt hij de Europese Raad daarvan in kennis en onderschrijft hij de verklaring bij de Grondwet.
  • 2. 
    Een lidstaat die het voorwerp is van een gewapende aanval op zijn grondgebied, brengt de overige deelnemende staten op de hoogte van de situatie en kan hun om hulp en bijstand verzoeken. De deelnemende staten komen bijeen op ministerieel niveau en worden bijgestaan door hun vertegenwoordiger in het Politiek en Veiligheidscomité en het Militair Comité.
  • 3. 
    De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van elke gewapende aanval en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen.
  • 4. 
    Deze bepalingen laten, voor de betrokken staten, de rechten en verplichtingen uit hoofde van het Noord-Atlantisch Verdrag onverlet.
2003
  • 1. 
    De nauwere samenwerking op het gebied van onderlinge defensie waarin artikel I-40 i, lid 7, voorziet, staat open voor alle lidstaten van de Unie. Een lijst van aan de nauwere samenwerking deelnemende staten wordt opgenomen in de verklaring [titel]. Een lidstaat die in een later stadium aan deze samenwerking wenst deel te nemen door de daaraan verbonden verplichtingen te aanvaarden, stelt de Europese Raad daarvan in kennis en onderschrijft de verklaring.
  • 2. 
    Een aan deze samenwerking deelnemende lidstaat waarvan het grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, brengt de overige deelnemende lidstaten op de hoogte van de situatie en kan hun om hulp en bijstand verzoeken. De deelnemende staten komen op ministerieel niveau bijeen en worden bijgestaan door hun vertegenwoordiger in het Politiek en Veiligheidscomité en het Militair Comité.
  • 3. 
    De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt terstond op de hoogte gebracht van iedere gewapende aanval en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen.
  • 4. 
    Dit artikel laat, ten aanzien van de betrokken lidstaten, de rechten en verplichtingen op grond van het Noord-Atlantisch Verdrag onverlet.
2003