Artikel I-49: Transparantie van de werkzaamheden van de instellingen van de Unie

I-48
Artikel I-49
I-50
  • 1. 
    Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van de civiele samenleving te waarborgen, werken de instellingen, de organen en de agentschappen van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
  • 2. 
    Het Europees Parlement, alsook de Raad wanneer hij een wetgevingsvoorstel bespreekt en aanneemt, vergaderen in het openbaar.
  • 3. 
    Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of zijn statutaire zetel in een lidstaat heeft het recht op toegang tot de documenten, welke vorm deze ook hebben, van de instellingen, de agentschappen en de organen van de Unie onder de in deel III genoemde voorwaarden i.
  • 4. 
    In de Europese wet worden de algemene beginselen en de beperkingen vastgesteld die op grond van openbare of particuliere belangen, aan de uitoefening van het recht op toegang tot deze documenten verbonden zijn.
  • 5. 
    De in lid 3 bedoelde instellingen, organen of agentschappen stellen in hun reglementen van orde specifieke bepalingen betreffende de toegang tot hun documenten vast, overeenkomstig de in het voorgaande lid bedoelde Europese wet.
 

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van de civiele samenleving te waarborgen werken de instellingen van de Unie in zo groot mogelijke openheid.
  • 2. 
    Het Europees Parlement, alsook de Raad wanneer hij beraadslaagt over een wetgevingsvoorstel, vergaderen in het openbaar.
  • 3. 
    Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats in een lidstaat heeft een recht op toegang tot de documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, welke vorm deze documenten ook hebben, alsmede tot de documenten van de door deze instellingen opgerichte agentschappen en organen.
  • 4. 
    De algemene beginselen, de voorwaarden en de beperkingen die, op grond van openbare of particuliere belangen, aan de uitoefening van het recht op toegang tot de documenten verbonden zijn, worden volgens de wetgevingsprocedure door het Europees Parlement en de Raad vastgesteld.
  • 5. 
    De in lid 2 bedoelde instellingen, agentschappen en organen stellen in hun reglementen van orde specifieke bepalingen betreffende de toegang tot hun documenten vast.

2.

Toelichting

  • 1. 
    Het eerste lid geeft aan dat de instellingen van de Unie met het oog op goed bestuur besluiten nemen in zo groot mogelijke openheid (herhaling van het begrip "openheid" uit artikel 1, tweede alinea, VEU ("Dit Verdrag markeert een nieuwe etappe in het proces van totstandbrenging van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa, waarin de besluiten in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen. ").
  • 2. 
    Lid 2 van het artikel gaat over de transparantie van het wetgevingswerk van het Europees Parlement en de Raad. In de eerste zin is de zinsnede "beraadslaging van de Raad" gebruikt om het volledige stadium van de wetgevende beraadslaging van de Raad te bestrijken, van het eerste debat van de Raad over een wetgevingsvoorstel tot de vaststelling ervan. Indien de Conventie zou besluiten de instelling van een Wetgevende Raad aan te bevelen, zou de verwijzing naar de Raad in dit lid moeten worden gepreciseerd.
  • 3. 
    Lid 3 is gebaseerd op artikel 255 VEG en artikel 42 van het Handvest van de grondrechten. In deze teksten wordt het recht op toegang verder uitgebreid tot de documenten van de door de wetgever opgerichte agentschappen en organen, zulks overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 173 van 27.6.2001, blz. 5) betreffende Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). In deze gemeenschappelijke verklaring is namelijk het volgende bepaald: "Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie komen overeen dat de agentschappen en soortgelijke organen die door de wetgever in het leven zijn geroepen, ten aanzien van de toegang tot hun documenten voorschriften dienen te hebben die in overeenstemming zijn met deze verordening. [...]"
  • 4. 
    Lid 4 van het artikel is gebaseerd op artikel 255, lid 2, in een versie die is bijgewerkt wat de verwijzing naar de procedure betreft, en waarin de termijn voor de vaststelling van de nadere voorschriften is weggelaten. De tekst bevat eveneens de term "voorwaarden", hetgeen beantwoordt aan de omschrijving van de werkingssfeer van Verordening nr. 1049/2001 in artikel 1, onder a). Artikel 255, lid 2, bepaalt dat de Raad "binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam [...] volgens de procedure van artikel 251 de algemene beginselen en de beperkingen [bepaalt] ...".
  • 5. 
    Het laatste lid is gebaseerd op artikel 255, lid 3.
2003
  • 1. 
    Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van de civiele samenleving te waarborgen, werken de instellingen, de organen en de agentschappen van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
  • 2. 
    Het Europees Parlement, alsook de Raad wanneer hij een wetgevingsvoorstel bespreekt en aanneemt, vergaderen in het openbaar.
  • 3. 
    Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of zijn statutaire zetel in een lidstaat heeft het recht op toegang tot de documenten, welke vorm deze ook hebben, van de instellingen, de agentschappen en de organen van de Unie onder de in deel III genoemde voorwaarden i.
  • 4. 
    In de Europese wet worden de algemene beginselen en de beperkingen vastgesteld die op grond van openbare of particuliere belangen, aan de uitoefening van het recht op toegang tot deze documenten verbonden zijn.
  • 5. 
    De in lid 3 bedoelde instellingen, organen of agentschappen stellen in hun reglementen van orde specifieke bepalingen betreffende de toegang tot hun documenten vast, overeenkomstig de in het voorgaande lid bedoelde Europese wet.
2003
  • 1. 
    Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van het maatschappelijke middenveld te waarborgen, werken de instellingen, de organen en bureaus van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
  • 2. 
    Het Europees Parlement, alsook de Raad van Ministers indien hij een wetgevingsvoorstel bespreekt en aanneemt, vergaderen in het openbaar.
  • 4. 
    Bij Europese wet worden de algemene beginselen en de beperkingen vastgesteld die om redenen van openbaar of particulier belang aan de uitoefening van het recht van inzage in deze documenten verbonden zijn.
  • 5. 
    De in lid 3 bedoelde instellingen, organen en bureaus stellen overeenkomstig de in lid 4 bedoelde Europese wet in hun reglement van orde specifieke bepalingen betreffende de inzage van hun documenten vast.
2003
  • 1. 
    Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, werken de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
  • 2. 
    Het Europees Parlement, alsook de Raad wanneer hij beraadslaagt en stemt over een ontwerp-wetgevingshandeling, vergaderen in het openbaar.
  • 3. 
    Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat heeft onder de in deel III genoemde voorwaarden i het recht van inzage in de documenten i van de instellingen, organen en bureaus instanties van de Unie, ongeacht de drager van het document.

    Bij Europese wet worden de algemene beginselen en de beperkingen vastgesteld die om redenen van openbaar of particulier belang aan de uitoefening van het recht van inzage in deze documenten verbonden zijn.

  • 4. 
    De instellingen, organen en instanties stellen overeenkomstig de in lid 3 bedoelde Europese wet in hun reglement van orde specifieke bepalingen betreffende de inzage in hun documenten vast.
2004
  • 1. 
    Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, werken de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
  • 2. 
    Het Europees Parlement, en de Raad wanneer hij beraadslaagt en stemt over een ontwerp van wetgevingshandeling, vergaderen in het openbaar.
  • 3. 
    Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat heeft onder de in deel III bepaalde voorwaarden i een recht van inzage in de documenten i van de instellingen, organen en instanties van de Unie, ongeacht het medium waarop zij zijn vastgelegd.

    Bij Europese wet worden de algemene beginselen en de beperkingen vastgesteld die om redenen van openbaar of particulier belang aan de uitoefening van het recht van inzage in deze documenten verbonden zijn.

  • 4. 
    De instellingen, organen en instanties stellen overeenkomstig de in lid 3 bedoelde Europese wet in hun reglement van orde specifieke bepalingen betreffende de inzage in hun documenten vast.