Onderafdeling 3 - Vrijheid van dienstverrichting

Inhoudsopgave van deze pagina:

III-26: Vrijheid van dienstverrichting

In het kader van [dit voormalige hoofdstuk] zijn de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die waarin degene gevestigd is te wiens behoeve de dienst wordt verricht.

Bij Europese wet of kaderwet kan het genot van dit hoofdstuk worden uitgebreid tot de onderdanen van een derde staat die diensten verrichten en binnen de Unie gevestigd zijn.

III-27: Omschrijving van de diensten

In de zin van de Grondwet worden als diensten beschouwd de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voorzover de bepalingen, betreffende het vrij verkeer van goederen, kapitaal en personen op deze dienstverrichtingen niet van toepassing zijn.

De diensten omvatten met name werkzaamheden:

  • a) 
    van industriële aard,
  • b) 
    van commerciële aard,
  • c) 
    van het ambacht,
  • d) 
    van de vrije beroepen.

Onverminderd [het voormalige hoofdstuk] betreffende het recht van vestiging, kan degene die de diensten verricht, daartoe zijn werkzaamheden tijdelijk uitoefenen in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, onder dezelfde voorwaarden als die welke die staat aan zijn eigen onderdanen oplegt.

III-28: Vervoer en liberalisatie kapitaalverkeer

  • 1. 
    Het vrije verkeer van de diensten op het gebied van het vervoer wordt geregeld door de [titel] betreffende het vervoer.
  • 2. 
    De liberalisatie van de door banken en verzekeringsmaatschappijen verrichte diensten waarmede kapitaalverplaatsingen gepaard gaan, moet worden verwezenlijkt in overeenstemming met de liberalisatie van het kapitaalverkeer.

III-29: Maatregelen voor totstandkoming vrijheid van dienstverrichting

  • 1. 
    Bij Europese kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de vrijheid tot het verrichten van een bepaalde dienst te verwezenlijken. Deze kaderwet wordt na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld.
  • 2. 
    Een Europese kaderwet zoals bedoeld in lid 1 heeft in het algemeen bij voorrang betrekking op de diensten welke rechtstreeks van invloed zijn op de productiekosten of waarvan de liberalisatie bijdraagt tot het vergemakkelijken van het goederenverkeer.

III-30: Liberalisatie van diensten

De lidstaten verklaren zich bereid, bij de liberalisatie van diensten verder te gaan dan waartoe zij op grond van de krachtens [ex artikel 52, lid 1,] vastgestelde Europese kaderwet verplicht zijn, indien hun algemene economische toestand en de toestand in de betrokken sector dit toelaten.

De Commissie doet de betrokken lidstaten daartoe aanbevelingen.

III-31: Toepassing

Zolang de beperkingen op het vrij verrichten van diensten niet zijn opgeheven, passen de lidstaten deze zonder onderscheid naar nationaliteit of naar verblijfplaats toe op al degenen die diensten verrichten als bedoeld in [de eerste alinea van ex artikel 49].

III-32: Algemene bepalingen

De [ex artikelen 45 tot en met 48] zijn van toepassing op het onderwerp dat in [dit voormalige hoofdstuk] is geregeld.

Noot PDC

De ex-artikelen 45 tot en met 48 zijn de artikelen III-21 tot en met III-24.